Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rotterdam en de watersnoodramp van 1740/1741

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Rotterdam en de watersnoodramp van 1740/1741

In 1775 publiceerde men te Amsterdam enige verhalen, berichten en brieven, strekkende om de nood der bewoners van de overstroomde landstreken van ons vaderland aan het gewone volk bekend te maken en liefdadige mensen tot mededogen met hun medeburgers op te wekken. Dit en andere goede middelen, tot zulk een christelijk doel aangewend, zijn niet zonder zegen geweest. Men heeft de vanouds beroemde Nederlandse barmhartigheid zien herleven. Men heeft welgedaan, zonder onderscheid. Te Amsterdam is een aanzienlijke som, zowel uit de stad als van elders, bijeengebracht, en onder het toezicht van twee bekende kooplieden, alom in de overstroomde landen uitgedeeld. De ingewanden der noodlijdenden zijn erdoor verkwikt, en God is er, door velen, om geprezen. Veel mensen, die aan dit goede werk meegedaan hebben, verlangen, sedert geruime tijd, een verslag te bekomen, over de wijze waarop men bij het inzamelen en uitdelen van zulk een aanzienlijke som, te werk is gegaan: zij zijn nieuwsgierig te weten hoe hun penningen besteed zijn. Om daaraan te voldoen wordt dit verhaal door de druk ervan bekend gemaakt. Men stelt er zich in voor, de hele opzet, voortgang en het einde der Amsterdamse inzameling ten behoeve van de noodlijdenden in de overstroomde gebieden, oprecht en naar waarheid te ontvouwen. Voordat dit kon gebeuren, was men genoodzaakt geweest, tenminste de verantwoording van het grootste gedeelte der uitdelingen af te wachten; terwijl men geen verantwoording kon afleggen, voordat het werk afgelopen was. En dat hiervoor een geruime tijd vereist werd, zal het vervolg duidelijk genoeg aantonen.

Het gerucht over de dijkbreuken in en overstromingen van verscheidene plaatsen in ons vaderland had zich niet meteen door Holland verspreid; men had nog niet gehoord van de bittere nood, in welke veel inwoners van die landstreken zich bevonden, door verlies van have, huis en vee, of enkele mensen werden ertoe opgewekt uit te zien naar middelen ter ondersteuning van enkelen die dat nodig hadden. Enige goede vrienden, te Amsterdam en elders, besloten, in januari van het jaar 1741, de nood van nabij te gaan bekijken. Te Rotterdam aangekomen, vonden ze bij enkelen hetzelfde verlangen, om de noodlijdenden bij te staan. Men was er zelfs reeds enige uitdeling begonnen te doen, in de Alblasserwaard, en ze werden hierbij hier en daar geholpen door enige eerlijke en bekwame mensen te Schoonhoven, te Nieuwpoort, te Alblasserdam, te Ameide, te Sliedrecht en elders. Nadat men een deel van de ellende had gezien, keerde men terug naar Rotterdam, alwaar het liefdewerk reeds een opmerkelijke opgang had gemaakt. Men ontving er elke dag brieven vol klachten over de nood der overstromingsslachtoffers vol hartverscheurende smeekbeden om onverwijlde hulp. Dit ontstak het medelijden in velen.

Een talrijk gezelschap van verschillende godsdienstige gezindheid besloot hier, wat zelden gebeurt, eenparig de handen ineen te slaan. Ter ondersteuning van de noodlijdenden door de watervloed, van allerlei gezindten zonder onderscheid. De reizigers, die reeds honderd gulden, ten dienste van de noodlijdenden in handen gesteld hadden van Dirk Koome en Jan Verbeek, te Nieuwpoort, lieten, voor hun vertrek huiswaarts, nog negenhonderd gulden achter te Rotterdam, om vandaaruit in de overstroomde landen, uitgedeeld te laten worden. Het bestieren van dit geld, liet men over aan de heren Michiel de Koker en Adriaan van der Willigen, kooplieden te Rotterdam, die ook zorg droegen voor hetgeen te Rotterdam, in Zeeland en elders, ingezameld werd en zij zouden ook zorg dragen voor wat hun nog uit Amsterdam toegestuurd zou worden. Te Amsterdam teruggekeerd, brachten de reizigers aan een gezelschap van tien of twaalf personen verslag uit van hetgeen zij gezien en gedaan hadden. Iedereen verlangde ernaar om iets ter ondersteuning naar enkele noodlijdenden toe te brengen; maar elkeen zag ook dat de nood zo groot en zo algemeen was, dat weinig afzonderlijke personen iets ter verlichting daarvan leken te kunnen doen.

