Een e-mail sturen naar Hans? Zijn e-mail adres is hans@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Een biografie geschreven in 1951 :

De duikelaar

Prachtige OCR verhalen uit een van onze boeken, Aad vindt het heerlijk om ze te lezen, hopelijk jullie ook ....enne let niet op kleine OCR foutjes

Uitsluitend vertellen over de straattypen, die vroeger door de verdwenen binnenstad doolden. Dat was mijn opdracht. Nu, er zijn er heel wat geweest. Meer dan ik voor uw verbeelding kan doen herleven. In twee catagorieën behoren zij echter gescheiden te blijven. Zij, die tot de werkelijk aanstoot en spot opwekkende gedegenereerde leden van het vagebondengilde behoorden, en zij, die gerekend moeten worden tot de kleine nijvere negotianten, de rustige fatsoenlijke mensen, die er iedere dag opnieuw op uit trokken om hun schamele boterham op te scharrelen, doch die door hun eigenaardigheden de publieke aandacht trokken. Beide groepen mogen dus niet vereenzelvigd worden.



„En 'n centje, 'n centje
'n Cent 'n duikelaar.
Kom mensen maakt je centen klaar
En koop van mij een duikelaar
"n Centje 'n centje
"n Cent een duikelaar".

Wie van de oude Rotterdammers herinnert zich hem niet? A. Gijzeling was zijn naam.

Hij logeerde in een der bedelaarslogementen der binnenstad. Hij droeg altijd klompen, waarover zijn slobberige broekspijpen in plooien afhingen. Voor zijn borst hing aan een touwtje een langwerpig mandje, waarin hij zijn papieren acrobaten meedroeg. Voor reclame had hij er een paar buiten zijn mand hangen. Daarboven altijd zijn onzindelijke hand met de groezelig zwarte nagels, waarvan duim en wijsvinger het stokje draaide, waardoor het papieren poppetje in rood en blauw karton dan duikelde.

Hij was een der meest karakteristieke straattypen. Begrijpelijk is, dat zijn duikelaars altijd méér dan een cent opbrachten. Hij bezocht kroegjes en werd er ook dikwijls in genodigd, waar hij dan onder gejuich der drinke- boers binnen trad. Hij werd dan getracteerd en moest zingen. Men kocht hem zijn duikelaars voor dubbeltjes af, kortom men maakte hem tegelijk dronken, zodat hij - weder op straat - zijn roer niet meer kon houden.
Niettemin bleef hij zingen van: „'n Centje, 'n centje" en in die momenten -waren het weer de Rotterdamse straatjongens, die hem treiterend omring- den. Dan bleef „de duikelaar" staan en onvast op zijn benen, mat hij zijn aanvallers en gromde iets onverstaanbaars in zijn slordige baard.
Hij poogde dan - want wraakzuchtig was hij niet aangelegd - de spot- lustige bende te vertederen en gromde dan: „Géén kwaad doen.... géén kwaad doen...."
Dat was zijn stopwoord.

Als zij dan hun plagerijen intoomden, glimlachte hij tevreden door zijn baard, waarboven zijn sponzige paarse neus uitstak.

Toen *k eens voor de krant op informatie was, hoorde ik van een logement- houdster, dat „de duikelaar" in het ziekenhuis aan de Coolsingel was over- leden.

Bukkend onder de toonbank, toonde zij mij zijn achtergelaten mandje met een tiental duikelaars.

„Och, last hadden we nooit van *m. Hij zat altijd stil en bromde maar wat. Precies een kind. En dan zat hij daar in het hoekje zijn duikelaars te plakken en de houtjes te snijen".



Van al deze straattypen neem ik in gedachten afscheid, 'k Laat hun gestalten weer verdwijnen achter de coulissen van het verleden. De revue is geëindigd! Het scherm zakt.





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

7 Juni 2002