(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
Zijn laatste reis
Toneelspel van de zee
Door P. Verhoog
Eerste officier ter Koopvaardij
Personen: kapitein Aart Bongers, Tine, zijn vrouw, Hilda, hun dochter, Karel Vollenhoeve, Theo Breevoort, eerste officier Hermans, scheepsdokter, Hollandse loods, bootsman, eerste matroos, tweede matroos, Geertje, dienstmeisje. Verder: kamermeisje, kwartiermeester, Javaanse bediende, passagiers. De eerste drie bedrijven volgen elkaar onmiddellijk op. Het laatste bedrijf valt een week later. Het stuk speelt in de tegenwoordige tijd. (omstreeks 1928).
Eerste bedrijf, eerste tafereel: Promenadedek van de mailboot "Zeven Provinciën" ten anker bij mist voor de Nieuwe Waterweg. Tweede tafereel: In de kapiteinshut als voren.
Tweede bedrijf: Huiskamer familie Bongers.
Derde bedrijf: Hotelkamer te Rotterdam.
Vierde bedrijf, eerste tafereel: Promenadedek van de "Zeven Provinciën" op vertrek langs de Rotterdamse kade. Tweede tafereel: In de kapiteinshut als voren.
DERDE BEDRIJF: Zitkamer in een hotel. Rechts deur naar slaapkamer. Achter deur naar corridor. Links venster. Telefoon op tafeltje. Op bagagebok staat een kleine handkoffer.
EERSTE TONEEL
Kapitein Bongers (in burger) zit met armen gevouwen op tafel, starend voor zich uit. Voor hem liggen papieren. Enige ogenblikken later belt de telefoon.
KAPITEIN BONGERS. (traag naar telefoon).
Hier kapitein Bongers, met wie?
Meiers begrafenisonderneming, jawel, de teraardebestelling morgen te één uur namiddag, u heeft overal voor gezorgd? Advertenties, ja, ja, ja allright, dank u. (sluit af). Alles gaat z'n gangetje, machinaal, en ik ben hier, verdoemd! (naar stoel terug, gaat langzaam zitten, spreidt z'n handen uiteen op tafel) wat 'n bestaan, Tine, Tine, je hele leven heb-je me belogen, twintig lange jaren, verdoemd (onderdrukt 'n snik).
Telefoon belt andermaal.
Dat gaat maar door (terug naar telefoon). Hallo! Met wie?
De notaris, ja meneer Harmsen, ik ben bij u geweest, u was 'r niet, u heeft alles ontvangen, testament in orde, of ik bij aan wil komen, laat me in jezusnaam even met rust, ja, ik weet nog niet, zal u wel een boodschap sturen, best, dag meneer (sluit af). Ze boren maar door (ijsbeert heen en weer in de kamer, handen op z'n rug). Waar blijft Tine, misschien durft ze niet, ha-ha, wat kan mij 't ook verdommen, de hele rommelzooi, als ze niet komt ga ik weg, de stad in, ik stik hier.
Klop aan deur, kamermeisje komt binnen.
TWEEDE TONEEL
Kapitein Bongers. - Meisje.
MEISJE. Mevrouw Bongers is hier, m'nheer.
KAPITEIN BONGERS. Laat mevrouw binnen.
DERDE TONEEL
Kapitein Bongers - Mevrouw Bongers.
MEVROUW BONGERS. (Komt angstig binnen. Blijft staan bij de deurpost. De deur gaat achter haar dicht). Aart.
KAPITEIN BONGERS. (stilstaand, wil iets zeggen, slikt).
MEVROUW BONGERS. Aart, ik ben hier, Tine (barst in snikken uit).
KAPITEIN BONGERS. Ja, daar koop ik niks voor, dat ken ik, dat had je twintig jaar geleden moeten doen, hier, ga zitten (schuift fauteuil klaar, en doet of hij haar in de stoel helpt, zonder haar aan te raken). Zit u mak'lijk? Dan zullen we de zaken even bespreken. Liefst kort. (gaat tegenover haar zitten). Kijk eerst deze brieven e's op je gemak in (schuift brieven over tafel). 'n Beetje lang geleden de datum, maar misschien ken-je je schrift nog wel.
MEVROUW BONGERS (snikkend). Aart, vergeef 't me. Ben ik m'n leven lang niet trouw voor je geweest, laat me alles vertellen.
