Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Adriana Jacoba, Hendrik en Christiaan Wilhelm Eijgelsheim. Stadsdriehoek Rotterdam 1869

Onderzoek door: Eric Eijgelsheim ( geb. 's-Gravenhage 22-03-1958 )

Gerritje Pfijffer ( 04-05-1806 / 24-04-1880 ) was 63 jaar en Flip Sr. ( Philippus Jacobus Eijgelsheim: 20-05-1804 / 25-10-1872 ) was 65 jaar. Beide waren onlangs weer grootouders geworden van een kleinzoon en kind van hun oudste dochter Adriana Jacoba ( geboren op woensdag 05-05-1830 / overleden op zaterdag 26-10-1912 ) en Johann Andreas Ott ( geboren zaterdag 20-03-1830 in Nijmegen / overleden op donderdag 21-06-1877 in Nijmegen, volgens akte 318 ). Hij werd 47 jaar oud.
Het was zijn tweede huwelijk. Op woensdag 30-12-1868 overleed zijn eerste vrouw in Nijmegen; Catharina Janssen, geboren te Nijmegen op woensdag 19-10-1825, met wie hij op donderdag 18-09-1856 huwde ( akte 93 ). Zij werd 43 jaar oud.
Adriana Jacoba Eijgelsheim en Johann Ott huwde op donderdag 18-03-1869 te Nijmegen ( huwelijks-akte 28 ). Dat was binnen drie maanden nadat zijn eerste vrouw was overleden

Adriana Jacoba zal deze maand op woensdag 15 December naar Nijmegen vertrekken, kort na de geboorte - op woensdag 17-11-1869 - van Johann Andreas Ott Jnr. in Heesch, bij Nijmegen ( tegenwoordig anno 2007: Hees; een Nijmeegse wijk ).

Het was er uiteraard niet van gekomen deze op te zoeken. Zo naast de deur was dat in die tijd niet. Johann Andreas Ott Jnr. is zijn loopbaan als winkelknecht begonnen, zo is bekend.
Drie jaar later, in het jaar dat Flip Sr. overleed, werd hun tweede kind, in Nijmegen: 1872, geboren; Gerardina Adriana Ott.

Het jaar na het overlijden van Johann Andreas Ott Sr., in 1877, huwde Adriana Jacoba Eijgelsheim op woensdag 04-09-1878 met Johan Adam Berkhof ( geboren vrijdag 25-03-1831 te Nijmegen en overleden op maandag 14-03-1904 te Nijmegen ( akte 184 ).
Het was ook zijn tweede huwelijk. Zijn eerste vrouw, waarmee hij in 1856 trouwde, Maria Lomsa van Sorgen, was in hetzelfde jaar ( 1878 ) als dat hij Adriana Jacoba Eijgelsheim huwde, overleden.

Twee jaar eerder, dan dat J.A. Ott Jnr. werd geboren, op vrijdag 22 maart 1867 werd het eerste kind van Christiaan Wilhelm Eijgelsheim ( Kris; het 8e kind van Gerritje en Flip: woensdag 22-02-1843 / maandag 27-11-1916 ) en Gerritje Valkenier ( geboren te Rotterdam, in de Sleutelsteeg 26 op dinsdag 24-06-1845 / overleden te Rotterdam op zaterdag 22-11-1919 ) geboren.
De Sleutelsteeg liep van de Baan naar de Schiedamsche Dijk en lag naast het Rooms-katholieke weeshuis aldaar.

De Sleutelsteeg ontleende haar naam aan het huis 'de Swarte Sleutels ', dat in 1611 op de hoek van de Schiedamsche Dijk en de steeg stond. Van 1614 tot 1706 werd dit huis 'de dubbele Sleutels ' genoemd. De steeg werd in 1598 aangelegd; de naam kwam reeds in 1623 voor.

Bij besluit B. 3 april 1944 werd de naam ingetrokken. Het huisnummer 26, waar Gerritje Valkenier in 1845 was geboren, had toen huisnummer 3-129.
Haar vader Engel Simon Valkenier was winkelier. Het gezin heeft er tot uiterlijk 1851 gewoond.
Zowel Kris Eijgelsheim als Gerritje Valkenier zijn overleden in de Gerard Scholtenstraat 98b ( westzijde ) te Rotterdam en kregen net als Flip Eijgelsheim en Gerritje Pfijffer twaalf kinderen. Flip heeft de geboorte van drie van hun kinderen meegemaakt; Gerritje zeven.
In het jaar van overlijden van Kris, in 1916, woonde daar op nummer 98b J. Boeglos en meubelmaker C. van der Linden, die hij nog kende van het timmermanswerk. Kris was namelijk op het laatst van zijn leven timmerman geweest.

