(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
In Rotterdam geen uitkomst te vinden, beschreven door M.J. Brusse
Al wat omstreeks 1920 bij de politie aanspoelt of wat zij aantreft langs de weg, en wat in maatschappelijk opzicht hulpeloos is, - al die wrakken, en het bezinksel van het grotestadsleven, waarvoor geen andere uitkomst bestaat, - verwijst zij of geleidt zij naar het bureau der zeden- en kinderpolitie, "om af te handelen." Bovendien komen daarheen de ouders, de verzorgers, de belangstellenden in de minderjarige meisjes, in de kinderen, die in gevaar verkeren, om raad en uitkomst. En omdat er in Rotterdam nog maar zó weinig "maatschappelijk werk" wordt verricht, dat dieper doordringt in de samenleving; omdat hier bijvoorbeeld nog vrijwel niets gedaan wordt in de ziekenhuizen, om wat zich daar dagelijks voordoet aan sociale noden te helpen lenigen en te voorkomen - in Amsterdam heeft de gemeentelijke geneeskundige dienst reeds de arbeid van de vereniging "Maatschappelijk werk in de ziekenhuizen" overgenomen - daarom blijven er ook nog zo héél veel gevallen, waarin hulp van de gemeenschap gebrek, verwaarlozing, demoralisering en ondergang zou kunnen verhelpen, onopgemerkt in die grote poelen van ellende te midden van onze naarstig en haastig voortlevende burgerij.
Voor wélke taak ziet hierdoor deze zeden- en kinderpolitie zich gesteld? Laat ik beginnen met maar eens zakelijk de rubrieken op te noemen, waarin de dagelijkse dienst geleerd heeft haar werkzaamheid te verdelen. Dan zijn daar aan haar zorgen en toeverlaat vertrouwd: in het algemeen de gevaar lopende meisjes, "op seksueel", "op ander gebied", de minderjarigen, al die jonge kinderen, die ontucht plegen, "voor geld", en "niet voor geld". Verder de kinderen, technisch gerubriceerd als bedelkinderen, "kwatta-kinderen" (die bedelend, zowat lopen te venten), gevaar lopende kleine jongens, grotere jongens. Dan de ongehuwde moeders. Voorts de onvolledige gezinnen, gezinnen waar de zorgen van de man of de vrouw gemist worden, ten gevolge van dood, van scheiding of verlating, - waarvan vader of moeder tijdelijk of langer in een ziekenhuis, krankzinnigengesticht, of in de gevangenis verblijven. Vervolgens "de nachtverblijvers", die mannen, vrouwen of kinderen, mannen met kinderen, vrouwen met kinderen, die uit hun woning gezet, of om andere reden tijdelijk zonder onderkomen zijn in zo'n grote stad, zonder toch te behoren tot die andere categorie van zwervers, van bedelaars, van schooiers en armoedzaaiers, van daklozen van professie - had ik haast gezegd, van die paupers, die 's zomers aan de Oosterkade en op de banken in de plantsoenen, in tramhuisjes, of op onbebouwde terreinen aan de slootkant plegen te slapen in onze geordende samenleving. Bovendien zijn daar dan de gevallen, die toch óók eindelijk zullen dienen te worden behandeld, als wij hier komen tot het nog steeds verzuimde maatschappelijk werk in de ziekenhuizen en in de kraaminrichting, waar tegenwoordig twee bestuursleden van Onderlinge Vrouwenbescherming geregeld haar bezoeken brengen. Allen tezamen een leger van rampzalige wezens.
En nu eerst eens nagegaan welke uitkomsten Rotterdam biedt voor al deze stumpers en in nood verkerende mensen en kinderen, waar de zedenpolitie mee te doen krijgt. Daar hebben wij dan die grote vergaarbak voor wat er aan wrakgoed aangespoeld komt, in dat sombere, grimmige oude gebouw van het burgerlijk armbestuur, tegenwoordig beheerd door het Leger des Heils aan den Boschhoek. Het is een toevlucht, een nachtasiel, een tijdelijke bergplaats voor wat dakloos is en van de straat moet worden opgeruimd, en waar toch maar ongeveer honderd mensen kunnen slapen. Maar verscheidene van deze plaatsen, die vroeger uitsluitend voor zwervers en landlopers waren bestemd, blijven, en nu vaak voor lange tijd, ingenomen door mensen, door verspreide en zelfs gehele gezinnen, die enkel ten gevolge van de woningnood "op de keien" zijn gekomen. Een bergplaats, een onderdak dus, ingericht op nachtverblijf voor korte duur, - al moeten hier nu ook heel wat mannen, vrouwen en kinderen dikwijls geruime tijd vertoeven - maar waaraan geen verdere eisen van huisvesting, laat staan van pedagogische of voorzienige aard, voor opvoeding, voor voorbereiding tot een betere toekomst, worden gesteld, alleen reeds omdat het huis overdag is gesloten en de "nachtverblijvers", dat zijn dus ook de vrouwen en kinderen, 's morgens voor negen uur de straat weer op moeten, om daar zo lang hun fortuin maar te zoeken. Bovendien zijn deze maar honderd slaapplaatsen voor de nacht vrijwel geregeld bezet.
