Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De vrijetijdsbesteding in Rotterdam rond het begin van de 20ste eeuw

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




De vrijetijdsbesteding in Rotterdam rond het begin van de 20ste eeuw

Als men het leven en werken van een bevolkingsgroep wil leren kennen, dient men ook tot de vrijetijdsbesteding door te dringen. Dit geldt uiteraard eveneens voor Rotterdam, ondanks de zware druk, die het hoge arbeidstempo en de lange werktijden op een groot gedeelte van de bevolking uitoefende. Tot 1918 althans hadden de arbeiders weinig gelegenheid tot ontspanning, hetgeen begrijpelijk maakt hoe men nu en dan - in de kermisweken en op Koninginnedag - explosieve vormen van amusement zocht waarin men enkele dagen de teugels kon laten vieren. Degenen, die Rotterdam een "gezellige stad" noemden, behoorden voor het grootste gedeelte tot de kleine middenstand en de gegoede burgerij, die in jaren van economische opbloei naast de inspanning van het harde werken toch altijd nog wel tijd wisten te vinden voor ontspanning, zowel in als buiten het gezin.

Hiermee is niet gezegd, dat grote groepen arbeiders zich niet op hun manier amuseerden. In de volksbuurten werden de cafés druk bezocht. En op straat vond men ook genoeg, dat de belangstelling prikkelde en de volkshumor activeerde. Vooral op zaterdagavonden was het druk in de omgeving van de wagententen waarop men lever, nierbrood en flessen met zure bommen zag uitgestald. Dan schuifelde men ook graag in de drukte van de overvolle Hoogstraat. Twee of drie dagen in de week onderging het grote publiek de bekoring van de draaiorgels, die het stadsbeeld en het stadsrumoer een sfeer gaven, die men in het buitenland tevergeefs zocht. Er dromden altijd kinderen, volksvrouwen en lanterfanters rondom de draaiorgels, waarvan Rotterdam er in 1914 zesenvijftig kende. De vehikels, opgetuigd op een manier die de herinnering aan de kermis wakker hield, droegen dikwijls boeiende namen: Knorhaan, Turk, Draaiende Kolommen, Moordenaar, Verlatene, Mikado, Doedelzak, Pruik, Buik, Gaspijp, Engelenbak, Koning David, Huilebalk, enz.

Tot de populaire stadsmuziek, aantrekkelijk voor het publiek, behoorde in het begin van de 20ste eeuw ook de schutterijkapel onder de leiding van dirigent Seidel. De muzikale wandelingen van dit muziekkorps wekten veel enthousiasme. Ook zijn wekelijkse uitvoering in de Diergaarde werd bijzonder gewaardeerd. De Diergaarde handhaafde een zekere beslotenheid door een ballotagesysteem, waarbij echter weinig exclusief te werk werd gegaan. Geen achtenswaardige burger behoefde te vrezen dat hem de toegang zou worden geweigerd. Het bestuur van de Diergaarde wist trouwens wel dat het lidmaatschap voor de arbeidersmassa te veel financiële bezwaren inhield: "het volk" kreeg alleen in augustus toegang. Een jaarlijkse bezichtiging van de exotische dierenwereld behoorde tot de evenementen voor menig arbeidersgezin.

De meest populaire verenigingen voor de kleine man, met een van de wijk afhangende variatie van het kleine ambacht tot de semi-intellectuele betrekkingen, waren de verenigingen van brandweerpersoneel. Wat voor de gegoede burgerij de schutterij was, was voor de smallere beurzen de vrijwillige brandweer, de typisch Rotterdamse instelling, die zich in enorme populariteit mocht verheugen. Slechts weinig evenementen wisten de fantasie zo te prikkelen en de burgerzin zó stimuleren als "een goede brand". Branden van enige betekenis waren echter gelukkig schaars. Doorgaans rukte men uit voor schoorsteenbrandjes, in ieder geval echter met een merkwaardig élan. Telkens zag men het tafereel van hijgende mannen, in draf een spuitwagentje trekkend, dikwijls voorafgegaan door een of meer dienders met toeters en gevolgd door een brede schare kinderen en andere nieuwsgierigen. Het premiesysteem vormde een aanmoediging om nu en dan de verworven premies in drank om te zetten. Spuit 18 droeg bijvoorbeeld de naam van "De Bierspuit". Op dezelfde wijze als de meeste spuitgasten hun verenigingen kenden, waren in de hogere regionen de leiders van de brandweer, de brandmeesters en hoofdlieden, in gezelligheidsverenigingen georganiseerd.

De meeste verenigingen in het begin van deze eeuw waren middenstandsbewegingen. Dit gold zelfs op het gebied van de sport, waarvan de beoefening ook in Nederland steeds zo sterk standsverschillen tot uitdrukking heeft gebracht. Vrij exclusief was de Roei- en Zeilvereniging "De Maas", iets gevarieerder was daarentegen de samenstelling van de in 1888 opgerichte Rotterdamse Cricket en Footballclub (het latere "Sparta"). Jarenlang bleef voetbal een sport voor de meer gegoeden. In 1908 werd de voetbalclub Feijenoord opgericht.

