(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
De Post wordt keurig bezorgd, in 1840
Over precies een maand wordt Hans pas 60, en dus gaan we hier alvast wat van zijn cadeau vertellen, want je moet toch weten wat je aan je broer geeft, als Aad het nog niet uit heeft over een maand, krijgt Hans alleen de kaft natuurlijk.......
Nou weet Aad over 2 maanden natuurlijk weer geen antwoord te geven, op al die vragen die misschien komen n.a.v. deze cadeau verhalen, dus dan mag Hans die beantwoorden. Zijn emiel adres staat bovenaan deze pagina trouwens.
In dit verhaal gaan we het hebben over de postbode / brievenbesteller van Rotterdam AD 1840, al staat dit verhaal niet in dat boek voor Hans....
Is het al zo laat? Worden de brieven al uitgedeeld?
Pakhuisknechts en kantoorklerken ijlen naar het open loket, waar het geheimen bevattende papier in talloze vormen wordt uitgereikt aan de bedienden van hen die de komst van de besteller niet afwachten kunnen.
Er zijn er die iedere ochtend aan hun ontbijttafel al gretig naar hun correspondentie zitten uit te zien. Is hun verlangen bevredigd dan verdiept de koopman zich in zijn lectuur, loopt zijn wissels door en schudt het hoofd bij captie en schade-rekeningen; de makelaar ziet veilingbiljetten en marktprijzen in; de effectenhandelaar. . . maar genoeg!
Het gewoel voor en om het postkantoor is aan het ebben, verloopt eindelijk helemaal en het plein is weer leeg.
Intussen zijn de bestellers aan het werk gegaan. De een na de ander komt, met pakken onder de arm en handen vol grotere en kleinere brieven, het postkantoor uit en stapt 's heren straten op. De een slaat rechts af, de andere links om de stad van A tot Z te doorkruisen en daarbij de verzegelde verborgenheden aan de belanghebbenden af te geven en de porti te ontvangen.
Het ambt van brievenbesteller behoort niet tot de aanzienlijkste bedieningen, maar toch zijn er maar weinig ambtenaren belast met gewichtiger bezigheden. Hoeveel schatten en geheimen, hoeveel geluk en ongeluk heeft hij elke morgen in handen! De depêches uit de residentie, de dispositiën, aanstellingen en gratificatiën houdt hij onder de arm; tussen de vingers: bankpapier en wissels. Voorts bezorgt hij de geboorte-, huwelijks- en doodsberichten. Hij verschrikt en verblijdt en dat alles met een kalmte, een gelijkmoedigheid, als waren alle menselijke aandoeningen zijn aandacht niet waard.
Hij is een hoger wezen, dat zijn giften, hetzij zoete of wrange, uitdeelt; een engel des goeds en des kwaads, aan ieder het hem toebeschikte gevende, zonder aanzien des persoons en verre boven de dank van de gelukkige en de klacht van de misdeelde verheven.
Daar gaat hij, de onverbiddelijke geluk- en jammerbode, bellend en kloppend zijn gunsten en kastijdingen uitreikend. Al wat hij zelf begeert zijn wat stuivers, die hij zowel van bedroefden, als van verblijden vordert. Afdingen kan men niet en de arbeider in zijn werkplaats moet hem evenveel betalen als de minister in zijn hotel.
Zo regelmatig als de zon verricht hij zijn dagelijkse gang; maar hij heeft boven de zon nog het voordeel dat noch sneeuw, noch regen hem aan ons oog onttrekken. In wind en weer stapt hij even vlug door het slijk als door het stof van de straten, altijd maar aanbellend, uitreikend, ontvangend, altijd maar voortgaande tot hij zijn werk gedaan heeft.
Toch is het niet te verwachten dat het hem onverschillig is welke stoep hij opgaat. Hier, in dit herenhuis, wordt de deur maar halverwege door een pedante huisknecht geopend. Hij ziet de witgekielde lakei, wiens rang zo ver beneden de zijne is, nauwelijks aan; reikt hem zonder meer de brieven over, ontvangt zijn geld en spoedt zich verder. Maar daar, waar hij in dat kleinere huis af en toe een tijding te brengen heeft, opent een vriendelijk dienstmeisje de deur helemaal en laat hem zelfs, als het regent of tocht, binnenkomen.
