Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Van vóór tien jaren

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Doelen en klik op ENTER




Van vóór tien jaren

grootedoelezaal

De grote Doelenzaal

Feestrede, uitgesproken in de grote Doelenzaal op 22 september 1919 door R.J. Koopmeiners, directeur van het bureau van "Handel en Nijverheid", ter gelegenheid van de fusie tussen de handelsvereniging "Rotterdam" en "Winkeliers- en Handelsbelangen".

Als voorzitter van het erecomité heeft de feestcommissie mij verzocht op deze bijeenkomst de feestrede uit te spreken.

Het aandeel, hetwelk ik in het tot stand komen van de fusie tussen de handelsvereniging "Rotterdam" en "Winkeliers- en Handelsbelangen" heb gehad, heeft mij de vrijheid doen veroorloven aan desbetreffend eervol verzoek gaarne gehoor te geven. Ik dank de feestcommissie voor dit aan mij geschonken voorrecht.
De Rotterdamse middenstand is hier thans bijeen om het feit te gedenken, dat de twee grote middenstandsverenigingen hier ter stede tot één zijn versmolten, welke na respectievelijk 22 en 20 jaren in het belang van de middenstand werkzaam te zijn geweest, tot de erkentenis zijn gekomen, dat één leiding, mits in bekwame hand, het schip veiliger van koers doet zijn dan dit bij dubbele leiding mogelijk was.
Tevens willen wij hier gedenken dat Winkeliers- en Handelsbelangen, indien de fusie niet een einde aan haar bestaan zou hebben gemaakt, 20 jaren bestaan heeft. De middenstand van Rotterdam wil deze feiten feestelijk gedenken en deze eerste bijeenkomst symboliseert het huwelijksfeest tussen de beide organisaties. Dat dit huwelijk niet eerder gesloten is, komt daardoor, dat beiden nog teveel kind waren, zich nog niet ten volle bewust waren van hun taak in de maatschappelijke samenleving.
Tweeëntwintig jaren oud geworden zijnde, hebben zij de beslissende stap gewaagd en zijn ze nu hier om de bruiloft te vieren. Een talrijke schare verheugt zich in het geluk der jonggehuwden en het is mij alsof uw tegenwoordigheid te dezer plaatse het getuigenis aflegt van een hartgrondige gelukwens met het kloeke besluit.

De middenstand is door vele eeuwen heen de kern der natie geweest. De welvaart van ons volk tekende zich steeds af in de bloei van de middenstand.
Door alle eeuwen heen heeft ook de overheid rekening gehouden met zijn belangen. Niet, omdat de middenstand zoveel beminnelijker was dan de boven en beneden hem staande volksgroepen, doch omdat de overheid zeer terecht inzag dat het overgrote gedeelte van de benodigde gemeentegelden uit de zakken van die stand moest komen. Hoe beter die stand het maakte, des te beter het de gemeenschap ging. De kapitalist kon gaan waar voor hem het grootste genot was te vinden of de meeste weelde kon worden genoten, de arbeider droeg zijn kapitaal in zijn handen bij zich, doch de middenstander was aan zijn handel of bedrijf gebonden; hij was degene waarop de gemeente staat kon maken.
Dat is eeuwen lang zo gegaan, doch, zoals dit wel meer gebeurt met het individu ging het ook met de middenstand: het ging hem te goed. Zijn organisatie was de volmaaktheid nabij gekomen. Doch die volmaaktheid deed hem dingen doen die niet door de beugel konden. Het werd een monopolistische stand.

In de middeleeuwen waren het de gilden die de ontwikkeling van nijverheid en volksvlijt ten zeerste in de hand werkten. Later werd door diezelfde gilden elke vooruitgang stelselmatig tegengewerkt. Zij moesten de macht weren die zij ongewenst vonden; zij maakten concurrentie onmogelijk en heersten despotisch als de evolutie der arbeiders gebreideld moest worden, wanneer zij zich trachtten op te werken tot het niveau van de middenstand.

Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het deksel op zijn neus.

