Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De Rotterdamse coöperatie "Vooruitgang" in de Eerste Wereldoorlog (2/5)

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Vooruitgang en klik op ENTER




De Rotterdamse coöperatie "Vooruitgang" in de Eerste Wereldoorlog (2/5)

Als het boekjaar 1913/1914 al zijn voorgangers in omzet verre overtreft - er is een vermeerdering van 21% vergeleken met het voorafgaande jaar - breekt de Eerste Wereldoorlog uit en begint daarmee een vierjarig tijdperk, dat de bedrijven allerlei moeilijkheden in de weg legt.

De vuurdoop van het begin - de eerste augustusdagen - zijn glansrijk doorstaan. Sommige ondernemingen gingen eraan te gronde, "Vooruitgang" dankte volgens de secretaris, de heer Th. Briedé, aan een jarenlang voorzichtig financieel beheer, een zó stevige grondslag, dat ondanks de grote opzeggingen van geld, ondanks het plotseling intrekken van handelskredieten, aan alle verplichtingen vlot kon worden voldaan. Een onafgebroken stroom van wissels verslond de beschikbare middelen: iedere crediteur haastte zich oude vorderingen te innen. Wantrouwen nam de plaats in van het tot dan toe genoten vertrouwen: niemand leverde iets af, tenzij contante betaling volgde. De ongemotiveerde vrees was de algemene gids en deed bijna allen hun goud en zilver vasthouden, terwijl in betaling gegeven "papier" met afkeer werd aanvaard. De pasmunt verdween plotseling, zodat winkels en bezorgers niet in staat waren het ter betaling aangeboden papieren geld te wisselen. Het bestuur gaf bonnen uit ter waarde van f 1,-. Ook andere ondernemingen deden dat en de overheid volgde met guldens- en rijksdaaldersbiljetten. Al die duizenden vreemde stukjes papier kwamen terecht bij het hoofdkantoor, waar ze geteld en gebundeld en daarna aan de uitgiftekantoren geïnd werden. Nieuwe bankbiljetten van f 10,- en f 25,- gaven wat lucht; zelfs eenmaal werd een papiertje van f 20.000,- ontvangen.

Een groot deel van het personeel - 87 personen, een vierde deel van het totaal - was op 1 augustus in militaire dienst getreden. In hun plaats moest worden voorzien. Een steunregeling voor de achterblijvende gezinnen werd ontworpen: aan gehuwden werd het volle loon, aan ongehuwden 40% daarvan uitgekeerd. Toen de overheid eveneens een steunregeling in werking stelde en meende de gezinnen van de gemobiliseerde arbeiders van "Vooruitgang" daarvan te kunnen buitensluiten, protesteerde het bestuur tegen een dergelijke onbillijkheid en volgde herstel: de uitkeringen van "Vooruitgang" konden nu worden verminderd met de overheidssteun.

De winkels werden bestormd; ieder wilde zoveel mogelijk inslaan. Alle werkkrachten werden gevorderd om het opendringen van de deuren te beletten en hulp te verlenen bij de verkoop. De bezorging van kruidenierswaren werd gestaakt; die der artikelen van dagelijkse behoefte, brood, melk en dergelijke diende vóór alles door te gaan. Alleen op vertoon van "Bewijs van Lidmaatschap" werd in de winkels afgeleverd. Deze moeilijkheden werden overwonnen. Maar toen eiste de grote werkloosheid de aandacht. Er werd geholpen: met voorschotten op het a.s. dividend; met bonnen, die in ruil gegeven werden voor waren; verrekening daarvan eveneens met de dividenduitkering.

Het Steuncomité ontving gedurende dertien weken f 100,- per week, als bijdrage van "Vooruitgang". De burgemeester nam alle meelvoorraden in beslag, de geschatte waarde werd aan "Vooruitgang" uitbetaald. Grote voorraden bloem waren stomende van Amerika naar hier. Ook voor "Vooruitgang" waren honderden balen bestemd. De meelagenten hadden de coöperatie en anderen die bloem verkocht voor f 11,50 á f 12,- per 100 kg. En toen beging de regering de fout, niet de koopcontracten van de bakkers over te nemen, maar aan de agenten een prijs voor die stomende grondstoffen te betalen, die guldens lag boven de geconditioneerde prijs, aan de bakkers gesteld. De meelagenten hielden de hun niet toekomende extra-winst in eigen zak; het brood etende publiek zou dat merken in de prijs van het artikel. Het zou niet de eerste en ook niet de laatste fout van de overheid zijn!