En voorwaar, ruime streken in het land, lagen thans onder water, of hadden er reeds behoorlijk door geleden. De hele Over- en Neder-Betuwe, 't land tussen Maas en Waal, de Tielerwaard, het ambt van Beest en Renoi, en de graafschappen Kuilenburg en Buuren in en aan Gelderland; de landen van Heusden en Altena, de vijf Heeren Landen (Dit zijn de landen van Vianen, Arkel, Hagestein, Everdingen en Leerdam), en de Alblasserwaard in Holland, hadden geweldig door de doorbraken bij Elden, bij Bemmel, bij Neder-Asselt, bij Hedikhuizen, bij Leerdam, bij Oosterwijk, bij Kedichem, bij Leksmond, en op verscheidene andere plaatsen, geleden. Doch de grootheid en de uitgestrektheid van de nood schrikte het gezelschap niet af om een aanvang met een inzameling van penningen te maken, bij wijze van intekening; die nog diezelfde avond gezegende voortgang had.

Men verzocht de heren Kornelis van Laer en Wilhelm van Maurik, kooplieden te Amsterdam, het ontvangen en uitgeven der beloofde penningen op zich te nemen. En omdat men niet wist, hoe ver de inzameling zou kunnen strekken, had men het hoofd der Lijsten van Intekening zo algemeen gemaakt, als voegzaam geschieden kon, op deze wijze: "Om te strekken tot onderstand van de noodlijdende mensen, welke zich althans in de Alblasserwaard en elders, in en omtrent ons land, door de overstromingen in grote ellende bevinden, beloven wij ondergetekenden, te zullen geven, zo veel als een ieder achter zijn naam heeft uitgedrukt, en dat, op vermaning, ten eerste te zullen stellen in handen van Kornelis van Laer en Wilhelm van Maurik". Op deze voet, ging het werk der intekening, spoedig en gelukkig, voort. Elkeen bijna, die erin gekend werd, deed zijn uiterste best. Zij ijverden om de Inzameling of Intekening alom te bevorderen; anderen om door brieven en door reizen en trekken, kennis van noden te verkrijgen; wederom anderen om van alles netjes aantekening te houden. Twee personen, onder anderen, begaven zich naar de kant van Vianen, alwaar zij de nood zo groot vonden, dat zij de heer Hermanus van Noorle, rentmeester der Domeinen en substituut-drossaard te Vianen, tweehonderd guldens in handen stelden; die, nog diezelfde dag, zijnde de 14e februari, aan grutterswaren en siroop besteed, en voor een gedeelte terstond aan noodlijdenden, door de watersnood, zowel in als buiten de stad, werden uitgedeeld, opdat zij 's anderendaags, zijnde een plechtige dank- en bededag, met de gevoeliger aandoening de Heer zouden kunnen loven.

