Een verhaal geschreven in 1943 :
De sentimentele Rotterdammers en hun stad
Prachtige OCR verhalen uit een van onze boeken, Aad vindt het heerlijk om ze te lezen, hopelijk jullie ook ....enne let niet op kleine OCR foutjes
We hebben op onze site al iets over sentimentele Rotterdammers, klik maar even op deze link, maar in 1943 werd dit ook al onderkend :
Het is een merkwaardig mensensoort, dat opgroeit, met de ene generatie na de andere, langs de oevers van de Rotte en aan de boorden van de Schie. Men zal zelden in de een of andere mensenmenigte een Rotterdammer kunnen aanwijzen. En toch, hij heeft iets eigenaardigs over zich.
Het komt weinig voor, dat men hem onmiddellijk aan zijn dialect herkent. Echt Rotterdams hoort men zelden in de Maasstad en dan is het meestal nog eerder een z.g. platte spraak dan een echt plaatselijk taaltje. Het Amsterdams en het Haags zijn veel typerender voor de mensen, die er zich van bedienen.
Het z.g. echte Rotterdams is meer de manier van spreken van een belangrijk gedeelte van Zuid-HolIand. Inderdaad is het ietwat rauw en soms ook wel slordig, maar men kan er desondanks de gemiddelde Rotterdammer niet mee karakteriseren.
Het valt op, dat de Rotterdammers zo buitengewoon aan hun stad hangen. Amsterdammers kunnen deze liefde niet eens begrijpen, Hagenaars verwonderen er zich over. Met Rotterdam en de Rotterdammers is het eigenlijk, zoals met een moeder en haar lelijke kindje, dat zo tegenover de anderen afsteekt. Ze houdt er daardoor des te meer van.
De gemiddelde Rotterdammer geeft onmiddellijk toe, dat zijn stad niet mooi is. Ten spijt hiervan maakt hij zich kwaad op elke stadgenoot, die zich voorgoed in de omgeving van het Haagje vestigt, onder voorwendsel, dat Rotterdam nu eenmaal geen woonstad is.
En dan somt hij alle mooie plekjes op, voegt hier nog bij, wat er van dien aard op komst is, zoals b.v. het Kralingse Bos en komt tot de conclusie, dat er feitelijk geen tweede stad is als Rotterdam.
Waarin die liefde voor de stad precies wortelt, valt niet gemakkelijk te verklaren. Niemand is het er over eens. Geen sterveling heeft er een volkomen aannemelijke verklaring voor kunnen geven. Het voorbeeld van de moeder en haar lelijke kind is ten slotte slechts betrekkelijk.
Zou de Rotterdammer zó van zijn stad houden, omdat iedere niet-Rotterdammer gauw voor de dag komt met de bewering, dat de Maasstad vuil en onaanzienlijk is? Dus bij wijze van protest?
Zeker is, dat de Rotterdammer heel goed een Amsterdammer over zijn stad kan horen afgeven, zonder dermate kwaad te worden, als een Amsterdammer zou zijn, indien een Rotterdammer de vermetelheid had.... Het Rotterdamse minderwaardigheidsgevoel, dat inderdaad bestaat, is niet erg prikkelbaar. Er schuilt iets weemoedigs in. Deze weemoedigheid is intussen vervuld van een grote voldoening. Want al geeft elke Rotterdammer volmondig toe, dat Amsterdam een wereldstad is, het staat onomstotelijk bij hem vast: er is maar één Rotterdam.
Een Rotterdammer als Speenhoff kon zijn medeburgers met een gerust hart Rotterdammerlingen noemen. Niemand nam of neemt het hem kwalijk. De manier, waarop een Rotterdammer zich gewoonlijk tegenover de superioriteit van een Amsterdammer stelt, is die van de man, aan wie de toekomst is.
Langzaam maar zeker waren de Rotterdammers bezig - en ze zijn het nog - aan de verfraaiing van hun stad. Ook Rotterdam moet een wereldstad worden. Ze vonden, dat ze al aardig op weg waren.