Een jaar later, de rekening over 1914/1915 wijst het uit, zijn alle afdelingen nog in omzet gestegen, maar de vermeerdering is nu slechts 8%. Die toeneming is, voor een belangrijk deel, gevolg van de prijsstijging. En de winst is percentsgewijs zelfs achtergebleven bij die van het vorige jaar. Voor tal van artikelen heeft de regering maximumprijzen gesteld, waaraan de detailhandelaar zich te houden heeft. Voorwaar een uitstekende maatregel, maar de fabrikanten zijn niet gebonden aan een prijs. Het toezicht op de naleving is bovendien uiterst slap. Klachten over een en ander zijn meerdere malen door "Vooruitgang" ingediend, maar resultaten werden niet verkregen. Om de bieten verbouwende boeren aan te moedigen, geeft de regering hun een premie van f 2,50 per 100 kg, maar de winkelprijs van de suiker mag niet worden verhoogd.

Zeer gevraagd - door het buitenland - waren melkproducten: boter, kaas, poeder, condens. Daar is heel wat extra's aan te verdienen. Er ontstaat een sterke vraag naar melk, de veehouders willen daarvan profiteren en moeten dus méér ontvangen. Bij een overvloed van melk, zitten op een gegeven moment de slijters met lege kannen; de consument vist achter het net. De regering grijpt te laat in en doet het dan nog verkeerd: aan de veehouders wordt een extra-vergoeding toegezegd, als zij willen zorgen voor grote plassen melk. Toen de inkoopsprijs al 11 cent had bereikt, terwijl de straatprijs 12 cent bedroeg, hielp de regering de slijters aan melk voor 10 cent de liter. Gelukkig had "Vooruitgang" contracten met de veehouders gesloten en was dientengevolge een half jaar gedekt tegen oude prijzen. Al maakte dat eerste halfjaar voor de afdeling melkinrichting veel goed, het eindresultaat was teleurstellend. De boter werd zonder winst verkocht, de prijs van de eieren liep sterk op; ze werden schaars, ofschoon de kippen volop legden. De grenzen waren voor aardappelen gesloten; toch steeg de prijs, want de verbouwers profiteerden van de regeringsmededeling, dat de oogst acht miljoen hectoliter bij die van het vorige jaar achterbleef. Najaar 1914 en voorjaar 1915 zien wij prijsverhogingen bij sigaren en tabak, hoewel ons land volop van dat geurig kruid voorzien was; de voorraden strekten zelfs tot 1918 toe. Maar... het buitenland rookte ook graag, dat mocht de Nederlandse verbruikers wel iets waard zijn.

Ook de broodprijs steeg al maar door. Het bestuur deelde toen, op 16 februari 1915 aan de leden mede, dat het geen verhoging meer zou bewilligen, al was die ook door de duurdere grondstof verantwoord. Dit besluit werkte ten nadele van de winst van de bakkerij, maar de verbruiker ontving het melkbrood twee en het bruinbrood één cent goedkoper dan anders het geval zou zijn geweest. Op 1 juni 1915 deed het regeringsbrood zijn intrede: een half kg tarwebrood per dag voor ieder boven de twee jaar. Het was gebakken van Amerikaanse tarwe, er werd veel gebruik van gemaakt. Men kreeg het alleen als men een broodkaart in bezit had. Het bestuur raadde ieder aan, die kaart aan te vragen, om er aldus het filantropisch karakter aan te ontnemen. In dit jaar had de bakkerij nog de meevaller, dat vergoeding werd ontvangen voor de afgestane meelcontracten. De molen van "Vooruitgang" was aangewezen om regeringsgraan te malen, voor eigen gebruik, zowel als voor andere bakkers.

Doordat verdere prijsverhogingen intraden voor zakkenpapier, wikkelvellen voor het brood, perkament voor boter, touw enz., werd de winst gedrukt; lonen werden verhoogd; de rentevoet steeg; vrachten werden duurder; handelskortingen werden ingetrokken of verlaagd; de brandstof, paardenvoer enz., teveel om op te noemen, het ging alles steeds hoger. De regering was te laat. Het boekjaar 1915/1916 vertoonde hoge ontvangsten: 20% boven die van 1914/1915. Maar ook nu is het de geweldige prijsstijging, die dit veroorzaakte. 1916 geeft ook moeilijkheden met de aanvoer over zee, wat telkens vertraging bij de bevoorrading veroorzaakt. Vaak laat de kwaliteit, onder andere van het regeringsgraan, alles te wensen over. Klachten hebben geen ander gevolg dan het antwoord: "het spul was goed". De consument moet het lekkers wel slikken, er is niet anders. Regeringsvet werd door "Vooruitgang" verkocht aan alle leden; er kwam bericht, dat dit niet mocht, want het was alleen bestemd voor de arbeiders en "Vooruitgang" - het ambtelijk onderzoek had dat aangetoond - bestond niet uitsluitend uit arbeiders.

