Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De vruchteloze aanslag der Rotterdammers op de stad Schoonhoven in het jaar 1488

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Starrenburg en klik op ENTER




De vruchteloze aanslag der Rotterdammers op de stad Schoonhoven in het jaar 1488

Uit Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdij van den jongen heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog door K. van Alkemade




Het vlugge gerucht, als een gezwinde vogel, die een onbegrijpelijke weg in een ogenblik schielijk aflegt, had de zege van Brederode en het goede begin tot een gelukkig herstel der Hoekse zaken ijlings door het hele land verspreid, zodat, zoals de opgaande zon boven alles werd aanbeden en degene, die door het geluk met een blij wezen werd aangekeken, gemakkelijk een toevloed van vrienden krijgt. De verbannen Hoekse vluchtelingen en vele anderen, wier belangen door de Kabeljauwse regering niet gediend werden, of die meenden verongelijkt te wezen, kwamen te voet en te paard in overvloed toeschieten. Rotterdam werd opgepropt door mensen van verschillende soort en landaard, zeden en driften, onder wie veel twistzieke personen en kittelorige lieden die een bezigheid tegen de verveling zochten.

De stadvoogd wilde dit wakkere volk niet aan ledigheid doen gewennen, eensdeels omdat de krijgsmacht niet afgestompt mocht raken, alsook omdat er zich door de drank dagelijks veel twistgesprekken en geschillen voordeden, die vaak gewonden veroorzaakten en met doodslag eindigden, zodat hij het aan enkele dappere lieden toestond uit te rukken, om met hun kleine troep soldaten op de vijand af te gaan en zijn flanken te beproeven.
De eerste uitval vond plaats op de vierde van de wintermaand in het jaar 1488 onder leiding van Kornelis van Treslong, die in de vroege ochtendstond met honderd en vijftig mannen te velde trok. De vesten van Schiedam naderende, spoorden zij de poorters van die stad aan om hun moed te tonen en tergen, zonder een bewijs te leveren van hun dapperheid, geenszins te zullen dulden.

kastelenrdamkrt

starburg (47K)

Tussen Schiedam en het dorp Ouderschie ligt het adellijk slot Starrenburg, zo genoemd vanwege de zeskantige zware toren en de evenveel hoekige weerhaan, op een ster lijkend, erop, of vanwege de talrijke geschilderde sterren, die in de voorzaal blonken. Het was aangelegd en gebouwd in het jaar 1316 door heer Hugo van Kralingen, kleinzoon van heer Gijsbert van Kralingen, die vanwege zijn roemruchtige dapperheid en vooral door zijn dood voor Koevorden gelijk met de bisschop van Utrecht, in het jaar 1227 heldhaftig sneuvelde op het bed van eer. Dit slot is echter terstond uit het geslacht Kralingen overgegaan op dat van Duivenvoorde, door het huwelijk van de enige erfdochter, vrouwe Stalburg van Kralingen, met de ridder heer Arend van Duivenvoorde, bij welk hoog adellijk geslacht dit heerlijk stuk Gods gebleven is en nog tot op de dag van heden (1724) in bezit is.

In de boomgaard van dit slot Starrenburg verscholen de Rotterdammers zich. De helft van hun volk vertoonde zich met de overige lieden op de oude dijk (in die tijd nog ver voorbij dat slot liggend). Toen de Schiedammers te voorschijn kwamen en slaags met hen raakten, lokten zij hen al deinzend naar zich toe, totdat de Schiedammers te ver doorgedrongen, in een hinderlaag werden gelokt. Zich aldus van achteren bezet en overmand ziend, zochten ze een goed heenkomen. In dit gevecht lieten de Schiedammers zes doden en twaalf gewonden achter. De Rotterdammers hadden zeven gewonden en kwamen met de gevangenen en met veel buit, die ze van de boeren hadden afgestroopt, 's avonds weer in de stad.

Onderwijl gebeurde er iets wat een grotere onderneming veroorzaakte. Heer Frederyk van Zevender, die het baljuwschap van Schoonhoven een lange tijd met veel lof had bekleed, werd als te zeer Hoeks gezind door de Kabeljauwen uit zijn ambt gezet en tegelijkertijd uit de stad verstoten. Hij kwam op de zesde van de wintermaand het getal der misnoegde Hoeken vermeerderen, om in onze stad een gelegenheid te bedenken om wraak te nemen voor het niet te verdragen onrecht dat hij als voornaam edelman niet kon dulden.

