Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De dagen voorafgaand aan het bombardement van Rotterdam

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




De dagen voorafgaand aan het bombardement van Rotterdam

Hertaling.

Op een morgen als de negende mei van het jaar 1940 wil je zingen. Onbewust van het leed dat hen te wachten stond, sliep het gezin Buffinga rustig de voornacht van de tiende mei. De vrouw van dominee Buffinga wekte haar man en zei: "Je mag wel opstaan, de lucht is vol met vliegtuigen." Mijn onmiddellijke reactie was: "Dat is oorlog!" In een minimum van tijd waren de noodzakelijke kledingstukken aangetrokken en stonden we voor ons huis op straat. En daar zagen we de ontstellende werkelijkheid: escadrilles laagvliegende Junkers vlogen in westelijke richting, de ene formatie na de andere, al maar door. In weinige minuten telden we er meer dan honderd. In op elkander volgende golven stroomden ze aan. Hier en daar zagen we parachutisten dalen. Verder naar het westen tuimelde een brandend vliegtuig als een beweeglijke vuurvlam naar omlaag. En we wisten: ons oorlogsapparaat is in actie.

Al maar meer mensen ontwaakten; de kijkers stroomden toe. Hier aan de rand van de stad hadden we een wijd uitzicht. De enorme "vogels", die, door de morgenzon beschenen, brede schaduwen wierpen, vulden steeds de lucht met onheilspellend geronk. Innerlijke spanning uitte zich in uitroepen en flarden van gesprekken. De algemene verbroedering was meteen begonnen. Ook de stadsbewoners vormden een samenleving. Maar wat voor samenleving! Je woont naast elkaar en kent elkaar amper of in 't geheel niet. Je loopt elkaar voorbij, je geeft de één een vluchtige groet en de ander niet eens, omdat je nog nooit een enkel woord met elkaar hebt gewisseld. Maar de rampmorgen drijft je bijeen en de gemeenschappelijke nood maakt je tot een gemeenschap. Je brengt tot uiting, wat in je leeft, en je merkt, dat de vaderlandse gevoelens je samenbinden. Groot en klein dringen samen, nu in een geweldige hoop, dan in kleine groepjes.

Maar het zien op straat laat onbevredigd. Je wilt meer weten. Je snelt je huis binnen en zet de radio aan. Er is niets te horen. Maar dan ineens, na vele vergeefse pogingen, komt de bekende stem van de omroeper op je af en je hoort bevestigen, wat je reeds onomstotelijk vast weet: 't is oorlog. Je verdeelt je aandacht tussen zien en horen. Tot je neerploft in een stoel en een tijdlang haast geen kracht hebt om weer op te staan! Op hoogspanning is de naaste reactie inzinking.

Voor inzinking wordt je echter geen tijd gelaten, omdat je de radio hebt aanstaan. En iedere keer wordt je opgeschrikt door de opgewonden, zenuwachtige stem van de omroeper voor de luchtwachtdienst. Vele maanden later staat het je nog helder voor de geest, als was het gisteren gebeurd: "Bericht luchtwachtdienst, lúcht- wácht-diénst! Zes (acht, tien, vijftien, twintig, al naar het aantal) Messerschmitts boven Gorcum (Breda, Tilburg, Amersfoort of welke andere plaats), vliegende in de richting oost-west (of noord-zuid; zuid-noord)." Even later: "Bericht lucht-wacht-dienst, lúcht-wácht-diénst! Zoveel Heinkels boven Tiel, vliegend in de richting oost-west!" De minuten, de uren, ze kruipen om.

Je weet niet wat je wél en niet geloven moet. Maar uit de verwarrende berichten valt dit toch duidelijk te constateren, dat er op de Linker Maasoever en om het bezit der bruggen verwoed gestreden wordt. Het rechte word je echter niet gewaar. Voor een dringende zaak moeten we aan één der havens zijn. Met z'n drieën gaan we op stap. In de binnenstad is alles in rep en roer. Alle mensen zijn buitenshuis en groepen samen. De weg naar de Coolsingel is versperd. We lopen langs de gedempte Binnenrotte, over het Moriaansplein, Grote Markt, maar verder mogen we niet. Langs deze omweg komen we op de Wijnhaven. Doch deze weg is slechts gedeeltelijk toegankelijk. Gewerkt wordt er niet. Men staat in portieken, op stoepen en in portalen. Het geknetter van machinegeweren en andere vuurmonden is niet van de lucht. We kunnen niet komen, waar we wezen moeten. Er zit niets anders op dan terug te keren.

