Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Gastenboek

Naar beneden 

Gerard Martens vertelt weer een prachtig verhaal  ....

Ontslagen!!??

 Ik wil niet zielig gaan doen, want ik had het als inlegger aan de steendrukpers best naar mijn zin. Mijn chef dacht daar misschien anders over en greep elke gelegenheid aan om me weg te krijgen. Waarom??? Mijn werk was goed en mijn drukker was meer dan tevreden over me. Waarom hij wel? Nou, als inlegger was je medeverantwoordelijk voor de uitval. De uitval bestond uit de vellen, die niet meegeleverd konden worden, omdat er instelvellen bij waren, maar ook de misdrukken, die een inlegger maakte. De kunst was dus om die misdrukken te beperken en liefst op nul te brengen. Dat lukte natuurlijk niet altijd, maar mijn uitval was altijd minimaal.

Om het allemaal beter te begrijpen. Bij iedere oplage kreeg de drukker een percentage inschiet, alweer zo'n woord. De inschiet werd gegeven, omdat de drukker natuurlijk zijn werk moest pas leggen en de goede kleur bepalen. Was dat in orde, dan kreeg de drukker een akkoord en kon hij de oplage gaan drukken. Hoe meer inschiet er over bleef, des te meer kon er over geleverd worden. Die over levering bracht extra geld in het laatje. Dus een goede inlegger werd door een goede drukker gekoesterd en zijn oordeel was heel gewichtig. 

 

Het was natuurlijk niet zo, dat ik hele dagen met mijn chef in de clinch lag. Als je vragen stelde over het vak kreeg je altijd een antwoord en ik heb dikwijls gezien hoe hij op zijn kantoortje bezig was om een order te behandelen. Hij rekende dan uit hoe groot het papierformaat moest zijn en hoeveel etiketten er op een vel gingen. Soms in combinatie met andere etiketten. 

Het was met recht een ouderwets vakman. Het typische was, dat als hij zijn voorraad inkt in het magazijn ging controleren, hij altijd wel naar mij vroeg bij mijn drukker. Wanneer ik dan gemist kon worden moest ik hem helpen en zo tussen neus en lippen door leerde ik wel wat van hem. 

 

Daarom nu drie belangrijke voorvallen. Als het mooi weer was, gingen we in schafttijd, al slootje springend, of over het koolaspad langs de spoorlijn naar Rodenrijs. Daar waren de groenteveilingen en we probeerden wat tomaten of komkommers te vinden. 

Op een middag was het erg laat geworden en we konden alleen nog maar op tijd terugkomen, als we over de sloten en door het weiland terug naar de drukkerij gingen. Er was één achterblijver en ik. We kwamen samen te laat. 

Net toen ik op de bok van de pers wilde stappen, kwam de chef aanlopen en riep: Martens je bent ontslagen!! 

Dat viel rauw op mijn dak! Kijk, een boete zou je kunnen verwachten, maar dit. De Nijs zei, ga maar naar meneer Sauerbier en vertel maar dat je ontslagen bent. 

Ik naar het kantoor en ik vroeg heel beleefd of ik meneer Karel mocht spreken. Dat mocht en ik zei hem, dat ik op staande voet ontslagen was. 

Hij vroeg natuurlijk waarom? 

Omdat ik twee minuten te laat was. 

En hoe kwam dat? klonk het van achter het bureau. 

Ik vertelde dus eerlijk, dat we naar Rodenrijs waren geweest en terug over de sloten moesten. Ik had daarbij een achterblijver geholpen om over de sloot te komen en zodoende waren we allebei te laat. 

En jij bent ontslagen? 

Ja meneer. 

Had je het wel gehaald zonder die andere jongen te helpen? 

O, jee, op mijn gemak. 

Ga naar je plaats, je hoort wel meer hiervan.

Het gevolg was, dat ik even later te horen kreeg, dat het ontslag niet doorging. 

 

Een andere keer moest ik de chef helpen, die op Zaterdag een werkje overnam van mijn drukker, die vrij was. Er moest een affiche gedrukt worden voor Jamin, die op de ijswagentjes bevestigd werden. Het was een kleur, die op de steendruk heel erg moeilijk te drukken was, maar ze moesten

 's Maandags geleverd worden. 

De chef, die in geen tijden aan de steendrukpers gewerkt had, kreeg moeilijkheden met de drukinkt, waarin dekwit was verwerkt en daardoor ook, met het beeld op de steen.

Mijn drukker zou er ook zijn handen aan vol gehad hebben, maar door de onervarenheid met het één en ander werd het steeds later. 

We zullen moeten overwerken. zei de Chef. 

Goed, zei ik maar om half twee moet ik weg. 

Dat betekende, dat ik voor die tijd ook nog de inktrollen en de inktbak moest wassen, want de uithaler dacht, bekijk het maar, en ging op tijd naar huis. 

De tijdslimiet werd nooit gehaald en op een gegeven ogenblik zei ik. 

Waarom laat u mij niet alles schoon maken en laat u de steen maandagochtend bijwerken. 

Dat was tegen het zere been. Ik werd zo.n beetje bevolen mijn mond te houden en maar gewoon door te gaan. 

Da's goed zei ik, en stapte de bok af om naar de inktbak te gaan en hem leeg te scheppen. 

Als je stopt, hoef je maandag niet meer terug te komen. 

Da's dan afgesproken zei ik en ging naar huis. 

Ho, riep hij je zou eerst de pers nog schoonmaken. 

Dat had ik beloofd en daarna ging ik. 

Tot Maandag zei ik nog. Hij bromde iets en ging verder met het behandelen van de reeds bedrukte vellen. 

Op Maandagmorgen was ik weer gewoon present. De Nijs was er ook weer. Ik vertelde hem, wat er gebeurd was en ging aan mijn werk. En de chef? Die liep gewoon voorbij en deed of zijn neus bloedde.

 

Het derde voorval was weer heel anders. Op een keer kwam hij me vragen of ik even op zijn kantoortje wilde komen. Daar had hij papier en pen klaar liggen, plus een advertentie uit het Rotterdamsch Nieuwsblad, waarin een loopjongen, bij die krant, gevraagd werd.

Hij zei, dat is wel iets voor jou en er is ook nog kans op één of andere opleiding. Schrijf je brief hier maar en als je klaar bent, ga je hem zelf maar naar het Nieuwsblad brengen.

Wat heb ik nou weer amme fiets hange, dacht ik. Afijn, ik schreef de sollicitatiebrief, stapte op de fiets en ging lekker naar huis om een bakkie koffie te drinken.

Mijn vader werd niet gauw kwaad, maar nu wel en mijn moeder begon alweer van, had ik toen maar die meneer......

Ik maakte me niet zo druk en ging welgemoed weer naar mijn werk. Gewoon weer aan de pers en mijn chef heeft nooit meer naar de sollicitatie gevraagd. Natuurlijk, meneer Karel wist er niets van, en tenslotte had hij me een paar uur betaald verlof gegeven.

 

Later, héél veel later, dacht ik wel eens:

Had hij me soms echt willen helpen, in de wetenschap, dat het wat hem betrof met mij nooit iets zou worden......

Want ik zeg nogmaals: Op zichzelf was het helemaal geen kwaaie kerel. En als je nu de foto uit het stukje De Chef de Poep bekijkt, dan was de stofjas, die ik daar aan heb, zijn stofjas.

Ik weet niet meer of hij daar van tevoren vanaf wist.

chefdepoep

 



Klik hier als je terug wilt naar het Gastenboek


Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

19 December 2001