Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Gastenboek

Naar beneden 

Gerard Martens vertelt weer een prachtig verhaal  ....

Het Bronzen en de Bronsmachine 

 

Zoals ik al in een vorig verhaal aangestipt heb, ga ik het nu over de bronsmachine en over het bronzen in het algemeen hebben. 

Voordat de echte goede goudkleurige inkten werden gemaakt, moest het bronzen van etiketten met de hand gebeuren, om een tekst of afbeelding een goudkleur te geven. Er werd een goudkleurige inkt gedrukt, die niet te snel in het papier wegsloeg en dan werden de vellen één voor één door de bronsmachine gevoerd. Die machine zorgde voor het opbrengen van het bronspoeder en tegelijkertijd voor het afstoffen van de vellen. Zo ging dat ook met het drukken van een zilverkleur, maar dat moest helemaal met de hand gebeuren. 

Als de bronsmachine al bij een pers in gebruik was of door een andere oorzaak niet te gebruiken was, moest ook het bronzen met de hand gebeuren. Geloof me, dat was geen pretje voor de hulpen, die dat moesten doen. Het bronzen werd in het bronshok gedaan. Er was een soort koerier, die heel snel met een klein pakje voorgedrukte vellen, van de pers naar het bronshok liep, en dan wreef daar iemand, ook al weer heel snel, het bronspoeder op het vel, waarna een tweede hulp de vellen afstofte en weer op een stapel legde. 

Dit was geen prettig werk. Ik denk, dat het in deze tijd niet eens meer op die manier zou mogen, omdat het werk heel ongezond was. De bronzers kregen dan ook een liter melk, voor elke dag dat zij dit werk moesten doen. Je begrijpt wel, het poeder stoof in alle richtingen en er kon niet heel voorzichtig ingewreven worden omdat, als het te langzaam ging, de inkt geen poeder meer pakte. Degene, die moesten bronzen liepen dan ook rond met lappen voor de mond en over de haren en ze zouden vandaag de dag wel eens opgepakt kunnen worden als vermeende terroristen. Wanneer je een dag gebronsd had en je kwam 's avonds thuis, dan was je hoofdhuid helemaal groen en kon je je haren flink wassen. Zo ging het ook met het zilveren. Dit poeder was nog iets fijner. Als de drukpers even stilstond, dan mochten we naar buiten om wat frisse lucht in te ademen. 

Nee het bronzen of zilveren was niet geliefd, maar ja, vooral likeuretiketten en de bonbondozen waren veelvuldig ontworpen met deze mooie goudkleur. Ik herinner me ook een affiche voor scheermesjes, dat dagenlang zilveren nodig had. 

Had je geluk, dan ging het met de bronsmachine. Was echter het karwei afgelopen, dan moest deze machine schoongemaakt worden en dat vond dan de rest van de drukkerij niet zo leuk, laat staan degene die het moest doen. Dit stoof ook nogal wat. 

Na de oorlog bouwde de technische dienst een transportband, die ineens vanuit de uitleg van de pers, de vellen in de bronskar, zoals wij de machine noemden, invoerde. Dat scheelde niet alleen twee hulpen, maar het was ook wat schoner werken. Hoewel er werd nog altijd gratis melk verstrekt. Nu ook aan de drukker. 

Later, toen ik al drukker was kwam er nog een gebeurtenis waarbij de bronskar betrokken was. Op een dag moest ik een goudkleur drukken op een bonbondoos van, ik meen Frank Rademaker. Op zichzelf een heel mooie doos, maar ja, dat bronzen hè. De bronskar werd aan de pers gekoppeld en er kwam een hulp voor me, die pas op de expeditie werkte. 

Toen ik hem zag, zag ik ineens Kamp Amersfoort voor mijn ogen. Ik wist bijna zeker, dat dit één van diegene was, die met een rode stip op zijn rug, in het kamp rondliep als één van de hielenlikkers van Kotälla. Ik zei dan ook, dat ik hem kende, maar hij zei, dat hij nooit in Amersfoort geweest was. Ik bleef twijfelen en ik voelde me niet lekker in mijn vel. Ik zag steeds weer die grote schreeuwlelijk in het kamp, voor me.

Hij heette van Hoorn, maar of dat de naam was die hij in Amersfoort gebruikte, weet ik niet. Ik begon dus te drukken, maar het liet me niet los. Ik kwam nog wel te weten, dat hij niet mocht stemmen en toen wist ik het wel zeker. Ik zei het tegen mijn baas, maar die kon er weinig aan doen. 

De volgende dag. Toen barstte de bom. Niet van mijn kant, maar er was een drukkerijhulp, die wat aan de steendrukpers drukte. Deze hulpdrukker was enige dagen ziek geweest en kwam weer werken. En wat gebeurde? Hij zag mijn hulp achter de bronskar staan en liep, zo klein als hij was, naar de zwaargewicht toe, en hij zei luid en duidelijk. Jij bent die schoft, die ik in Amersfoort heb meegemaakt. Als jij morgen hier nog staat leg ik de grootste engelse sleutel, die ik kan vinden in je nek. Het toeval wilde, dat deze man gelijk met mij met de razzia was opgepakt en ook in de Schiebroeksestraat woonde. Hij was ook één van diegene, die de stok van Kotälla op zijn ietwat misvormde rug gevoeld had. Dat vond Kotälla leuk. Op uitstekende lichaamsdelen meppen. Met hetzelfde verhaal ging hij naar de baas en herhaalde wat hij van Hoorn gezegd had. Wat er verder gebeurd is weet ik niet. Alleen de volgende dag had ik een andere hulp en ik heb die kerel, gelukkig, nooit meer gezien.



Klik hier als je terug wilt naar het Gastenboek


Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

8 Mei 2002