Maar een weg terug te vinden is al zoveel moeilijker geworden. De Meent, de grote toegangsstraat tot de Coolsingel is leeg geveegd. We mogen alleen nog ergens oversteken. We komen door stegen en sloppen, waar we eerder nog nooit een voetstap hadden gezet. Door de Verlaatstraat lopen we naar het Stokviswater en dan naar de Pompenburgsingel. Op de Hofdijk worden we voor het eerst opgeschrikt door het fluitend luchtalarm. "t Is er een volte van belang. De voetgangers hollen, de fietsers trappen, de karrenrijders duwen wat ze kunnen om weg te komen naar een veilige schuilplaats. De sirenes zingen met hun hoge uithaaltoon krijsend door en scheuren de lucht aan flarden. Uit de verte komt het geronk van vliegtuigmotoren naderbij. Sauve qui peut. Neem de benen! Toch kent men het echte gevaar van de zwarte vogels nog niet.

De sirenes loeien wéér, aanhoudend, slepend, langgerekt. We dringen samen in de huiskamer. We gaan hand in hand langs de muur staan. Wat is toch de broze mens, die anders zoveel kan! Hoe zal het zijn met onze jongens en mannen aan het front? Hoeveel doden zouden er al gevallen zijn? Hoeveel jonge levens uitgeblust? Hoeveel doodssmarten zijn reeds geleden? "Het is alsof we in een droom verkeren: wij vertrouwen bijna het getuigenis van onze zinnen niet."

Legerbericht no. 1 en 2 van het algemeen hoofdkwartier lichten ons over de stand van zaken in. Door de burgemeesters van verschillende gemeenten, o.a. van Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, is bekendgemaakt, dat tot nader order alle scholen gesloten moeten blijven. Niet-noodzakelijke telefoongesprekken, lokaal en interlokaal, zijn verboden. De bescherming van onze kunstschatten is gelast. Effecten- en koopmansbeurzen berichten, dat ze gesloten zijn. De Tweede Kamer kwam in korte zitting bijeen. Voorschriften voor luchtbescherming staan afgedrukt. Het wordt verboden tussen een half uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang enig licht te ontsteken of ontstoken te houden. Aanmaningen tot het bewaren van volstrekte kalmte worden gegeven. Teneinde de bevolking in de gelegenheid te stellen ook 's nachts te luisteren naar de omroepzenders, wordt door de regeringsdienst gemeld, dat de gemeentelijke en particuliere radiodistributiebedrijven gedurende de nacht doorlopend in bedrijf moeten worden gehouden. De nacht belooft niet veel rust. Hier en daar is de hemel door vuurgloed gekleurd. Vlammentongen lekken naar boven op. De afstand is moeilijk te bepalen.

Zoeklichten tasten met witte stralenbundels de hemel af naar grommende ronkende vliegtuigen. Lichtkogels gaan de hoogte in en lijken fantastisch vuurwerk. Het afweergeschut sproeit flakkerende vlammen; en 't vlammenspel wordt kort daarna gevolgd door donderend geknal. Het is telkens even rusten, dan weer opstaan. Gedurig zit ons gezin in een kring weer bijeen. Wat moeten we aanheffen: Het lied van het jammer der aarde, zoals Li Tai Po er één zong, of het lied van 's mensen geweldigheid, gelijk Sophocles dichtte? We doen er beter aan te luisteren naar Jezus' troostwoord: Uw hart worde niet ontroerd, gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.

Voor dag en dauw zijn we al weer opgestaan. Het rumoer rondom dringt ertoe. Overal horen we vuurmonden zich ontladen in heftig geknal, geknetter en geschetter. Zwarte rookwolken hangen her en der in de lucht. De radio staat aan. Iedere keer wordt de afwerking der programma's weer onderbroken door de omroeper van de luchtafweer: Hier luchtwachtdienst, lúcht-wácht-diénst! Dan volgt het monotone, maar schokkende: zoveel Messerschmitts of Heinkels of Junkers boven...., vliegend in de richting.... God zij ons land en volk genadig! De naaste toekomst is de pinksterdag. En de pinksterpreken moeten af. Naar verluidt mogen er morgen geen kerkdiensten worden gehouden. We plegen overleg, ook met onze hervormde collega's. Het beste is, dat wij ons met B. en W. verstaan. We proberen verbinding met het stadhuis te krijgen. En het lukt. Ons wordt meegedeeld, dat alleen korte morgendiensten worden toegestaan. Wegens het luchtgevaar mogen er geen avonddiensten zijn. Het luchtalarm giert vandaag om de haverklap. Voetgangers, fietsers, motorrijders, automobilisten, groenteboeren, kruideniers- en slagersjongens, allen haasten zich zo snel ze kunnen in de dichtstbijzijnde schuilkelders of rennen in draf op de huizen af, waarvan de deuren rap voor hen opengaan. De gastvrijheid is in deze dagen onbegrensd. Eén gevaar, één burgerzin!