KAPITEIN BONGERS (ruw, hees). Nee. Kan me niks schelen. Alles zou ik je vergeven, maar dát. Hilda (slikt), m'n geluk, m'n doel in 't leven, daarmee heb je me bedrogen (woester) m'n hele leven heb je me bedonderd, één lange leugen, en nou komt 't uit, nou-die dood is, (staat op, loopt wild heen en weer). Wat 'n stommeling ben ik geweest, o, o, wat 'n stommeling. Dáárom kwam er nooit geen kind meer, 't lag ân mij, maar Hilda was tóch gekomen, ha-ha, stekeblind ben ik geweest. En dan zeggen ze aan boord: die ouwe heeft zulke scherpe ogen, die ziet alles 't eerste, ha-ha-ha, ha-ha-ha, ha-ha (valt snik-lachend in stoel).
MEVROUW BONGERS. (staat op, legt haar hand op zijn schouder, smekend) Aart.
KAPITEIN BONGERS. (duwt haar ruw terug) Raak me niet ân. (springt op). Blijf jij zitten daar (wijst haar terug). Luister! (bedarend, nadrukkelijk) Hilda mag dit nóóit weten. Nóóit. Hilda is mijn dochter, begrijp je dat. Mijn kind (loopt heen en weer, dan bitser), maar wij moeten uit mekaar. Geen minuut wil ik meer met jou samenleven, begrijp-je dat. Zeg zelf maar hoe je 't wilt, scheiding tussen tafel en bed, 't kan me niets schelen. Geef mij desnoods de schuld maar. Ga je daarmee akkoord?
MEVROUW BONGERS. (blijft snikkend ineen-gezonken).
KAPITEIN BONGERS. Nou? Ga je daarmee akkoord? (blijft dreigend voor haar staan) Zég wat. Zég wat je wilt. Zeg niet niks. Dat maakt me gek, dat maakt me dol.
MEVROUW BONGERS. Ik kán niet, voor haar niet, o, laat me even uithuilen (snikt zachtjes).
KAPITEIN BONGERS. (zachter). We moeten toch tot 'n oplossing komen. Ik blijf bij wat ik gezegd heb.
MEVROUW BONGERS. Maar Hilda dan? Als wij uiteen gaan. Iedereen zal wroeten en stoken. Wat moet ze zelf ervan denken. Doe 't voor haar, wees redelijk. Ik cijfer mezelf weg. Ik heb al genoeg geboet.
KAPITEIN BONGERS. Genoeg geboet, genoeg geboet.
MEVROUW BONGERS. (opvlammend) Ben je vergeten de eerste jaren van ons trouwen, hoe ik zenuwziek was. Ik bleef bleek, ik kwijnde. Dat was daarvan. Toen knaagde 't. Omdat ik van je hield wou ik aan je opbiechten. Ik kón niet. Ik durfde niet. Ik was bang dat je Hilda zou gaan verfoeien. En er kwam geen kind meer. Maar we hadden haar. Wat zou ons leven zonder dat kind geweest zijn. Ze werd je oogappel. Langzaam vergat ik de waarheid, kwam ik heen over m'n angstdromen dat 't ontdekt zou worden. O, als je eens wist hoe 't me heeft nagejaagd tot ik 'r bijna waanzinnig van werd. KAPITEIN BONGERS. Maar, maar wat wil je nu?
MEVROUW BONGERS. Wat ik wil? Ik wil 't nu eerst vertellen. 't Is voorbij, ik kan uitspreken. Doe wat je wilt, ik laat je begaan. Maar laat me eerst even uitstorten, straks wou ik al, maar toen mocht ik niet van je.
KAPITEIN BONGERS. Als dat je tot kalmte brengt, goed, vertel maar op.
MEVROUW BONGERS. (dof) Je weet: vóórdat ik jou kende ontmoette ik Karel.
KAPITEIN BONGERS. (opstuivend) Noem z'n naam niet. Dat moet eerst rusten. Ik wil 'm niet vervloeken nu-ie dood is. Ik moet leren om 'm dat te vergeven. Hij was 'n man. Hij heeft 't me gesmeekt voordat-ie stierf.
MEVROUW BONGERS. (droevig) Dus je wilt hém vergiffenis schenken, en je vrouw niet. Nooit was er meer iets tussen ons. We waren gelukkig.
KAPITEIN BONGERS. Ja, met 'n leugen in je hart.
MEVROUW BONGERS. (toonloos voortgaand) Dat heb ik je gezegd: ik kón niet, ik dórst niet. 't Werd zo vaag in m'n herinnering. Ik realiseerde alleen dat wíj gelukkig waren, jij en ik met Hilda. Dat zwarte van toen, dat angstspook vergat ik. Nu mag ik alles weer onder ogen zien. Kún-je dan niet begrijpen, Aart. Ik was zo jong, ik was koket, ik werd gefêteerd. Toen, op 'n avond in Weltevreden, 'n zwoele tropenavond. Wil-je dat dan niet begrijpen, Aart. We zijn toch geen kinderen meer.