Bij art. 53 der staatsregeling van 1798 werden alle gilden, corporaties of broederschappen van neringen, ambachten of fabrieken vervallen verklaard en dus alle gildewetten, die aan de ene burger boven de andere voorrecht gaven om zeker ambacht, nering of koopmanschap te drijven, afgeschaft.
Het lot der gilden was alzo onherroepelijk beslist.

De middenstand duikelde daarop met duizelingwekkende snelheid naar beneden. Zij, die zich niet spoedig aanpasten aan de nieuwe tijdsomstandigheden, leidden een armzalig bestaan en verdwenen successievelijk in de gelederen van de werkende stand.
Zij, die zich door hun overgeleverde reputatie nog staande wisten te houden, berustten in hun lot en hoopten op betere tijden.
De eertijds zo actieve middenstand, die georganiseerd was, welke elke vergelijking met de hedendaagse organisatie tart, viel terug in doffe berusting en het duurde niet lang of het laissez faire, laissez aller stond in de harten van duizenden geschreven, die eertijds zulk een overwegende invloed op de regering en op het volksleven hadden uitgeoefend.

Langzamerhand werd de broederband verbroken die vóór die tijd vakgenoten had samengebonden. De streng egoïstische gedachte werd vaardig over hen, die maakte dat in iedere vakgenoot een doodsvijand werd gezien, die veroorzaakte dat het geoorloofd was tegenover een vakgenoot de ergerlijkste lasteringen te verspreiden, enkel en alleen, omdat dit in zijn nering of handel wellicht voordelig zou kunnen zijn; die veroorzaakte, dat men zich de oneerlijkste handelingen veroorloofde, als het slechts ten doel had zijn vakgenoot uit de weg te ruimen.
En dit is jaren zo gebleven.
De moraliteit van de doorsnee middenstander stond beneden het vriespunt. Hij kende geen hogere moraal dan nauwlettend op de centjes te passen en kwaad te spreken van hen die hetzelfde handwerk uitoefenden. Was het wonder dat kapitalist en arbeider hierdoor een vruchtbaar terrein vonden om zich te zijnen koste te verrijken? De handelshuizen werden al maar groter, de fabrieken breidden zich uit tot grootindustrie; de winkelruimten met duizenden vierkante meters verkoopoppervlakte verrezen in onze grote steden; naamloze vennootschappen werden uit de grond gestampt; coöperaties namen een reusachtige omvang aan en.... de middenstander bleef in zijn isolement en dommelde maar voort.

Al groter werd de macht van het kapitaal; trusts en kartels kwamen er op velerlei gebied. De verpakte waren deden hun intrede, waarvoor reusachtige sommen aan reclame werden besteed en waardoor de middenstand weer een groot gedeelte van zijn zelfstandigheid in het bepalen van zijn winstmarge moest inboeten. Allerlei bepalingen van hogerhand legden vele bedrijven aan banden die niet gekneld hadden indien de middenstand zich tijdig aan de gewijzigde omstandigheden had aangepast, doch die toen de uitoefening van menig bedrijf ten zeerste belemmerden, ja, soms onmogelijk maakten. De middenstand leidde een kommervol bestaan....

Toen zijn er mannen opgestaan en hebben "verzamelen" geblazen. Op een wijze die geen voorbeeld had en met inspanning van al hun krachten hebben zij getracht die grote, dommelende massa wakker te krijgen, in beweging te brengen. Jaren gingen er voorbij voordat er echter van een behoorlijke organisatie van de middenstand sprake was. Doch het is na veel moeite en opoffering die pioniers in de middenstandsbeweging gelukt dat er een deel van die massa werd georganiseerd. Van toen af is er gewerkt voor de bestaanszekerheid van de middenstand.
"Eerst naarmate de middenklasse uit eigen initiatief krachtig en met meer energie zal opkomen, zal het mogelijk worden voor de regering om te zien of er ook in het belang van die klasse iets kan worden gedaan." Dat zei Dr. A. Kuyper reeds 18 jaren geleden en hij had er aan vooraf laten gaan: "de middenstand staat, wat initiatief en activiteit betreft, hierin ver bij de arbeidende klasse achter." Sedertdien is er door de leiders in de middenstandsorganisatie hard gewerkt en het scheen alsof het hun zou gelukken hem te overtuigen van de onzekerheid van zijn bestaan, door onafgebroken te wijzen op de al meer en meer toenemende, hem bedreigende factoren.