De zaterdag ging ook om, de tweede oorlogsdag. Tegen de avondlijke hemel plekte op verschillende plaatsen de rossige vuurgloed; dikke rookwolken maakten zich eruit los. Het geblaf van afweergeschut maande tot het: wees op uw hoede! Zo gingen we Pinksteren tegemoet. Keken we in horizontale richting, we voelden ons beklemd, arm, klein, nietig, hulpeloos; staarden we in verticale richting, dan sloegen wij de vleugelen uit, we wisten ons rijk, sterk, standvastig, geholpen, vol van zegening Gods. "Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus."

Maar nu op 12 mei 1940 blijven de kerkdeuren gesloten. Vroeg in de morgen heeft de radio reeds bekendgemaakt, dat in Rotterdam door de burgemeester alle kerkdiensten zijn afgelast. Het is met het oog op het gevaar uit de lucht veel te gewaagd, talrijke mensen in grote gebouwen samen te doen komen. Hoe licht zou bij het loeien der sirenes paniek kunnen ontstaan en zouden er ongelukken kunnen gebeuren. Dat is in Rotterdam nog nimmer voorgevallen, dat op een zondag geen enkele kerkdeur openging.

Als de radio, die je toch na verloop van tijd weer aanzet, opnieuw die eentonig- alarmerende berichten doorgeeft, dooft de moed en zink je in. En er is nu nog iets verontrustends bij gekomen. De drie omroepers van het A.N.P. laten gedurig hun stem horen, opdat alle luisteraars ze goed kénnen en herkénnen zullen. We begrijpen maar al te goed, wat dit betekent. De sirenes zijn vaak in actie. Er doorheen klinkt het ronken der vliegtuigmotoren. Als er eens brandbommen neervielen op ons huis! We hebben aan de raadgevingen, die de luchtbeschermingsdienst had gegeven, slechts ten dele voldaan.

Eén der huisgenoten had in de afgelopen winter een rode-kruis-cursus gevolgd, een andere een kortere cursus voor het leggen van noodverbanden. Maatregelen tegen lichtuitstraling waren genomen, de ramen met stroken papier beplakt; badkuip, emmers en teilen met water gevuld. Voor het verbandmateriaal was gezorgd. Maar van de zolder waren niet de brandbare goederen en spullen verwijderd en slechts enkele emmers met zand stonden op de bovenste verdieping gereed. Bij het al dreigender wordende gevaar achtten we het nodig, de vliering leeg te halen en van een enkele-centimeters-dikke-zandlaag te voorzien.

Het zand moest worden gehaald van een open terrein dichtbij. We zagen ook andere mensen er druk mee bezig. Met man en macht werd eraan gewerkt. Help vrouw, help man, help al wat helpen kan. Het ruimen van de zolder, waar zoveel stapels kranten en tijdschriften lagen, en waar je ook zoveel rommel bergt, die geen waarde heeft, en die je toch bewaart, vroeg al heel wat tijd. Maar vele handen maken licht werk. Het transporteren van de tien- en tientallen emmers zand, het dragen ervan een paar trappen op en dan nog het ophijsen ervan door een luik naar de zolder bleek op den duur toch wel te zwaar. Allen waren in touw, van de jongste tot de oudste; hulp van jongens uit de buurt ontbrak niet. Een wonderlijke, vreemde pinksterzondagmiddag! Eindelijk lag er dan een ongeveer drie centimeter dikke zandlaag over de vliering gespreid. We waren toen nog naïef genoeg te menen, dat bij het neerploffen van bommen dit zandlaagje zijn dienst kon doen. Als we ons aan de avondmaaltijd verenigen, is het buiten nog tamelijk rustig. Maar dieper in de avond is er weer veel gerucht rondom. Tegen het donker worden zien we opnieuw het rode schijnsel van brand op verscheidene plaatsen de lucht kleuren. De derde oorlogsdag spoedt ten einde. We bidden en gaan slapen. Maar de slaap is niet zo milddadig als anders; hij wil niet komen. Het is niet erg. Het is de nacht tussen pinksterzondag en -maandag.