Vier andere personen trokken, op de 6e maart, naar de vijf Heeren Landen, het Graafschap van Kuilenburg, de Tielerwaard en de Betuwe; tijdens het wederom keren ook een deel van de Alblasserwaard bezoekende. Zij stelden, op verschillende plaatsen, bekwame uitdelers aan, ook gaven zij degenen aan wie zij uitdeelden de nodige aanwijzingen, betreffende het houden van aantekening van hun uitdelingen, tegelijk de plaatsen bepalende, alwaar elk uitdelen zou. Terwijl velen dus hun vlijt bewezen, weigerde men niemand, die hart voor het werk toonde, opening van zaken te geven. Alles werd gemeenzaam, openlijk en vriendelijk behandeld. De inzameling ging ondertussen zo gezegend voort, dat men in de tijd van zes of zeven weken, al dertigduizend gulden, in de Amsterdamse kas alleen, bijeengekregen had. Ja, men heeft, in die stad, op één dag, wel vierduizend guldens verzameld. Gelijk de meeste gezindheden bij de overstromingen geleden hadden, zo betoonden zich ook lieden van allerlei gezindheid genegen, om de noodlijdenden te helpen. Rijken en minvermogenden, ja arme weduwen zelfs, brachten hun gaven bijeen; sommigen gaven, zonder dat men hen aansprak, of zonden hun geld, onbekend en heimelijk, naar de ontvangers thuis. Te Rotterdam had de Inzameling ook een voorspoedige voortgang. Van elders werden zelfs aanzienlijke sommen geld naar Amsterdam en Rotterdam overgemaakt. Te Amsterdam, heeft men aanzienlijke liefdegaven, uit Leiden, uit Hoorn, uit Monnikendam, uit Oost- en West-Zaandam, uit Westzanen, uit de Koog, uit Zaandijk en uit Wormerveer ontvangen. Uit Den Haag, en uit Zeeland, is een goede som gelds naar Rotterdam gezonden. Ook zijn er honderd guldens uit Den Haag in de Amsterdamse Kas gebracht.

IJverig deed men zijn werk, om de noodlijdenden in de overstroomde landen van nodig voedsel, en, daar de behoefte groot was, ook van enige bedekking te voorzien. Men had al bijtijds begrepen, dat de hoge regering van het land, op vele plaatsen, brood en hooi, op enkele ook andere eetwaren liet uitdelen; doch dat er voor geen kleding kon worden gezorgd, en de nijpende nood, overal ook niet spoedig genoeg gelenigd kon worden, vond men het geraden, degenen die de meeste behoefte eraan hadden andere levensmiddelen en zo nodig bedekking te verschaffen.

Men deed dan, zowel hier als te Rotterdam, van tijd tot tijd, inkopen van velerlei eetwaren, groene en witte erwten, paardenbonen, relsel of gebroken gort, boekweitgort, rijst voor ouden en zwakken, kaas, siroop, om bij de gort te gebruiken, en meer levensmiddelen. Als mannen- en vrouwenkleding werden gekocht en geschonken grove Schotse saaien, serge stoffen, ruige stoffen, Pauvre Soldaat, enig grof laken, bontjes, streepbroeken, linnen voor hemden, alsook Pools hedenlinnen voor strozakken: voorts karpetten of paardendekens, kousen, mutsen, houtblokken enz. Alles werd tot op de nauwkeurigste prijs bedongen, en verschillende waren, door moedige verkopers onder de marktwaarde gesteld, of ten dienste van de behoeftigen geschonken. Onmogelijk is 't, de vele rekeningen van inkoop hierbij te voegen. Doch opdat elk uit een voorbeeld of twee zou kunnen oordelen, dat de eet- en andere waren, naar tijd en marktgelegenheid, goedkoop zijn ingekocht, daarbij tekenen wij alleen aan, met een enkel woord, dat er voor de relsel te Amsterdam, op de 14e februari, ten hoogste f 6,15 en op de 30e maart, tenminste f 4,- voor de Amsterdamse zak besteed is. De siroop, die, voor een klein gedeelte, geschonken werd, is hier grotendeels voor 28 tot 24 schellingen de honderd pond ingekocht. Voor de el grof laken heeft men niet meer dan 17 en halve stuiver, en voor de el linnen voor hemden van 1 en halve el breed 5 en halve stuiver besteed, beide met één op honderd korting.

