Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Gastenboek

Naar beneden 

Gerard Martens vertelt weer een prachtig verhaal  ....

E s s e n 

Mijn neef en ik. 1e deel

Om alles een beetje ordelijk te vertellen, ben ik wel genoodzaakt om een bepaald onderwerp in mijn verhaal vast te houden. En dat onderwerp heb ik gevonden in de persoon van mijn neef Frits. (zie mijn verhaaltje Akela enz.). 

Ik heb het al eerder verteld, vanaf de tramremise in Rotterdam, ben ik met mijn neef, die twee jaar ouder was dan ik, samen gebleven. We waren allebei in de schietvereniging De Romeinen en onze vaders waren allebei bij de oprichters van die vereniging. Helaas was mijn oom Frits al vroeg overleden. Waarom ik nu juist Frits bij de kop neem, nou, dat zult u na deze aflevering wel begrijpen. Zelf hoorde je hem er niet vaak over.

 In de school van Schonnebeck lagen we op de eerste verdieping. De bedden waren tweehoog gestapeld en we sliepen allebei boven, aan weerszijde van de deur.  De eerste dagen gingen we iedere morgen trouw met Drupneus mee naar de bomtrechter met de blindganger. Intussen was er besloten om de trechter met puin uit de omgeving te vullen. Het puin moesten we halen bovenaan een straat, die vergeleken kon worden met de Cauberg in Valkenburg. Met de lege handwagen naar boven ging dat wel, maar vol met stenen en ander puin omlaag was niet gemakkelijk. 

Toen ontdekte onze groep het lijntrekken. Aangezien het volgooien van de trechter niet aan een planning onderworpen was, moesten we er zo lang mogelijk over doen om met de wagen bij de kuil terug te zijn. Ikzelf had in Berlijn al een cursus lijntrekken gehad, maar Frits kon dat eenvoudigweg niet. Ja, als je van huis uit een harde werker bent, valt dat dan ook niet mee. Twee van ons kwamen op het idee om de handkar te laten kiepen, maar dat was erg dom, omdat je al het puin  voor de tweede keer moest inladen.

 Nee, beter was om een soort wedstrijd te organiseren en te kijken wie er het langst over deed om de kar de helling af te rijden. Het rijden werd meer een voortdurend afremmen. Nou, vreemd of niet, Frits en ik waren bij de toppers in die discipline. 

Toen kreeg ik een zere teen. Die teen zag er niet zo goed uit. Maar erger was het nog, dat een zogenaamde Sanitäter veel te vroeg in die teen ging prikken. Om de zweer door te laten breken zei hij. Die Sanitäter was één van onze groep, die zich als E.H.B.O-er voor ziekenverzorger bij de Lagerführer aangemeld had en als zodanig was aangenomen. Naar zijn geschiktheid werd niet gevraagd. Uit de kou was ik! De teen werd groener en groener en ik heb meer als een week pijn liggen lijden. Ik kon niet mee om te werken. Ik lag maar op dat bed en ik weet niet eens, of ik wel of niet middageten kreeg. Ik kon ook niet lopen en daar komt mijn neef Frits op de proppen. 

Elke nacht als ik naar de W.C moest, dan zwaaide ik een sjaal over zijn gezicht, Frits kwam zijn bed uit en nam me op zijn rug. Sjouwde me de gang door en een trapje af en hield me voor de W.C. of zette me erop. Dat gebeurde soms wel eens twee keer per nacht. Als hij geluk had moest hij zelf ook, anders moest hij voor zichzelf er ook nog eens uit. 

Kwam er luchtalarm dan ging ik ook weer op zijn rug en sjouwde hij mij alle trapppen, ook die van de schuilkelder, af. Soms waren we net beneden of het sein veilig werd weer gegeven. Zo heeft Frits me zeker acht dagen geholpen. 

Eindelijk brak de zweer door en direct de volgende dag moest ik weer mee naar het werk. Ik kon nauwelijks lopen, want ik was ook nog mijn nagel kwijt, maar mijn ploeggenoten kregen het voor elkaar om me bij een oud dametje binnen te krijgen. We moesten gelukkig puinruimen in een straat, waar nog wat huizen overeind stonden. En Drupneus had het ineens erg druk met zijn neus snuiten......  

Wat ik nog niet verteld heb is, dat het intussen December geworden was en er overal al wat sneeuw in de straten lag. Die dag was er een lichte dooi ingetreden. Bij het teruggaan naar de school gebeurde weer wat. Ik was met een klein groepje meegelopen, maar moest het al gauw laten gaan. Ik werd duizelig en even later stond Frits over me heen gebogen en het bleek, dat ik helemaal niet goed bij de tijd was. Mijn neef en nog een persoon hebben me op sleeptouw genomen en naar de school teruggebracht. Het bleek, dat het dooiwater, door mijn niet al te dichte schoenen, in de nog niet helemaal herstelde wond gedrongen was en daardoor was ik echt dizzy geworden. Een geluk, dat ik niet in de achterste groep liep.

Een paar dagen later werd de winter zo streng, dat alle kranen beneden in de kelder bevroren waren en we ons niet meer konden wassen. Alleen ons gezicht met een beetje sneeuw. Dat was echt niet leuk, maar wat moest je. Een poosje ongewassen door het leven gaan, want al waren er normaal wel kranen met koud water, een douche nemen was er allang niet meer bij.

Door al deze slechte omstandigheden gebeurde er iets waar ik door mijn ervaring in Berlijn al bang voor was. De luis. Het was bijna onvermijdelijk, maar hoe je ook verzorgde en hoe je ook oplette, de luis kwam.

Paniek bij de jongens, die dit nog nooit meegemaakt hadden, ik wist wat het was. Het leek wel of de mensen, die zich zo schoon mogelijk hielden het meeste bezoek kregen. Iedereen probeerde ze zo veel mogelijk te vangen en het was een hele vertoning al die jongens ijverig in hun hemd aan het zoeken, maar de diertjes waren niet uit te roeien.

Dus volgde de Entläusung. We moesten naar een Entläusungslager en daar moesten we ons geheel ontkleden. De kleren gingen op hangertjes in een soort oven en wij moesten, allemaal als Adam gekleed, in een kamertje wachten, terwijl we ons helemaal met één of andere vloeistof moesten insmeren. U begrijpt, sommige jongens hadden het niet meer en nu hadden ze hier nog een bof, want in Berlijn werden we ingesmeerd door een struise Vlaamse vrouw, die later ook nog eens met een looplamp ging kijken of er niets overgebleven was.

Toen de kleren terugkwamen waarschuwde ik nog wel, dat ze de kleren niet bij het haakje moesten aanpakken, want dat was gloeiend heet en onze kleren waren ook niet bijzonder fris om aan te trekken. Zo gingen we helemaal schoon de vrieskou weer in naar de school, waar op onze kamer ook al een penetrante geur hing van één of ander zuiveringsmiddel.

Ik ben nog lang niet klaar met de belevenissen van mijn neef en ik, maar ik denk dat ik het maar in delen moet gaan splitsen. In een volgend verhaal ga ik verder.



Klik hier als je terug wilt naar het Gastenboek


Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

17 Juli 2001