Daar kan het wel gebeuren dat hij iets vriendelijks zegt en dat hij er genoegen in schept naar de kuiltjes in de lachende wangen van het lieve kind te kijken als hij haar toeroept: meisje, hier is een minnebrief voor je!
Stuk voor stuk laat hij zich door de kleine vingers de gevraagde stuivers uittellen en soms beweert hij dat hij veel te veel heeft gekregen om dan zelf in haar hand het geld nog eens te kunnen overtellen.
Deze stoep verlaat hij dan ook nooit zonder een vriendelijk knikje te geven en te krijgen.
Wat treurig en eentonig moet voor velen de tijd geweest zijn toen er noch postkantoren, noch brievenbestellers bestonden! Want steekt er niet een heimelijk genoegen in het lezen van wat men ons gisteren of al eerder van elders schreef? Zelfs droevige tijdingen zou men niet achtergehouden willen hebben.
Stelt u zich eens een koopman voor zonder brieven; een makelaar zonder ontvangen orders bij de op handen zijnde koffieveiling; een speculant zonder notering van de fondsen van elders!
En jullie, verliefde harten, hoe wisten jullie - door velden en rivieren gescheiden - iets van elkaar af?
In een welgeordende maatschappij achten wij een brievenbesteller een onontbeerlijke man en zeker niet een alledaags persoon bevoegd om die belangrijke post te bekleden. Want een brievenbesteller moet niet alleen een goede wandelaar zijn, niet alleen allerlei handschriften kunnen lezen, vlug kunnen rekenen en een topografische kennis bezitten van alle wijken en straten van de stad, maar hij moet ook een man van onbesproken eerlijkheid en trouw zijn.
Stel eens, dat een brievenbesteller, al was het maar ééns in zijn leven, de boze lust bekroop om zijn papieren en pakketten niet bij de belanghebbenden te bezorgen, maar bijvoorbeeld in het vuur te gooien, wie berekent dan de schade, het ongerief en de verwarring, die uit die enkele daad voor honderden zou kunnen ontstaan?
Heus, een man van wiens degelijkheid zoveel afhangt en wiens kwade trouw zoveel onheil zou kunnen berokkenen, is een man van gewicht en zijn ambt een ambt van het grootste belang.
Niettemin zijn er vele soorten brievenbestellers. Deze zijn kloek en vlug, gene oud en voor hun bedrijf ongeschikt geworden.
Een vlugge brievenbesteller, die de buren rechts en links, bijna gelijktijdig het hunne geeft, de gulden met de ene en de stuiver met de andere hand wisselt, is een de ogen strelend wezen.
Een afgeleefde brievenbesteller, die op elke stoep gaat zitten, en dan zijn bril opzet om de handschriften te lezen, en wiens knokkels te stram geworden zijn om de kleine munt met gemak aan te pakken of terug te geven, is een meelijwekkend voorwerp.
Kijk eens naar die arme, moede slover: hij hijgt als het warm is en bibbert als het vriest. Die krijgt ook maar een zuur stuk brood! Kom morgen maar eens terug, goede man, met een aanbevelingsbrief. Wij zullen die graag ondertekenen, opdat u een karig pensioentje verzekerd wordt en u van uw arbeid zult kunnen rusten.
Tot slot: de post van brievenbesteller is een rechtschapen beroep. Niets belachelijks of verwijfds kleeft er aan zijn werk. Hij breit niet als een nettenknoper, hij hoeft zich niet te bukken als een wafelbakker, niet te zitten als een keurslijfmaker! Neen, zijn bedrijf is mannelijk: hij is vroeg op pad en dagelijks in beweging.
Mocht hij nog ongetrouwd zijn, dan wensen wij hem tot vrouw één van die knappe dienstmeisjes, met wie hij wel eens een morgenpraatje gewisseld heeft en die hij wel eens in de kleurige wangen een kuiltje heeft doen lachen.
En u, die dit leest, wensen wij morgen een goede tijding, als de brievenbesteller bij u aanbelt.
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|