Een jaar eerder woonde Kris en Gerritje Valkenier nog in de Heer Gillistraat 5. In het jaar na zijn overlijden stond Kris ( C.W. Eijgelsheim ) nog wel ingeschreven aan het adres Gerard Scholtenstraat 98b.
Vanaf het jaar van overlijden van Gerritje Valkenier ( in 1919 ) stond aldaar eveneens hun tiende kind Johannes Jacobus Eijgelsheim ( geboren zondag 27-09-1885 te Rotterdam, stukadoor en altijd ongehuwd geweest ) ingeschreven, die er tot zijn overlijden op donderdag 7 November 1918 heeft gewoond. Tot 1920 stond hij echter nog in het archief ingeschreven. Het pand werd omstreeks 1922 gesloopt.


In de Gerard Scholtenstraat was vanaf 1 april 1898 tot 1972 het Oude mannenhuis ( minder bekend als het Heilige Geesthuis of Kamer van XIII ) gevestigd.
De dertien oude mannen, die er toen zaten, zijn in 1972 overgebracht naar het Gerard Goossenshuis in Ommoord.
Vanaf 1898, kwamen in het Oude Mannenhuis, in de Gerard Scholtenstraat, de bejaarden uit het Proveniershuis aan de Provenierssingel, die daar sinds 1806 gevestigd was.

''Het Proveniershuis'' werd tot 1542 alleen werd gebruikt voor de verpleging van de leprozen en later tevens bejaarden ( proveniers ).
Dit ''Heilige Geesthuis of Oude Mannenhuis '' ( dat sinds 1434 aan de oostzijde op de Hoogstraat was gevestigd ) brandde in 1563 af tijdens de grote brand, welke de halve stad in as legde. Direct na de brand werd het opnieuw gebouwd.

Het eerste kind van Chr. W. Eijgelsheim ( Kris ) en Gerritje Valkenier werd vernoemd naar zijn opa; Philippus Jacobus. Hij werd geboren op vrijdag 22-03-1867 in de Meermanstraat 5 te Rotterdam en overleed op vrijdag 03-05-1899 in het Coolsingel-ziekenhuis.
Deze Philippus Jacobus, timmerman, huwde op woensdag 15-05-1889 met de negentienjarige Francina Vermeul, geboren te Oudshoorn en woonachtig te Kralingen ( akte 424 ).
Zij overleed op 28 jarige leeftijd op vrijdag 09-12-1898 ( akte 5904 ) en liet toen al zes kinderen achter. In negen jaar huwelijk hadden ze zeven kinderen gekregen. Vijf maanden na het overlijden van Francina Vermeul, overleed ook deze Philippus Jacobus Eijgelsheim op 32-jarige leeftijd en waren de 6, nog in leven zijnde, kinderen in korte tijd wees geworden.

Zij zou van vrijdag 3 december 1920 t/m zaterdag 7 mei 1921 en gedurende enkele jaren vanaf 1924 verbleven hebben in het - van 1909 daterende - psychiatrisch Ziekenhuis 'Huize Maasoord' te Poortugaal ( bij Rotterdam ) aan de Oude Maas, het latere Delta Ziekenhuis.


Vóór die tijd ( 1920er jaren ) blijft de behandeling van gestichtsbewoners beperkt tot verpleging en verzorging. Therapeutisch gebeurt er weinig: de belangrijkste therapie is de bed- en badbehandeling om patiënten kalm te krijgen. Er treedt echter in de jaren twintig een kentering op in het denken over krankzinnigheid.

In deze nieuwe opvatting past een 'actievere therapie ' om patiënten door arbeid en ontspanning te activeren.

Hendrik Eijgelsheim ( geboren 09-07-1845 te Leiden en op 29-08-1915 te Rotterdam overleden ) trouwt op woensdag 07-05-1873 te Rotterdam met Sibilla Lucia Vink ( geb. te Rotterdam op woensdag 29-08-1848 en op maandag 10-08-1908 te Rotterdam overleden ).