KAPITEIN BONGERS. Alles zou ik je vergeven, maar nooit dat je met 'n leugen in je binnenste met mij 't leven bent ingegaan.
MEVROUW BONGERS. Ik wist 't niet.
KAPITEIN BONGERS. Je wist 't niet!
MEVROUW BONGERS. Ben-je dan vergeten in hoe korte tijd wij getrouwd zijn, Aart? Ik hield van je, ik was verliefd op je. Dat andere was 'n flirtation geweest. Toen - op de dag van ons huwelijk moest je plotseling de kustreis op - is de waarheid tot me doorgedrongen. Vreselijk, o, o, wat vreselijk. 't Heeft me bijna vernield van angst.
KAPITEIN BONGERS. (somber) Ik wou 'k nooit geweten had.
MEVROUW BONGERS. Niemand kon ik dáárover spreken, ter wille van jouw geluk, van ons geluk. Ten einde raad heb ik aan hem geschreven over Hilda. 't Kindje lag al in 't wiegje toen ik antwoord kreeg. Hij smeekte, hij bevál: vergeten. Toen heb ik m'n laatste brief aan hem geschreven. Je hebt 'm gelezen. KAPITEIN BONGERS. (Heeft half van haar afgewend staan luisteren. Wil spreken, doch de woorden hokken hem in de keel).
MEVROUW BONGERS. (Steeds voor zich uitstarend, op dezelfde doffe toon) Nóóit heb ik meer met hem gecorrespondeerd. Al die jaren niet. Jullie bleef vrienden, je bracht kiekjes mee van 'm, cadeautjes voor ons. Hij was 'n verre vriend in m'n gedachten. Jij was m'n man. Jij, Hilda en ik waren 't gezin. Je was alles voor me. 't Leven was zo mooi. Tot vanmiddag toe. Eerst kwam zijn brief uit Genua, dat-ie op weg was naar Holland, bij jou aan boord. Ik heb 'm meegebracht. Lees maar. (Steekt brief toe).
KAPITEIN BONGERS. (somber) M'n laatste reis. (Loopt enige stappen weg, dan terugkerend, vast besloten) Over 'n week vertrek ik weer met de "Zeven Provinciën". Ik kan voorlopig nog mee.
MEVROUW BONGERS. (zacht) Ik had al over je pensioen gesproken.
KAPITEIN BONGERS. Dat hoorde ik. Ik heb meteen gezegd dat ik nog helemaal geen zin heb om eruit te scheiden. Zolang ze me nog gebruiken kunnen.
MEVROUW BONGERS. (Staat op, gaat naar hem toe) Ga mee naar huis Aart. Hilda verlangt naar je.
KAPITEIN BONGERS. Nee. Laat Hilda maar hier komen. Met jou heb ik afgedaan.
MEVROUW BONGERS. (schreiend) Wat moet ik tegen haar zeggen.
KAPITEIN BONGERS. Zeg maar wat. Dat we ruzie gehad hebben. 't Doet er niet toe. Ze ziet tóch hoe we tegenover elkaar staan. (Haalt z'n schouders op. Dan plots weer dreigend) Alleen dát, dat blijft ons geheim. Ze blijft mijn kind, versta-je.
MEVROUW BONGERS. (knikt, schreiend).
KAPITEIN BONGERS. (kalmer) Ga nu maar naar huis en vraag of Hilda misschien nog even hier wil komen. Of nee, zeg maar morgen. Zó kan ik haar niet zien. Ik ben óp. En wat ons betreft: ik geef je twee dagen om na te denken. In elk geval vóór ik vertrek, da's volgende week zaterdag, wil ik alles geregeld hebben. Ook nog die erfeniskwestie. Hij heeft alles aan haar nagelaten, da's waar ook, dat wist je nog niet. Dat ook, dat zit me zo dwars. Jou natuurlijk niet, jij kunt lachen in je vuistje.
MEVROUW BONGERS. (snikkend) Aart.
KAPITEIN BONGERS. Hou je kalm. Blijf zitten. Ik ga even weg om 'n taxi voor je te bestellen. Dan kun je je wat opkalefateren onder de hand. Anders ziet iedereen dat je gehuild hebt. Wacht, ik zal 't licht opsteken, 't wordt al donker. (Knipt licht aan). Kapitein Bongers af naar corridor.
MEVROUW BONGERS. (Valt snikkend met haar hoofd op tafel).
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|