De eet- en andere waren werden, in het begin, van en over Rotterdam, naar de overstroomde landstreken gezonden, en in het bijzonder naar de Alblasserwaard. Men vond het goed, een aanvang met de verzorging van deze landstreken te maken, ten dele omdat ze naastgelegen waren en zwaar geleden hadden, ten dele ook omdat men er het meest bekend was; doch voornamelijk omdat men niet wist, hoe ver de ingezamelde penningen zouden kunnen strekken. Ondertussen werden de andere landstreken, zelfs al in het begin, niet geheel vergeten. Maar toen de inzameling hand over hand toenam, en men van alle kanten, smeekbrieven ontving, was het tijd, ook meer naar de andere overstroomde gebieden om te zien. Men begon dan ook regelrecht vanuit Amsterdam naar elders eetwaren en stoffen voor kleding te zenden. Het land van Vianen, de graafschappen Kuilenburg en Buuren, een goed gedeelte van de Betuwe, en enige dorpen in de Tielerwaard, werden toen, bijna van week tot week, van noodbehoeften voorzien. En men kan het nauwelijks anders dan als een gunstige schikking der Hemelse Voorzienigheid aanmerken, dat men, op verscheidene plaatsen, en vooral op die waar het het meest vereist werd, mensen heeft aangetroffen, niet alleen van beproefde trouw, maar ook buitengewoon bekwaam tot het werk der uitdelingen, en van harte genegen, om er de hand aan te lenen: onder welke zelfs lieden zijn geweest, die, in voorname ambten geplaatst, ook van hogerhand, tot ondersteuning van de mensen die het moeilijk hadden, waren benut.

Omtrent de wijze van uitdeling der levensmiddelen, heeft men, niet op alle plaatsen, gelijke voet gehouden. Daar er verschillende uitdelers waren, zoals te Nieuwpoort en elders, heeft men de eetwaren en goederen verdeeld, en een zeker aantal dorpen, door de ene een ander getal, dan door de andere uitdeler, laten bedelen: zo heeft men ook elders in de Alblasserwaard gedaan: terwijl de uitdelers der verschillende plaatsen elkaar op de hoogte stelden van de plaatsen, welke zij bedeelden. In de Betuwe werd gedeeld op verschillende plekken, door drie uitdelers te Tiel, die zich, van tijd tot tijd derwaarts begaven, en de behoeftigen, één voor één, in een besloten vertrek deed komen, alwaar zij elk naar zijn nood bedeelden, zonder dat de een van de ander wist. In de Tielerwaard, werden de eet- en andere waren, door de uitdelers in de afzonderlijke dorpen, vanuit Geldermalsen afgehaald, en vervolgens uitgedeeld. Hoe men in het graafschap Kuilenburg heeft uitgedeeld, kan blijken uit de brieven van de heer Nedermeyer aldaar, voorheen reeds door druk bekendgemaakt. Nadat men zich, van de nood van elke plaats, zo goed als doenlijk was, op de hoogte gesteld had, werden er vanuit Amsterdam en Rotterdam zekere hoeveelheden eet- en andere waren naar elke plaats gestuurd; en voorts werd de verdeling voor ieder huisgezin of iedere persoon aan de trouw en wijsheid van de uitdelers aanbevolen. Ook hebben zij zich hiervan zo goed gekweten, dat men uit verschillende plaatsen, van tijd tot tijd, nauwkeurige lijsten der gemaakte verdelingen gekregen heeft. Sommigen hebben wel minder nauwkeurige lijsten overgezonden; doch er zijn er bijna geen, die niet tenminste enige aantekening van hun uitdelingen gehouden en herwaarts gestuurd hebben. Graag had men gewild, het aantal der behoeftigen, die acht of tien weken uit deze liefdegaven van voedsel voorzien zijn, met enige nauwkeurigheid te kunnen begroten: doch dat is, vanwege verschillende redenen, ondoenlijk geweest. Dit kan men in het algemeen zeggen, dat de behoeftigen door de watersnood uit meer dan honderd dorpen van ons vaderland, van tijd tot tijd, uit de Amsterdamse en Rotterdamse Inzameling gespijsd en naderhand van bouwmaterialen enz. voorzien zijn, welk getal niet te groot gesteld wordt als men het op tienduizend berekent.