Zo mooi wist de Heer van Zevender zijn zaken voor te stellen en duidelijk te maken, dat hij Brederode ertoe bewoog in te stemmen met een aanslag op de stad Schoonhoven en dat bracht te weeg, dat aanstonds tien rijnschepen, negentien kromstevens, zeventien roei-jachten en zes buizen voor de tocht werden vervaardigd en van voldoende oorlogsbenodigdheden werden voorzien om ze de volgende dag, de zevende van de vermelde maand, vanuit Rotterdam te doen uitvaren. Deze vloot werd bemand met duizend soldaten onder de volgende bevelhebbers en hoofdlieden, namelijk:

Allen toornig en als leeuwen gehard, om zonder vrees voor gevaren alles te ondernemen.

De schepen bestonden deels uit degene, waarmee het krijgsvolk uit Sluis was overgekomen en die door open water vanuit Delfshaven binnen deze stad waren gebracht. De onderneming werd zo geheim gehouden, dat niet alleen de stedelingen, maar ook het boots- en krijgsvolk op de schepen, ja zelfs de mindere hoofdlieden er onwetend van bleven waarheen de vloot zou vertrekken of waar ze zou aanleggen; alleen de hoge bevelhebbers waren hiervan op de hoogte.

's Morgens omstreeks acht uur bij het begin van de vloed is de vloot met regenachtig mistig weer afgezeild. Voorbij IJsselmonde en Krimpen is zij de Lek opvarende tot voorbij Liesveld gekomen. Liesveld, een prachtig slot van een grote ouderdom, gebouwd in het jaar 1042, was het stamhuis en de woonplaats der edelen van die naam. Door huwelijk is het in het huis Nassau gekomen, waarin het sedertdien gebleven is. Het is nu (1724) in bezit van de heer Erfstadhouder van Vriesland.
Hier streek men de zeilen en bleven de grote schepen voor anker, terwijl het volk deels in boten en roei-jachten de stad met de riemen naderde en voor het andere deel, dat aan de noordwal aan land was gezet, langs de hogedijk op Schoonhoven aan trok. Deze dijk is dezelfde als degene die Floris de vierde, graaf van Holland, omtrent het jaar 1232 langs de Lekstroom liet maken vanaf Amerongen tot aan en door Schoonhoven. Dit deed hij uit hoffelijke beleefdheid en om een dienst te verlenen aan de Utrechtse bisschop Otto de derde.

De stad Schoonhoven en vooral het slot zelf zijn van een grijze ouderdom, want Jan van Henegouwen, broeder van Willem de derde, graaf van Holland, heeft het, doordat het door de tijd in verval was geraakt, laten herbouwen in het jaar 1312.
Ook is de kloekmoedigheid van de stedelingen van Schoonhoven van oudsher beroemd geweest en in de latere eeuwen van hun voorouders niet ontaard. Zij waren eertijds en vooral tijdens het leven van vrouwe Jakoba de Hoeken toegedaan en gaven zich daarom in het jaar 1424 gemakkelijk over aan de veldoverste van de gravin, heer Jan van Kiefhoek, die de stad in haar naam opeiste. Ook toen ze in het volgende jaar door de oversten van hertog Jan van Brabant zes maanden lang belegerd waren, toonden zij zoveel getrouwheid aan de prinses en zoveel dapperheid tijdens verschillende uitvallen en andere oorlogsdaden, dat de veldheer niet zonder schande genoodzaakt werd de belegering op te breken. En het voorval, waarover wij thans vertellen, geeft geen duistere getuigenis van hun ongewone dapperheid en van hun onoverwinnelijke moed.

De Rotterdammers, zowel het voetvolk als de roeiers, kwamen in de donkere avondstond bij de stad aan en vielen haar omtrent zes uur te land en te water krachtig aan. Te land werd de poort aan de noordzijde van de stad aangevallen door de bevelhebbers heer Walraaf van Brederode, Heinryk van Wyts en Jan van Jaarsveld, met zo'n vurige drift, dat het eerder uitzinnig dan kloekmoedig kon worden genoemd. Maar de burgers, hetzij dat de aanslag voortijdig bekend was geworden of dat zij de bui al zagen hangen door het vertrek van de verstoten en verstoorde baljuw, waren zo goed op hun hoede, dat zij drie hevige aanvallen met een onwrikbare dapperheid doorstonden en drie maal de aanvallers afsloegen en deden terugdeinzen.
Aan de zuidzijde van de stad werd de waterpoort door de boten en roei-jachten onder de leiding en aanvoering van Jan van Naaldwyk en de andere eerdergenoemde hoofdmannen met een zelfde geweld aangevallen en met niet minder moed door de lieden binnen gestuit en afgeweerd.