Hendrik en Sibilla kregen in 1886 een dochter: Hendrika Margaretha Elizabeth, geboren te Rotterdam, die op woensdag 02-10-1907 te Rotterdam trouwde met Pieter Remkes ( geb. 1883 te Hillegersberg ).

Kris ( Christiaan Wilhelm: geboren: 22-02-1843 te Leiden en op 27-11- 1916 te Rotterdam overleden ) Eijgelsheim, het achtste kind van Ph.J. Eijgelsheim en Gerritje Pfijffer, was huisschilder ( en stukadoor), zoals zovele bij Eijgelsheim, en woonde in de Zandstraatbuurt ( Zandstraatkwartier ), in de Raamstraat, om precies te zijn, op nummer 6-496, die op 't Haagscheveer uitkwam.

Het Haagscheveer, de kade van de Delftschevaart, waar gezellige binnenschippers, die met gestreken mast en hun Zeeuwse tarwe of bijvoorbeeld, in 't voorjaar, een zolderschuit met duizenden potjes bloemen, bestemd voor de Bloemenmarkt aan de Coolsingel of voor Pinksterendrie.
Pinksterendrie was een extra " Rotterdamse " feestdag , die ook wel in andere plaatsen werd gevierd. Het was de dag na Pasen en speciaal de dag na Pinksteren. Pinksterendrie werd gevierd op het Van Hoogendorpsplein met zure bommen, vliegende kanaries en speeltjes, die vaak meer verkocht werden dan de potten geraniums of violen.
Voor een bijzonder gezellige sfeer zorgden ook de boeren van de eilanden, die komen van de drukke veemarkt, in hun grijze stofjassen, klompen aan hun voeten en de stok in de hand, even naar de bloemenmarkt gingen om een bosje bloemen te kopen voor thuis.
De markt na Pinksteren was wel de grootste, dan waren er meer bloemen. De bloemenmarkt op de Coolsingel, was daar een overblijfsel van.


Nu staat aan de Coolsingel het Stadhuis, waarvoor 'de Polder ' ( het zandstraatkwartier of Zandstraatbuurt indertijd is gesloopt ). Het oude Stadhuis in Rotterdam, aan de genoemde Nieuwe Markt, grenzend aan de Botersloot en Kaasmarkt staat ook een standbeeld van Kaat Mossel ( Caetje Mulder ). Zij werd geboren op donderdag 25 maart 1723 en overleed in diepe armoede en bijna vergeten door haar tijdgenoten, op zondag 29 juli 1798; de maagd van Holland ) '' de Hollandse Maagd ".
Het standbeeld is ter herdenking aan het jaar 1813 toen we bevrijd waren van de Franse overheersing, maar op donderdag 22-10-1874 onthuld werd ter gelegenheid van het derde eeuwfeest van de Bevrijding van de Spanjaarden.

Dit was overigens kort nadat in 1874 de drinkwaterleiding in gebruik was genomen. In de sokkel van het monument was een bescheiden fontein opgenomen, die kon nu gevoed worden met zuiver drinkwater. Het was de eerste fontein in de stad. Het vormde een geliefde speelplaats van de Rotterdamse jeugd.

Na de herinrichting van het plein in Juli 2000 is het standbeeld 90 graden naar links ( het zuiden ) gedraaid en staat zij nu met haar rug naar de vroegere openbare bibliotheek en met haar gezicht naar de Nieuwe Markt, terwijl zij voorheen richting de St. Laurenskerk keek, naar het westen.


Kaat Mossel viel in de patriottentijd ( 1780 - 1787 ) bovenal op door haar ijver voor Oranje en was fel tegen een ieder die daar anders over dacht en was dus niet alleen een bekend mosselvrouwtje in Rotterdam.