En als een niet-Rotterdammer zich dan al eens sceptisch toonde of niet erg ingenomen blijkt met de een of andere nieuwe aanwinst, zoals b.v. de veelomstreden nieuwe beurs van Staal, bevangt de Rotterdammer zoiets als pijnlijke verbazing. Dit gebeurde ook, toen een doorgefourneerde Amsterdammer eens op uitnodiging van een even doorgefourneerde Rotterdammer naar de Maasstad kwam, om de nieuwe beurs te bezichtigen. Van het station af praatte de Amsterdammer over Amsterdam en de beurs van Berlage. Tegen de avond was hij over Amsterdam uitgepraat en herinnerde zich plotseling, midden in het borreluurtje, waarom hij eigenlijk naar Rotterdam gekomen was. Hij informeerde, waarom zijn vriend hem niet naar de nieuwe beurs had gebracht. Die antwoordde hierop, dat ze er driemaal langs gekomen waren en er precies tegenover zaten.
Werkelijk, de Rotterdammers zijn merkwaardige mensen en de gemoedelijkheid zelve. Ze zijn ietwat stroever dan de Amsterdammers. Kent men ze echter goed, dan ontpoppen ze zich als trouwe vrienden. Dan heeft de niet-Rotterdammer een kans, iets op te vangen van de uitdrukkingen en gezegden, die tot het Rotterdamse spraakgebruik behoren.
Hiertoe zijn ook in de gelegenheid de velen, die zich vooral sinds de wereldoorlog in het zo snel uitgroeiende Rotterdam gevestigd hebben. Menige niet-Rotterdamse heeft aanvankelijk met verbazing haar melkboer over een pintje melk horen spreken en haar groenteboer over peentjes in plaats van worteltjes. Een echte Rotterdammer heeft het over konen, als hij wangen bedoelt. Van die aard bestaan er veel merkwaardigheden. Brusse en Willem van lepen-daal hebben er heel wat van in hun boeken vastgelegd. "Boefje" was in dit opzicht een echt Rotterdammertje.
1923
Inmiddels mag "Boefje" wel worden beschouwd als een der laatste echte, geboren en getogen Rotterdammers. Immers, het ras was zo'n beetje aan het uitsterven.
Niet door gebrek aan levenskracht. Eerder door de grote toevloed van niet-Rotterdammers en het uitzwermen van talrijke echte Rotterdammers naar alle hoeken van het land en zelfs van de wereld. Mensen van de eilanden, verder Brabanders, Limburgers, Groningers en Friezen hebben misschien al de overhand gekregen, zulks ook, omdat een aantal oude Rotterdamse geslachten zich in Wassenaar en Voorburg en omgeving vestigde.
De niet-Rotterdamse elementen drongen tot diep in de binnenstad door, waar overigens het karakteristiek Rotterdams op menig plekje nog onbedorven en onvervalst be-waard was gebleven en Rotterdammers woonden, wier burgernaam sinds overoude tijden in de stadsregisters voorkwam.
Deze binnenstad bestaat thans niet meer en met haar is een mooi, interessant stuk van Rotterdam verloren gegaan. Maar de generatie van Rotterdammers, die er tot op de huidige dag hun stempel op hadden weten te drukken, deze kern van een stoer, hard werkend mensensoort, ze bleef gelukkig behouden. En al is ze dan voor een belangrijk gedeelte geëvacueerd en verspreid, als straks de reveille voor het nieuwe, herboren Rotterdam zal worden geblazen, zullen ze weer in duizenden terugkeren naar de zozeer geliefde geboortestad en er opnieuw hun stempel op drukken. Want de Rotterdamse geest blijft onverwoestbaar. Hij is als staal en beton, betrekkelijk eenvoudig van samenstelling, maar duurzaam en tegen de zwaarste schokken bestand.
Hij werd op een bijzonder aantrekkelijke wijze weerspiegeld in datgene, wat we hier hebben beschreven, zoals we het hebben beleefd en meegemaakt en zoals het in onze herinneringen voortleeft.
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Last update :
25 Januari 2002