Onderwijl was de hele stad in rep en roer, echter met zo veel voorzorg en zorg, dat, hoewel er doorgaans langs de straten kaars- en fakkellichten waren opgehangen en er op de kruis- en dwarsstraten grote vuren gestookt werden, het die avond en voornacht zeer duister was, wat de bezetting grote voordelen gaf.
Het aanvallen en afweren duurde tot omstreeks tien uur, met zoveel manhaftigheid aan weerszijden, dat niemand in zijn plicht tekort schoot. In het aanvoeren der bestormingen stak heer Frederyk van Zevender echter boven de andere bevelhebbers uit, daar het leed, hem door de stad aangedaan, hem het naast aan het hart lag. Maar de aanvallers raakten uiteindelijk vermoeid en afgemat, hoewel zij gekomen waren met een vast besluit om te winnen of te sterven. Door de vele doden en gewonden zeer in aantal verminderd, werden ze er op het laatst toe genoodzaakt de aftocht te blazen.

Tweehonderd doden en wel twintig zwaar gewonden, die allemaal in handen van de Schoonhovenaren waren gevallen en de meeste van hen aan hun verwondingen gestorven, bleven ter plaatse van het gevecht liggen. De andere minder gekwetsten ontkwamen door te vluchten. Onder hen waren heer Antoni van Brederode, heer Frederyk van Zevender en Jan van Drongen. De overste heer Otto van Botland was bij de gewonde gevangenen en werd naderhand met de andere gevangenen voor achthonderd Schilden (elk van twaalf braspenningen of vijftien stuivers) vrijgelaten.

Nadat de bestormers rustig afgeslagen en op de vlucht geslagen waren, ontstaken de manmoedige burgers grote vuren op de wallen, die in de duistere nacht buiten rondom de stad een helder en ver schijnend licht gaven. Door deze lichten begunstigd kwamen zij goed gewapend buiten de waterpoort, waar zij behalve de doden en gewonden al het aanvalsgereedschap van hun vijanden met veel achtergelaten wapens en zeven grote sloepen vonden, die bij het aankomen te hoog op de slikken waren gebracht en door het zakkende water vast waren komen te zitten. 's Morgens sleepten zij ze met gejuich en zegepraal binnen.

De stad bleef in de wapenen tot de heldere ochtendstond. Toen kwamen enkele boeren en vissers, die hun hoogaars en drijfnetten uit angst verlaten hadden en de hele nacht in de rietvelden gelegen hadden, uit hun schuilhoeken te voorschijn en ze brachten de aangename tijding aan de stad. Niet alleen die van het haastige vertrek van de bestokers, maar ook die van het achterlaten van enige van hun grote en kleine schepen, die op de slikken vast waren komen te zitten. En zij brachten de tijding dat zij omstreeks middernacht hadden gezien hoe verslagen de vijanden hun kleine vaartuigen met grote moeite te water hadden gelaten en hoe verward zij, bij de vlot liggende schepen gekomen zijnde, de ankers lichtten en ijlings afdreven. Dit bericht van de eenvoudige vissers was ten volle waar, zowel wat betreft de omstandigheden als ook wat betreft de tijd. Want hoewel de bestormers om tien uur vertrokken, nochtans vertraagden de diepe kleidijk en de slikken de haastige aftocht. De langzame voortgang der gewonden maakte het in het bijzonder lastig, omdat men telkens op hen moest wachten. Met het dralen, voor zover dat het wegslepen der boten tot in het water betrof, zijn vele uren verstreken.

Dus verslagen, bemodderd en afgemat kwamen de Rotterdammers 's morgens omtrent negen uur weer thuis met vier buizen, vijf rijnschepen, vijf kromstevens, tien roei-jachten en nabij de zevenhonderd en vijftig mannen, achtergelaten hebbende de verdere manschappen en vaartuigen, die ten prooi gevallen waren aan de Schoonhovenaren als getuigen van de mislukte aanslag en de bloedige nederlaag, hoewel het zeker is, dat indien ze hun vertrek niet hadden overhaast en de donkere nacht hen niet had belet hun zaken met voldoende overleg te verrichten, ze alle vaartuigen met de volgende vloed gemakkelijk hadden kunnen redden en veilig mee hadden kunnen brengen. Onder de thuisgekomen mannen waren vele gewonden en verminkten, wier huisvesting, nooddruft en genezing de burgers vrijwillig of tegen hun wil, hebben bekostigd.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

1 Mei 2017