Met oranje linten, strikken, groen versierd en zwaaiend met takken van '' oranjebomen '' maken de vrouwen deel uit van het orangistisch ''gemeen '' oftewel de bewoners van het Achterklooster en andere volksbuurten.
Op de verjaardag van de Prins van Oranje op 8 maart 1783 was, onder aanvoering van Catharina Mulder ( Kaat Mossel ), de omgeving van het Achterklooster versierd. Haar vijanden noemden Kaat: '' de bulhond van Oranje '', omdat zij de prins zo vurig verdedigde. Het overwegend Oranjegezinde volk keerde zich - bij relletjes met een politiek karakter - tegen de stedelijke regenten, die veelal weinig op hadden met de prinsen van Oranje, in hun functie van stadhouder van Holland.
Kaat Mossel was ook keurvrouw van de mosselen, waarvoor zij in 1758 werd aangesteld en had aan de Zeevischmarkt haar standplaats.
Nu nog steeds zijn er restaurants en eetgelegenheden in Rotterdam onder de naam Kaat Mossel .

De Nieuwe Markt, of eigenlijk: de ( Lange- ) Baanstraat, waar Hendrik Eijgelsheim, het tiende kind van Gerritje Pfijffer, in 1878 op nummer 9 gewoond heeft, was vooral bekend vanwege de rellen op zaterdag 3 April 1784 voor de Prinsenkerk. Die waren zo hevig, dat de Patriottische Burgerwacht het vuur opende en er 4 mensen omkwamen.

Deze Burgerwacht ( de schutterij ) heeft van 1340 tot 1907 binnen de muren van Rotterdam bestaan. De naam 'schutterij ' is afgeleid van ' beschutter ', wat neerkomt op beschermer. Zij waren in eerste instantie de beschermer van hun eigen stad.
Er waren twee schuttersgilden: de handboogschutters met St. Sebastiaan en de voetboogschutters met St. Joris als patroon. Deze laatste hadden hun '' Plaats '' bij De Doele ( ten westen van de Delftschevaart ) achter 't Haagscheveer, waar Gerritje en Flip Eijgelsheim op uit kijken vanuit hun nieuwe onderkomen.

Kaat Mossel werd, vanwege haar aandeel in die rellen van 3 April 1784, drie jaar vastgezet. Ze was toen goed en wel net vrij gekomen vanwege haar aandeel bij rellen in Den Haag, waar ze zo'n opschudding veroorzaakt, dat ze in Rotterdam werd gearresteerd voor een paar maanden.

Kaat Mossel woonde zelf aan de Zwanenstraat. Haar overbuurvrouw, Cornelia Swenke ( Zwarte Keet of Ruige Keet ) , assisteerde Kaat meestal bij haar rebelse rol. Ook een andere goeie vriendin, Clasina Verrijn, die de Oranjemeid werd genoemd, was van de partij om onrust te stoken. Niet alleen in Rotterdam manifesteerden zij zich als aanstichtsters van rellen, maar dus ook in Den Haag.

Eens per jaar werd De Maagd van Holland onder veel officieel gedruis met een krans van sinasappelen vereerd. Als het officiële deel voorbij was, bleken ook de '' appelsiene " verdwenen te zijn. Kaat Mossel kreeg twaalf kinderen, net als Gerritje Pfijffer, van wie er velen tijdens haar leven stierven.


De eerste verhuizing van Gerritje en Flip van Leiden naar Rotterdam was op 13 maart 1859, waarna ze op vrijdag 18 januari 1861 terug naar Leiden keerden voor bijna twee maanden.


In de Sleutelstad Leiden hadden ze tot zondag 13 maart 1859 gewoond in de Rijnstraat, die nog steeds ( anno 2007 ) bestaat. Hij loopt globaal van de 4e Binnenvestgracht, via de Hooge woerd tot aan de Nieuwe Rijn in de binnenstad van Leiden ( Noord ).
Hun achtste kind: Christiaan Wilhelm ( 1843 - 1916 ) is er geboren. Het is een korte straat waar eens een school was en waar nog steeds, sinds 1666, het Tevelingshofje van Jacob en Charles Tevel ( kooplieden ) in de buurt is, aan de 4e Binnenvestgracht nr. 7. Het is één der rijkste hofjes van Leiden.

Nu, in 1869, is Kris al helemaal aan Rotterdam gewend. Hij woonde in de Raamstraat, de rossebuurt van van Rotterdam, in het Zandstraatkwartier ).
Onlangs heeft Jan Arienszn. Rijshouwer, de nieuwe huisbaas van Gerritsje Pfijffer en Flip Sr. Eijgelsheim aan het Haagscheveer 18-1 ( Kaarsenmakersgang ) een stukje Rotterdam laten zien, dat hij nog niet kende. Als tegenprestatie leidde Kris hem rond door het Zandstraatkwartier.