Het derde oorlogsjaar 1916/1917 valt samen met het derde boekjaar van de coöperatie. De ontvangsten van de bakkerij zijn gedaald, door de lagere omzet, sinds op 4 februari 1917 het broodrantsoen is gesteld op 2800 gram per week, later nog verder ingekrompen tot 2800 gram per negen dagen en weer later dezelfde hoeveelheid per elf dagen. Gebrek aan melk veroorzaakte een verbod tot het bakken van melkbrood. Geruime tijd ligt de beschuitproductie stil wegens afwezigheid van grondstoffen. De aardappelen zijn van slechte kwaliteit, meermalen niet in de winkels voorradig; de straatbezorging van dit artikel wordt gestaakt. De margarine verliest debiet, doordat de winkeliers niet meer krijgen toegewezen dan in het vooroorlogse jaar 1913. De vermeerdering van het ledental bij "Vooruitgang" vormde dus een nadeel bij de verdeling van die hoeveelheden. Er ontstond een gebrek aan eetbaar vet.

De distributie met haar omslag aan bonnen en opplakvellen is in volle gang; het aantal artikelen, daaronder vallende, vermeerdert bij voortduring. De "Nederlandse Overzeetrust", de zogenaamde N.O.T. is opgericht; alle buitenlandse goederen: graan, vet enz. worden aan deze instelling geadresseerd; zij moet uitvoer over de landgrenzen voorkomen. Ieder die goederen van de N.O.T. betrekt, verbindt zich vooraf, contractueel, uitvoer naar de vijand te beletten. Hoewel "Vooruitgang" slechts zoveel goederen krijgt toegewezen als in 1914 verkocht zijn, weigert men hen toe te staan alleen aan leden te leveren.

In het laatste oorlogs-boekjaar bereikt de ellende dan ook haar toppunt en moet de coöperatie door het ergste heen. Op 30 maart 1918 wordt het broodrantsoen op 200 gram per dag gebracht. De bakkerij ondervindt daarvan de terugslag; de banketbakkerij kan niet alle dagen werken, dan is het personeel werkloos totdat de grondstoffen weer aankomen. De suikerwerkfabriek heeft hetzelfde probleem. De kruidenierszaak krijgt de zwaarste klappen; tal van artikelen zijn uit de prijscourant en uit de bakken verdwenen. De ontvangsten dalen tot op de helft. De onderafdeling aardappelen wordt gesloten. De melkinrichting gaat bijna 40% vooruit; de prijzen zijn sterk gestegen; de melk wordt aan de gebruikers "per maatglaasje" geleverd. Het winterhalfjaar kenmerkt zich door algemeen gebrek aan melk. De wapenstilstand maakt een einde aan de mensenmoord. Het werd tijd. De honger stond niet meer voor de deur, hij was in tal van gezinnen binnengetreden. Maar een langzame verbetering van de voedseltoestand staat nu te beginnen. "Vooruitgang" heeft geleden, hoewel ze de storm met glans doorstond.

In het jaarverslag, dat in oktober 1919 verschijnt, neemt het bestuur afscheid van de oorlogsperiode, met de navolgende woorden:

"De plicht der dankbaarheid gebiedt ons, dit verslag aan te vangen met een hartelijk gemeend woord van afscheid tot de verschillende distributie- en rantsoeneringsmaatregelen. Enige tientallen Rijkskantoren met hun rompslomp van staten, bons en andere ongerechtigheden zijn in de loop des jaars verdwenen; de "Nederl. Overzee Trust Maatschappij" is eveneens ter ziele, waardoor de meeste artikelen wederom zonder beperkende maatregelen verkrijgbaar zijn. Terwijl wij de verdwenen instellingen een "Vaarwel, zónder weerzien!" toeroepen, hopen wij binnen de kortst mogelijke tijd ook nog verlost te worden van brood- en suikerbons, van maximumprijzen en van alle bemoeiingen met de levensmiddelenvoorziening. Hoewel de noodzakelijkheid der overheidstussenkomst door niemand kan worden ontkend, en de voorschriften wel enig nut hebben afgeworpen, mag toch dit vooral wel worden vastgelegd: De regering met haar heirleger van ambtenaren heeft afdoende haar onmacht en haar onbekwaamheid om productie en distributie te leiden, getoond."

Dit oordeel is gelijk een véroordelend vonnis, ten volle verdiend evenwel! In 1920 blies de broodkaart de aftocht; de suikerbon hield het nog het langst uit, tot nieuwe oogst eind 1921. Tijdens de oorlogsjaren werd de uitbreiding der afdelingen geenszins verwaarloosd.

In 1913/1914 werden geopend: één brooddepot; twee kruidenierswinkels; drie filialen der melkinrichting; één sigarenwinkel.

In 1914/1915: één brooddepot; één sigarenwinkel; twee melkfilialen.

In 1915/1916: één brooddepot; één melkfiliaal.

In 1916/1917: drie brooddepots; één kruidenierswinkel; vier melkfilialen.

In 1917/1918: twee brooddepots; vier kruidenierswinkels; drie melkfilialen.

Het ledental klom tussen 1 oktober 1914 en 1 oktober 1918 met ruim 7500.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

9 Oktober 2019