En wat bestaat er hiernaast voor al die gevallen van leed en verderf aan particuliere inrichtingen? Voor ongehuwde moeders en haar kinderen kwamen wij een vorige keer tot een totaal generaal van respectievelijk 50 en 54 plaatsen, die natuurlijk voortdurend ingenomen zijn. Het huis Bethanië, van de vereniging Jeruël, in de Jan van Loonslaan, kan dan nog vierentwintig "verdoolde meisjes" opnemen en zes kinderen; het Protestants doorgangshuis tien, ten hoogste elf van deze meisjes, het Leger des Heils twintig jongens voor geheel Nederland en vijftig vrouwen; het Rooms-Katholieke doorgangshuis zes meisjes. En als regel zijn al deze inrichtingen vol. - Dan stelt de Barmhartigheidspost van het Leger des Heils drie zusters beschikbaar voor heel Rotterdam, om te helpen in gezinnen waar hulp nodig is. Dus praktisch genomen bestáát er meestentijds absoluut geen uitkomst in onze stad voor die menigte kinderen, minderjarigen en volwassenen, voor wie de zeden- en kinderpolitie de weg moet aangeven, om - veelal voor langere tijd - , althans van de straat af te komen en naar een wat hoopvollere toekomst te worden geleid door toegewijde, verstandige mensen.
Een van de dames, die in de kraaminrichting maatschappelijk werk willen doen, zei mij: 't Is om wanhopig van te worden. Hoe vaak vinden wij daar jonge meisjes, jonge vrouwen, die in deze rustige omgeving, in de ernstige, gelouterde stemming van het moeder-worden, ons toevertrouwen, dat zij nu, met haar onschuldige kindje, niet meer terug willen in "het lichte leven". Dan bewegen wij vaak hemel en aarde om haar althans die eerste tijd, dat zij nog zwakke kraamvrouwen zijn, in die ideële geestestoestand , in haar tedere moedergevoelens van liefde en verantwoordelijkheid voor haar eigen wichtje, - in die periode van ontvankelijkheid voor zuivere invloeden - geplaatst te krijgen in een wat harmonische, wat toegewijde omgeving. Maar ook het armbestuur en ook de zedenpolitie weten er geen weg mee; - particulieren, die aan deze berouwvolle moeders nu een kans willen geven - wij kennen er niet. De heel enkele plaatsen voor jonge, ongehuwde moeders met zielige zuigelingen, zijn bijna altijd bezet. En niettegenstaande haar goede voornemens, om met haar kind nu een eerlijk bestaan te gaan leiden, moeten we haar laten meegaan, als zo'n mooi opgetuigde juffrouw van de Schiedamsedijk haar alweer uit de kraamzaal af komt halen, om haar terug te brengen in de nachtbuurt. Rotterdam biedt geen andere uitkomst voor haar. En de chef der zedenpolitie: "als die moeder, die uit de kraamzaal komt, evenals de jonggeborene, venerisch ziek is - nog onlangs kwam zo'n geval voor - moeten wij haar soms terug laten keren naar de Dijk, tot een nieuwe haard van besmetting voor wie weet hoeveel mannen. En omdat er geen andere uitkomst was, vonden wij het een zegen, toen wij hoorden dat het kindje gestorven was.
"Of wat zegt gij van die ongehuwde moeder met haar kindje van twaalf dagen, die uit de kraamzaal ontslagen was, en geen onderdak had? Die daar de hele dag had rondgezworven met het wichtje in haar armen, tot ik uiteindelijk niets anders voor haar kon doen dan een beddenzeiltje te kopen, om haar en de zuigeling hiermee toegerust tenminste tegen betaling in een logement opgenomen te krijgen? En de circa vijfhonderd minderjarige meisjes, waartoe onverwachts in 1919 door de demoralisatie van de oorlog het aantal was gestegen van de gevallen, waarin wij raad moesten verschaffen? De zestien, zeventien plaatsen in onze twee doorgangshuizen, evenals Bethanië en het Leger des Heils, natuurlijk bezet. Zetten overvol en kon niet bijbouwen. En willen deze meisjes voor ondergang in de prostitutie bewaard worden, dan moeten zij toch meteen, althans voor een maand of drie, in een behoorlijke omgeving tegen de gevaren worden beschermd. - De Voogdijraden konden geen voogden vinden; zij hadden geen afzetgebied voor de hun toevertrouwde kinderen. Bovendien duurt de procedure van de Voogdijraden gewoonlijk lang; zelfs met een civiel-rechterlijke tuchtschoolplaatsing verstrijken, als het vlug gaat, toch nog anderhalf à twee maanden. En zulke meisjes - als zij nog één dag, één nacht aan de verdorven sfeer worden overgelaten, zijn ze misschien voor altijd verloren. - Maar waar moeten we ze heen sturen? Rotterdam biedt geen uitkomst voor haar."
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|