Tegen het einde van maart, kregen de behoeftigen, op vele plaatsen, gelegenheid, om iets aan de dijken te doen en met anderen arbeid te winnen, weshalve men besloot, het zenden van mondkost allengskens te verminderen, en eerlang geheel te staken. Men kwam toen tot de bevinding, dat er, van de ingezamelde penningen, zowel hier als te Rotterdam, een aanzienlijke som overschoot, die nu, op een andere wijze, tenminste ten nutte van de behoeftigen door de overstromingen, besteed moest worden. Men wist, en had, op de meeste plaatsen, met eigen ogen gezien, welk een ongelooflijke schade er aan huizen en vee geschied was. Het eerste waaraan men daarom dacht, was, hoe men de huisjes der behoeftigen kon herstellen, en ook van enige mensen, die anders niet bestaan konden, en hoe hen van één of hoogstens twee koebeesten te kunnen voorzien. Om hierover een besluit te nemen, kwamen de voornaamste bestuurders van het werk, zowel uit Rotterdam als uit Amsterdam, de dertigste maart, te Alfen bijeen. Men vond hier goed, aan de voornaamste uitdelers, twee gedrukte berichten, speciaal aan de huizen van de eigenaren van de beesten, toe te zenden, ingevolge waarvan, zij binnen een bepaalde tijd, tweeërlei verklaringen, welke men hun ook gedrukt, doch oningevuld liet toekomen, in welke getuigenis van de bijzondere noden werd verslag gedaan, die zij terug moesten zenden.

In de geschreven berichten, werd geëist:

1. Dat men, met de uiterste nauwkeurigheid, en zonder onderscheid in religie te maken, onder de ontvangers, wier huizen door de watervloed werkelijk beschadigd, of wier koebeesten erdoor omgekomen waren, alleen moest opnemen, lieden die geen geld , doch enige goederen hebbende, op die goederen echter niet zoveel geld konden opnemen tot verbouwing of herstel van hun huizen, of tot aankoop van één of twee koebeesten.

2. Dat men zich, ten opzichte van hen, die beesten verloren hadden, alleen tot de bovenvermelde moest bepalen, tot hen, die geen twee melkbeesten, of die binnenkort melk geven zouden, hadden overgehouden, en die eveneens één of twee kinderen hadden; mits dat zij, zonder vee, op geen andere eerlijke wijze konden bestaan.

3. Voorts moesten de uitdelers naspeuren, of er ook enige inzamelingen van penningen gedaan werden ter ondersteuning der noodlijdenden, en met welk resultaat.

4. Tenslotte herinnerde men hen eraan, dat men zich door het doen van deze naspeuringen, niet verbond om de huizen te herstellen, of iemand een koebeest te bezorgen.

De verklaringen, die door twee eerlijke personen, hetzij uit het bestuur of uit de kerkenraad der afzonderlijke plaatsen, getekend moesten worden, waren van deze inhoud:



Op de 10de april van het jaar 1741, verklaarde Harmen Jansz., wonende te Everdingen, aan ons ondergetekenden als zuivere waarheid:

1. Dat zijn huis door de watervloed aanzienlijk is gedevaliseerd, en

2. Dat hij geen geld noch enige effecten heeft, hier noch elders, waar hij op geld zou kunnen negotiëren, om zijn gedevaliseerde huis te herstellen, behalve een kamp land, bezwaard met een kustingbrief van tweehonderd guldens, ten behoeve van Jan Frederiksz., te Kuilenburg.

En dewijl het eerste ons door oculaire is gebleken, en wij van het tweede het tegendeel, niet tegenstaande alle mogelijke aangewende diligentie, niet hebben kunnen ervaren; zo certificeren wij zulks bij dezen.

Gedaan te Everdingen, als boven.

N.N. Schout

N.N. Predikant.

Noot: Wij hebben, om de verklaringen des te beter te laten begrijpen, deze, met verzonnen namen en omstandigheden, ingevuld.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

5 Februari 2024