Omstreeks 1910 kwam het commerciële bioscoopbedrijf op in Rotterdam. De Pool Tuschinsky richtte een bioscooptheater op in het gebouw "De Hoop" op de hoek Raamstraat-Coolvest. Hij kwam na de opening van het nieuwe theater Thalia op de Hoogstraat tot welstand en spoedig daarna te Amsterdam tot rijkdom. Verder werden veel gezelligheidsverenigingen opgericht, zoals bijvoorbeeld "Selskip Frisia" (opgericht in 1900) en "Gruno" (1906) en de Deutsche Verein. Ook waren er de sociëteiten als "Amicitia"en "De Harmonie" (de "Doele") en "Unitas", voor de jongeren uit de hogere klassen. Door het harde werken van de bevolking beperkte het uitgaan zich tot één avond in de week. Vooral de winkeliers hadden weinig vrije tijd. De winkels waren rond 1900 meestal van 's morgens acht uur tot 's avonds tien uur open en 's zaterdags zelfs tot middernacht. Voor het uitgaanspubliek was er ook het café Pschorr.

Bijzonder in trek waren de zondagswandelingen, behalve bij degenen die godsdienstige bezwaren daartegen hadden. De stad aan de rivier had destijds nog een voor ieder bereikbare landelijke omgeving. Zonder veel inspanning kon men in Kralingen of langs de dijken aan de linker Maasoever van het wijde Hollandse landschap genieten. Vaak vormde een of andere theetuin of uitspanning het eindpunt van dergelijke tochten, bijvoorbeeld halverwege de weg naar Hillegersberg, dichtbij de tol, de speeltuin "Vrouw Romein" (later Lommerrijk).

Voor letterkunde en schilderkunst liepen de Rotterdammers minder warm dan voor muziek en toneel. Musea werden bijna niet bezocht, literaire lezingen trokken slechts in beperkte kring belangstelling. Opera-uitvoeringen konden soms uitvoerig enthousiasme ontketenen. Van de sociëteit "Harmonie" waren velen uitsluitend lid om de concerten in de Doelezaal te kunnen bijwonen, speciaal de uitvoeringen van het Amsterdams Concertgebouworkest, tot 1896 onder leiding van Willem Kes, daarna onder leiding van Willem Mengelberg.

In de Grote Schouwburg, aanvankelijk aan de Coolsingel, later in het nieuwe gebouw in de Aert van Nesstraat, werd menige Nederlandse première met bijval ontvangen. Hier beleefden Willem van Zuylen, Frits Tartaud, P.D. van Eysden, Marie van Eysden-Vink, Alida Klein en andere toneelsterren triomfen als in geen andere Nederlandse stad. De Schouwburg, sedert 1903 elektrisch verlicht, deed vooral in kermisweken concessies aan het grote publiek. Tot het augustus-repertoire behoorden meestal toneelkijkspelen, voorlopers van de revue, bijvoorbeeld "De reis om de wereld in tachtig dagen", met balletten en optochten, een wat zonderlinge bewerking van Jules Vernes bekende verhaal. In de Bagijnestraat stond het variététheater van Soesman, waar variété en toneel van ietwat twijfelachtig allooi werd gegeven - alleen zaterdags, zondags en maandags: "daarna had de werkman toch geen centen meer". Soesman, opvallend door zijn hoge hoed en een geruite broek, opende naderhand het Casino aan de Coolsingel. Hij wist wat het volk mooi vond. Maandenlang trok bijvoorbeeld in 1914 Rooie Sien volle zalen.

Het hoogtepunt van het Rotterdamse volksamusement bleef echter de kermis, die de tweede zaterdag in augustus werd geopend. De traditie wilde dat de eerste kermisdag veel lieden van buiten trok. De hele Rotterdamse bevolking deed zich in de kermisweken van haar meest opgewekte kant kennen. Overal stonden poffertjes- en wafelkramen, kinderen uit alle standen verdrongen zich bij de draaimolens op de Veemarkt. Slechts tijdens de laatste zaterdag, de zogenaamde kermiszaterdag bleef het "nette publiek" op een afstand. "Indrukwekkend, bijna beangstigend was dan de samengepakte, tierende, joelende, zwetende menigte, men kon over de hoofden lopen". Bier werd natuurlijk, om in de stemming te komen, bij sloten gedronken, zure haring, zure augurken en kroten, gedroogde schar genuttigd. De rituele drank was aalbessenjenever, rood. Dat was ook het refrein van de grote aalbessenhos, "alebessen, alebessen, hi, ha, ho," tot in het oneindige, nu en dan afgewisseld door de dreun van het jaar. Dit hossen van de Rotterdamse kermisbezoekers, speciaal die avond en nacht, was een merkwaardigheid. "Het werd een delirium, een orgie, een bacchische zwijmel".




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

27 Augustus 2019