En toen kwam die geweldige wereldoorlog. De satanische machten wedijverden met elkaar om elkander in onmenselijkheid en wreedheid te overtreffen. Noch kind, noch vrouw, noch grijsaard werd door de ontketende hartstochten ontzien. De gehele maatschappelijke samenleving werd dooreen geschud, zodat alles van zijn plaats raakte.
De rechteloosheid, het geweld en de leugen vierden hoogtij.
Het zou haast dom zijn te verwachten dat zulk een geweldig wereldgebeuren zonder invloed zou zijn gebleven binnen onze landspalen, al was men hier niet onmiddellijk bij de massamoord betrokken. Ook hièr werd de sluier opgelicht, die hing voor de harten van tienduizenden onzer landgenoten. Zodra de gelegenheid daar was, wierp zich een ontelbare schare parasieten van onze samenleving op de meest nodige levensbehoeften van ons volk. In vemen, op zolders en in kelders werden enorme hoeveelheden van de voor ons volk onontbeerlijke producten geborgen, in de gegronde verwachting, dat, indien door deze onttrekking aan de consumptie schaarste zou ontstaan, deze zeer sterk in prijs zouden stijgen. Of hierdoor het minder koopkrachtige publiek aan de diepste ellende werd blootgesteld, dat deerde hun niet. Geld winnen, véél geld winnen, desnoods met opoffering van de volksgezondheid, ziedaar de enige moraal en de enige begeerte van deze niet genoeg te striemen monsters in onze samenleving.

En dit feit viel niet alleen te constateren in de kettinghandel; ook de groothandel, ook de fabrikanten, ook de scheepvaartmaatschappijen en soortgelijke lichamen zagen per jaar hun winsten met miljoenen, met vele miljoenen vermeerderen. Van dit alles werd de eerlijke handelaar en winkelier de dupe. Iedereen die niet meedeed aan de wilde jacht naar fortuin en toch wilde blijven handelen, viel in de handen van de kettinghandelaar, die tegen exorbitant hoge prijzen mondjesmaat aan hen verkocht. Bij grossier en fabrikant ging het evenzo. De prijzen die werden gevraagd gingen elke verbeelding te boven en hoe kon het anders, hij, die ze tegen die hoge prijzen aan het publiek verkocht kreeg de naam van afzetter, van roofvogel, enz. De geldmannen zorgden er wel voor, dat deze mening bij het domme publiek ingang vond: het was hun belang en zij hadden een gewillige pers.
Wie van het publiek leest in de economische berichten, van de miljoenenwinst der fabrikanten, stoomvaartmaatschappijen, enz., dat is te droge lectuur voor hen. Neen, de met zoveel tact en beleid gelanceerde berichtjes, die een of andere winkelier beschuldigden zijn waar met een cent per kilo boven de vastgestelde prijs te hebben verkocht en deswege vervolgd werd, d i e berichtjes doen opgeld bij het domme publiek. En dan bleef het niet bij de domme overtreder, nee, àlle winkeliers waren schooiers, uitzuigers, die honderdduizenden verdienden. Zekere pers zorgde er steeds voor met zulke, meestal negatieve berichtjes voor den dag te komen, allerlei beschuldigingen werden uitgesproken. Eindelijk werd het doel bereikt. Een "dood aan den winkelier" werd gezongen, gepredikt en geschreven voor hen, die moesten geloven aan de slechtheid van de winkelier en aan de eerlijkheid en goede gezindheid van de kapitalistische fabrikant, handelaar en vervoerder.
De middenstand werd de schuurpaal waartegen de schurftige huid van talloze hoog- en laaggeplaatsten op de maatschappelijke ladder werd schoongewreven.

