Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Gastenboek

Naar beneden 

Gerard Martens vertelt weer een prachtig verhaal  ....

Van Papierophanger naar de Vernisafdeling. 

 

Langzamerhand werd ik het werk een beetje gewoon en ik mocht zelfs een poosje aan de stootbak staan. De stootbak was een houten bak, die alleen aan de voorkant open was en een schuddende beweging maakte. Tenminste als je de motor aanzette. In die bak werden de bedrukte en ook onbedrukte vellen gelijk gestoten, doordat de bak ook nog schuin afliep. Zo kon de snijder zijn precisiewerk doen. De etiketten op maat en de blanco vellen snijden tot het formaat, dat aan de drukpersen nodig was. 

Zo leerde ik ook vellen tellen. Precies, net zoals je bankbiljetten telde voordat de telmachine zijn intrede deed. Vellen tellen deed je met 5 tegelijk en na ieder 50 vel sloeg je het papier om. Tien maal 50 is 500 en dat werd op de snijmachine gelegd en gesneden. Knap werk hè!!! 

Omdat ik nogal snel en accuraat telde werd ik op een dag gepromoveerd. Ik werd assistent op de papierzolder. De zolder was geen zolder, maar een afdeling waar het papier uitgehangen werd, en op een, ongeveer, gelijke temperatuur gebracht werd als in de drukkerij heerste. Dit moest gedaan worden om de werking van het papier tegen te gaan en ook kon het papier dan niet meer in de persen plooien, en dat was iets wat de kwaliteit van het drukwerk danig beïnvloedde.

 

De verantwoordelijke man, Cor de Bruin, heette hij, zette wasknijpers, waaraan haken zaten, op de juiste plaats van een aantal vellen papier en ik moest dat pak dan aan een soort waslijn hangen. Dit ging zo door tot de lijnen allemaal vol waren en dan gingen we het papier weer afhalen. Ik haalde het papier van de lijnen, Cor haalde de knijpers eraf en stapelde de vellen op pallets. Hoe lichter het papier des te meer vellen er tegelijk in de knijpers gingen. Het was een geluk, dat mijn moeder me niet zag, anders kon ik thuis ook nog de was ophangen en afhalen.

Dit werk heb ik een hele tijd moeten doen, maar toen was er op de vernisafdeling hulp nodig wegens ziekte en dergelijke. Ik moest daar gaan helpen. In de vernisserij, zoals wij de afdeling noemden, werden de vellen met etiketten gelakt om ze mooi glanzend te maken. Er stond een inlegger op de bok van de machine, die een vel in de knijpers moest leggen, precies op de juiste plaats, en ik moest dat vel, als het langs de vernisrol was geweest, van de cilinder halen en op een rek leggen. Bij een groot formaat ging er soms maar één vel op zo'n rek, dat was gemaakt van een houten raam met daarover kippengaas.

De rekken werden opgestapeld op een platte wagen en als de stapel hoog genoeg was, reed iemand hem gauw opzij en werd er een volgende wagen neergezet. De vellen moesten iets uitsteken, zodat ze na het drogen er makkelijk uitgehaald konden worden.

 

In die periode ging ik toch maar weer naar advertenties kijken om te zien of ik ergens geen andere baan kon krijgen, maar het aanbod was in die dagen bijna nihil.

Natuurlijk werd ik van uithaler op een goede dag bevorderd tot inlegger aan de verniskar. Dat was weer iets verantwoordelijker werk. Lag je het vel ernaast op niet goed in de knijper, dan was Leiden in last. Het vel kwam op de vernisrollen terecht en die moesten dan helemaal schoon gemaakt worden met spiritus. Lag je het vel ernaast, dan bleef het volgende vel aan de cilinder kleven, met alle gevolgen van dien.

 

Zo gingen de dagen in alle eentonigheid voorbij en misschien kwam het door de onderlinge sfeer, dat we de dagen toch nog redelijk gezellig doorkwamen.  's Morgens om acht uur dan hunkerden we al naar schafttijd en na de schaft, stonden we alweer te spinzen, dat het vijf uur werd. Zaterdags werd er toen ook nog gewerkt en om één uur was de week afgelopen. Wel moest je dan geduldig wachten tot je loonzakje uitgereikt werd door een kantoorjuffrouw en die deed dan net of ze van de bedeling was, terwijl je die 2,75 ruimschoots verdiend had. Het gezegde in die tijd was:

O, Donderdag de dag der dagen,

's morgens nog een halve week,

en 's avonds nog twee dagen!

  

Hier heb ik nog een foto gevonden, waar twee degelpersen, en hun bedienaars daarvan, opstaan. Degene met de bril is Jan van Renswoude, de middelste is Steef v.d.Kooren, die de twee wegwijs moest maken en de derde is Piet Terreehorst. 

Waarom ik de foto eigenlijk wil laten zien, zijn de stapels schutvellen, waar ik het in het stukje nog meer belangrijk werk over had. Achter Steef en heel hoog gestapeld.

degelpersensau

 

Met Jan en Piet ben ik in de oorlogsdagen nog wel eens naar de bioscoop geweest. Een langere vriendschap had ik met Piet, en die eindigde pas, toen ik hem uit het verloor, omdat hij, ik meen in Saoedi-Arabië ging werken bij het aanleggen van oliepijpleidingen.

Jan van Renswoude staat ook nog op de foto van het elftal van SenS, maar dan zonder bril, in het verhaal Omkoping bij zomeravondvoetbal.

Steef was net iets ouder dan wij en is ook nog terug te vinden bij mijn revues als gitarist bij de Western scène.

 

Op een dag gebeurde het dan toch. Ik werd overgeplaatst naar de drukkerij om aan de steendrukpers te helpen. Daar begon een interessantere periode voor mij.

Een volgend keer zal ik daar weer iets over vertellen.

 

 

                                                                                                                                                                                 

 



Klik hier als je terug wilt naar het Gastenboek


Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

15 December 2001