Vanaf ca. 1852 woonde de huisbaas van het Haagscheveer 18-1 (Kaarsenmakersgang 6-381) Jan Arienszn. bijna tien jaar lang aan de Goudschensingel 13-1001d en vanaf 1863 tot 1872 ( het jaar van zijn overlijden ) aan de Schiekade 14-401.

De Gousche(n)singel ( Goudsesingel ) is een oude, inmiddels gedempte, singel in Rotterdam en vormt de noordoostelijke zijde van de Stadsdriehoek. De geschiedenis van de Goudschesingel gaat terug tot ongeveer 1360 toen deze gegraven werd als Goudsche Vest, en in het verlengde de Oostvest. De Gouschesingel liep in 1481 van de Oostpoort naar het Goudsche poortje en na 1505 liep het door van de Goudsche Poort tot aan Couwenburghseiland.
De Goudsche Vest was de scheiding tussen de stad Rotterdam en het ambacht Rubroek. De Goudsche Vest en de Oostvest zijn gedempt tussen 1886 en 1905. Het eerste gedeelte van de Oostvest werd in 1871 gedempt.

Aan de '' de Baan C 607 '', waar zijn neef Jan Johanneszn. Rijshouwer in 1838 woonde, was vanaf 1854 de smederij van Bartel Wilton ( 1828 - 1898 ) gevestigd, stichter en oprichter van Wilton's machinefabriek en scheepswerf ( het later Wilton- Feyenoord ), nabij molen De Arend, die in 1890 afgebroken is.
De Baan is in de 17e eeuw ontstaan, doordat er zich ter plaatse een lijnbaan bevond opgericht door de VOC Kamer in 1630, met het 'baanhuis ', die er al in 1626 was. De Baan dankt zijn naam aan de straat die langs 'de lijnbaan ' liep.

Bart Wilton kon Wilton oprichten met de hulp van o.a. de reder Willem Ruys van de latere rederij Willem Ruys & co.. Bartel Wilton werd, vanwege die situatie, meer scheepsmid, dan huissmid.
Jan Arienszn. Rijshouwer woonde ( in 1852 ) aan de Schielands Hoge Zeedijk op nummer 15.663a, de oude naam van de dijk, die langs de Nieuwe Maas ligt, aan het eind van de Stads Vest richting de Zalmhaven en 't Vasteland.


Op Rotterdams grondgebied heeft de Schielands Hoge Zeedijk ooit van oost naar west gelopen van de Schaardijk naar de Schiedamseweg met o.a. de Hoogstraat er tussenin.
De Hoogstraat ligt ( daarom ) sinds het begin van de dertiende eeuw wat hoger dan haar omgeving, om de mensen ten Noorden van de waterkering te beschermen tegen het water van de Maas. De dijk werd omstreeks 1250 aangelegd. Binnen deze dijk lagen Overschie, Hillegersberg, Kralingen en daar ontstond ook Rotterdam.

Zelfs op 1 December 1936 gebeurde het nog dat dit gedeelte van de Stad rondom Groenendaal ( in 1911 gedempt ), door een vloedgolf onder water werd gezet
Echte Rotterdammers zeggen, vanwege het feit dat de Hoogstraat dus iets hoger ligt dan haar omgeving, nu nog steeds '' op de Hoogstraat " en niet " in de Hoogstraat ".

De naam Hoogstraat, die in het midden van de veertiende eeuw Middeldam werd genoemd, komt in 1396 voor het eerst voor en werd later ook bekend als de zgn. pantoffelparade, omdat heel wat jongelui hier in het weekeinde wandelden op zoek naar een toekomstige verloofde.
Nu in 1869 is de Hoogstraat het bekendste winkelgebied in het stadscentrum, met nog steeds een provinciaals karakter.





Klik hier als je meer info zoekt over iets wat Eric noemt over een straat of een naam:
ga naar Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in,
bijvoorbeeld Eijgelsheim (of iets anders) en klik op ENTER





Klik hier voor de overige verhalen van Eric Eijgelsheim op onze site





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

18 Maart 2008