In vele plaatsen in Nederland had deze actie tot gevolg dat er vanwege de overheid verkoopplaatsen werden ingericht. Dààr zouden de waren goedkoper worden verkocht dan dit door die geldwolven van winkeliers geschiedde. En dat gebeurde dan ook. Doch om dit te kùnnen doen, moest de gemeentekas worden aangesproken. Zó werd ons volk bedot! Maar dit bedotten gaf aanleiding dat er een verkeerd licht op de middenstand werd geworpen. "Zie je wel", zo zeiden de volksbedriegers, "nu de gemeenschap distribueert, nu wordt het wel goedkoper, weg met de winkeliers!"
De middenstand in de grote steden heeft dienaangaande ervaringen te over.
Maar ik wil er hier toch even op wijzen, dat het gemeentebestuur van Rotterdam zich niet aan die verfoeilijke praktijken heeft schuldig gemaakt. We leefden hier in een zéér gunstige uitzondering. Geen gemeentewinkels of halletjes werden hier gesticht. Zover het gemeentebestuur kòn, heeft het onze rechten gehandhaafd en alles gedaan wat mogelijk was om ons bestaan in die dagen niet te bemoeilijken. Het spreekt vanzelf dat het algemeen belang vóórging. Daarom past van deze plaats een woord van hulde aan het zo pas afgetreden gemeentebestuur.

En eindelijk is er vrede gekomen. Ik zeg dat zo flegmatiek, omdat het eigenlijk tòch geen vrede werd, want een ander spook doemde op, dat van de revolutie. In de beruchte novembermaand van 1918 stak het rode monster zijn grimmige kop op en dreigde met omverwerping van alles, waarop onze bestaanszekerheid was gegrondvest. En nu eis ik een ogenblik uw aandacht voor dit historisch moment, niet alleen voor onze stad van waaruit het sein werd gegeven, zelfs niet alleen voor Nederland, dat er echter de onmiddellijke gevolgen van had moeten ervaren, doch, ware de toeleg, hier te Rotterdam klaar gemaakt gelukt, dan was dit voor geheel Europa, wellicht voor de gehele wereld, het sein voor een algemene ramp geworden, welke gevolgen door geen menselijk schepsel te overzien zouden zijn geweest.
God zij dank is dit misdadig streven mislukt, hetwelk voor een niet gering deel te danken is aan het krachtig beleid van Mr. Zimmerman, onze burgemeester.

burgemeesterzimmerman

Zimmerman, Burgemeester van Rotterdam van 1906 -1923

Behoeft het betoog, dat de moeilijkheden, ook al was er ten onzent geen onmiddellijk revolutiegevaar meer, voor de middenstand als het ware met de dag toenamen? Het kapitaal en het proletariaat sloegen met geweldige kracht hun klauwen in onze bestaansvoorwaarden. Vele waren de pogingen, die werden aangewend, om ons te verdringen, als reden aangevende, dat w i j de oorzaak waren van alle duurte en schaarste. Van alle zijden besprongen en aangevallen, de smaad dragende van het grote publiek, werd de taak van de besturen van de twee Rotterdamse verenigingen àl zwaarder en zwaarder en het ogenblik maakte, dat de lang gekoesterde wens van concentratie van krachten ernstig onder ogen gezien moest worden. De fusie kwam in een acuut stadium.
Eindelijk, gedwongen door de nood der tijden, begon men zich te spiegelen aan de Nederlandse Leeuw: "In één klauw de pijlenbundel", daardoor wordt hij onbreekbaar! In één hand de Rotterdamse middenstand, dàt zal het bolwerk zijn, waartegen het de ons bedreigende machten zullen moeten afleggen!
Maar dan moeten wij ook onze tijd begrijpen! Het voorheen is voorbij, het is alles anders geworden; óók voor de middenstand. Grote veranderingen in de arbeidsvoorwaarden en de bedrijfsvrijheid zijn reeds ingevoerd, of worden in 's lands vergaderzalen overwogen. Wij moeten ten deze niet tegen de stroom oproeien, want dan komen wij niet verder, hoè groot ook onze inspanning zij! Doet niet als de gildebroeders in de achttiende eeuw. Zit niet bij de pakken neer, doch past u bij de nieuwe omstandigheden aan en ook aan de nieuwe levensvoorwaarden!

Hoe prachtig schetste dit Dr. De Visser reeds in 1902 op het Internationaal Congres te Amsterdam:



Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

16 December 2016