Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Gastenboek

Naar beneden 

Gerard Martens heeft weer een prachtig verhaal ....

Mijn vader een gewone man.


Alvorens ik mijn vader aan jullie ga voorstellen, wil ik eerst dit gedicht even laten zien.



Ik moet er nog om lachen, vooral als ik me de woede van mijn moeder herinner. Die was furieus, want, hoe kreeg ze in hemelsnaam de waskuip weer schoon, die pa gebruikt had om de olie in te gieten. Hoe hij de kuip schoon gekregen heeft, weet ik echt niet meer, maar hij moest heel wat keertjes naar de waterstoker om emmers warm water te halen. Dit was dan als inleiding.

Mijn vader is in 1881 geboren in Made en Drimmelen en ja, onze stamboom, gaat al terug tot ± 1600 waar Adriaan Martens, getrouwd met Maria van Rosmalen, molenaar in Made was

Mijn vader, ook een Adrianus, was dus een echte Brabander, die zo tussen 1905 en 1910 met zijn vier broers naar Rotterdam trok om daar allemaal als bakker te gaan werken. Eén broer Jan, trok verder naar Amsterdam.
Mijn vader trouwde met Cornelia Roestenburg en zij gingen in de Gerard Scholtenstraat wonen.
Tijdens de beruchte griepepidemie verloor hij zijn vrouw en met twee kinderen achtergebleven, trouwde hij later met mijn moeder, Cornelia Pappelendam-Kosterman. Zij was eveneens een weduwe met twee kinderen. Mijn moeder was geboren in Wijk bij Duurstede.

In de week, had mijn vader niet zoveel tijd. Bakker was een zwaar beroep en hij zei altijd tegen mij:

Gerard, je mag van mij alles worden, behalve bakker.

Maar zondags trok hij altijd met mij op. Naar het voetballen kijken. Naar de schietbaan bij de Romeinen en nog zoveel leuke dingen.
Toen hij later zonder werk was, zei hij altijd als we naar R.F.C. aan de Essenburgsingel gingen kijken:

Wat wil je? Gaan we lopen en kopen we een reep chocola, of gaan we met de tram?

Nou ik heb natuurlijk veel met hem gelopen. Vooral als het koud was. Als we dan verkleumd van de tribune kwamen zei hij

Goed stampen met je voeten en lekker doorlopen, dan ben je zo weer warm

En zo liepen we dan de Essenburgsingel af, onder de Beukelsdijktunnel door, de Walenburgerweg af en dan nog de Bergweg tot aan de Vinkenstraat.
Op de hoek van de Vinkenstraat keken we eerst nog even naar de andere voetbaluitslagen, die bij de sigarenwinkel in de etalage hingen en dan waren we weer thuis.

Mijn vader repareerde zelf de schoenen van het hele gezin, net zo als bijna alle vaders dat toen deden. Op een dag kwam hij echter thuis met iets nieuws. De plakzool. Die had hij op de markt gekocht en dat scheelde hem een hoop werk. Of de plakzool inderdaad sterker was dan de gewone zool, daar heb ik altijd aan getwijfeld. Maar ja…
Op Oudejaarsavond bakte mijn vader altijd, maar nooit oliebollen. Hij bakte Berliner Bollen. Dat deed hij heel bedreven. Eerst twee stukken deeg, daar een lik jam of pudding erop, de twee delen tot één bol maken en dan natuurlijk bakken. Dat kon je aan hem wel overlaten. Het gevolg was, dat als wij lekker zaten te smullen, hij geen hap door zijn keel kon krijgen. Hij had al genoeg aan de lucht, zei hij dan.
Het leukste was wel, als hij met sigaren maken bezig was, maar hij was ook weer één van de eersten, die een apparaatje op de kop tikte, waarmee je sigaretten kon rollen. Zo had hij altijd wat.

Zoals heel veel steuntrekkers, moest mijn vader ook naar de werkverschaffing. Hij moest naar Drente om daar ontginningswerk te doen. Zo was hij dus de hele week weg en kwam hij doodmoe in het weekend even thuis. Ach, zei hij dan, ik hoef tenminste niet iedere dag te gaan stempelen. Want dat was ook een heel vernederend iets. Iedere dag naar het stempellokaal, om daar in de rij te moeten wachten om je stempel te zetten. Een werkeloze behoorde in die tijd niet tot de gewone burgers. Daar zorgde de overheid wel voor. Dankbaar en onderdanig moesten ze zijn.
Maar blijmoedig als hij was, mijn vader sloeg zich door alles heen en het kwam zelfs zover, dat hij een volkstuintje had. De naam van het weggetje weet ik niet meer, maar het was in de richting van de Oude Kleiweg, vlak achter het toenmalige Xerxesterrein

Vader in Tuintje


Hij deed daar alles zelf en het heeft heel wat groenten opgebracht, waarvan het meeste ingemaakt werd. Alleen bij het plukken moest geholpen worden.

Ja er zou nog heel wat over hem te vertellen zijn, maar misschien komt er nog wel eens een anekdote boven drijven, die ik dan wel eens kan vertellen.

We kregen de volgende reaktie van Louis Ruijtenbeek:

Het lijkt mijn eigen jeugd wel. Ook mijn vader moest gaan werken in de venen.
Die werkeloosheid heeft hem feitelijk geknakt. Zoals veel anderen, lotgenoten, kwam hij er nooit meer boven op.
Maar ik herinner me eigenlijk alleen maar z'n goede humeur, het kweken van de mooiste dahlias, het inleggen van zure haring, samen met z'n joodse vriend die er altijd nog een "augurrekie" bij deed en die samen met hem radio's en luidsprekers bouwde, luidsprekers met zelfgevouwen en gelijmde conussen en vastgeschroefd op enorme klankborden.
En samen hadden ze het grootste plezier ! Maar ook samen hadden ze die grote droefenis.
Iedere week waren ze weg, werkverschaffing.
En toch, altijd nog herinner ik me die vrolijkheid die hij en Maup uitdroegen.

Twee, ook gewone mannen.





Klik hier als je terug wilt naar het Gastenboek





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

27 Januari 2004