Bij het ontwaken in de nieuwe morgen zien we, dat de zonnewagen alweer zijn stralende omgang is begonnen. Pinkstermaandag! We willen zoveel mogelijk de zieken, de zwakken, de ouden van dagen opzoeken. Kerkdienst is er weer niet, maar daarom hoeft alle dienst des Woords niet te zwijgen. Het is immers ook onze opdracht, de kinderen Gods in hun huizen te bezoeken, en de zieken te vertroosten met Gods Woord. Zij, die te bed liggen, hebben het in deze dagen, waarop het gevaar en de dood van alle kanten loeren, veel moeilijker dan wij, die ons frank en vrij kunnen bewegen. Wanneer men enkel maar passief kan zijn, wordt het uithoudingsvermogen des te meer op de proef gesteld. Vóór we op de fiets stappen, luisteren we eerst nog naar de radioberichten. Maar niets wat moed zou kunnen geven komt door. Hoewel het niet gezegd wordt, voelen we aan, dat het niet goed gaat.

We fietsen weg, maar gedurig moeten we afstappen. We ontmoeten bekenden en even wordt er van gedachten gewisseld. De meesten, die we spreken, zijn nogal optimistisch gestemd. Wat een militaire voertuigen van velerlei soort staan er gestationeerd onder de bomen langs de singels en onder de bogen van de spoorlijn Hofplein-Den Haag. Terwijl we erlangs rijden, gaat het luchtalarm. We springen van de fiets en hollen naar een winkel in de buurt, en schuilen daar met vele anderen. Hoe vaak zal dezelfde manoeuvre zich vandaag nog herhalen! Wonderlijk groot is het aanpassingsvermogen van de mens. De bezoeken, die we afleggen, zijn een grote verkwikking. Op de terugweg moeten we weer in haast een schuilplaats zoeken. In de namiddag zien we bij het viaduct en op de singels tussen de vele militaire voertuigen ook de foeragewagens en de militaire koks druk bezig kruidige snert uit te delen aan onze soldaten. We maken met verschillende van hen een praatje. Ze komen uit allerlei oorden van ons land. Ze doen allen trouw hun plicht en zijn voor het merendeel nog vol goede moed.

Thuisgekomen horen we door middel van de radio berichten uit het regeerkasteel, die ons over de toestand des lands zeer verontrusten. Dat de drie bekende omroepers zich telkens laten horen, opdat we goed hun stemmen kennen, is al even mistroostig. Er komt meer en meer een gedrukte stemming. We voelen aan, dat de toestand dreigend is. Bekenden vallen even bij ons binnen; je praat wat met elkaar; je wordt er natuurlijk niets wijzer door. Tenslotte blijf je weer als gezinsleden met elkander achter, de intieme kring. En de intimiteit ervan is in deze dagen verinnigd. Hoe doorleef je de harmonische eenheid ervan. Je beseft in verdubbelde mate, welk een geschenk God je daarin gegeven heeft. Je levert innerlijke belevingen aan elkaar uit. Het christelijk gezin heeft onvergelijkelijke waarde. Het samen lezen van Gods Woord, het samen zingen, het samen bidden en danken bindt groten en kleinen zo wonderlijk bijeen. Deze kleine gemeenschap is het cement voor de grote samenleving. Als het ooit helder voor onze aandacht heeft gestaan, dan toch zeker nu in deze donkere dagen. Hierin is toch iets van het verloren Paradijs ons gebleven. Maar je zorgen zijn er ook te over. Als eens één of misschien wel verscheidenen door dodelijke projectielen getroffen worden! 't Is al donker geworden. Het is een en al onrust daarbuiten. De sirenes loeien, geweren knallen, mitrailleurs knetteren, vliegtuigen gieren en grommen, vlammen flakkeren helrood tegen de donkere lucht.

Pinkstermaandagavond. We zitten in een donkere kamer bijeen. Van de familie in de andere delen van het land hebben we in al deze dagen natuurlijk niets meer gehoord. Hoe zou het bij hen zijn? Leven ze allen nog? Ook de vele neven, die militair zijn, kranige jongens in de bloei van het leven? Het enige, wat we voor hen kunnen doen is voor hen bidden. En voor zoveel duizenden anderen.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

21 Juli 2021