Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Toonkunst in Rotterdam van 1829-1929

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Toonkunst in Rotterdam van 1829-1929

De Afdeling Rotterdam en Omstreken van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst gedurende honderd jaar.

Een vluchtige beschouwing.

Het is niet de bedoeling en in dit klein bestek ook niet mogelijk, een volledig overzicht te geven van al hetgeen sedert de oprichting op 29 april 1829, van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, de Afdeling Rotterdam voor het muziekleven te dezer stede en bijwijlen ook voor dat in Nederland heeft gedaan. Grote dank is de Maatschappij en dus ook de Afdeling verschuldigd aan haar oprichter, de heer A.C.G. Vermeulen, Rotterdammer van geboorte, die door zijn grote kunstzin maar bovenal door zijn energie de Maatschappij in haar jonge jaren van menige kinderziekte wist te genezen en, met zijn toenmalige medebestuurders, zich veel moeite en zorgen getroostte ten einde de Maatschappij op een gezond peil te brengen. Voor hen die belang stellen in het ontstaan en de ontwikkeling der Maatschappij zij ter lezing aanbevolen het werk van J.D.C. van Dokkum "de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in haar wording en ontwikkeling" uitgegeven door de N.V. Drukkerij Jacob van Campen, Amsterdam 1918 en het later verschenen "Gedenkboek ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan der Maatschappij". Wij willen ons verder in dit artikel in hoofdzaak bepalen tot het geven van een overzicht van de wijze waarop de Afdeling naar buiten heeft gewerkt, namelijk door de Zangvereniging, en tevens daarbij hen gedenken die door hun bekwame leiding de uitvoeringen der Afdeling Zangvereniging op zulk een hoog peil hebben weten te plaatsen en te houden.

In het overzicht der door de Afdeling gedurende haar bestaan gegeven uitvoeringen, hetgeen hierna volgt, ziet men, dat reeds op 30 april 1830 bij het Muziekfeest ter viering van het bestaan der Rotterdamse Afdeling met medewerking van de Rotterdamse, Haagse en Utrechtse Afdelingen, onder meer werd uitgevoerd het Oratorium van L. van Beethoven "Christus am Oelberge" onder leiding van de eerste directeur der Rotterdamse Afdeling, de heer Carl Mühlenfeldt. Diens opvolger, de heer Küpsch bracht ons de eerste uitvoering van Haydns "Die Schöpfung" (30 april 1841). Na Küpsch bracht ons de derde directeur, Frans Coenen, de eerste uitvoering op 26 februari 1847 van "Die Jahreszeiten" van dezelfde componist. Na Coenen kwam Johs. J.H. Verhulst, welke onder meer eerste uitvoeringen bracht van Mendelssohn-Bartholdy's Elias (1850), Paulus (1851), Die erste Walpurgisnacht (1850), van Händel's Israël in Egypten (1854), Samson (1859), Josua (1863) en van Beethoven's 9e Symphonie (1854). W.F.G. Nicolai, Verhulst's opvolger voerde voor het eerst in 1863 Athalia van Händel uit.

Na Nicolai's vertrek kwam er een directeur bij de Afdeling door wiens bekwame leiding zij zich verder krachtig ontplooide. Het was Woldemar Bargiel, een zeer ontwikkeld componist en dirigent. Hij bracht ons onder andere eerste uitvoeringen van Das Alexanderfest van Händel (1866) benevens diens Messias (1867), Judas Maccabeus (1868), Acis und Galathea (1871), Belsazaer (1873), Cherubini's Requiem (1869), Schumann's Scenen aus Goethe's Faust (1868), Das Paradies und die Peri (1869) en Manfred (1874), Mozart's Requiem (1872), maar bovenal komt hem de eer toe van de introductie in Nederland van Bach's Matthäus Passion (22 april 1870) een datum die voor onze Afdeling van zeer grote betekenis zal blijven, en haar naam als één der meest vooruitstrevende afdelingen versterkte. Toen Bargiel aan het einde van het seizoen 1873/74 onze Afdeling verliet voor een beroep naar Berlijn als leraar in de compositie aan de Koninklijke Academie voor Kunsten aldaar, kwam als zijn opvolger Friedrich Gernsheim, welke zijn grote gaven als pianist, dirigent en koorleider hier ten volle kon ontplooien. Onder zijn energieke leiding beleefden wij als eerste uitvoeringen van Brahm's Ein Deutsches Requiem (1875), Bruch's Odysseus (1876), Bach's Johannes Passion (1876), Verdi's Manzoni Requiem (1877), Händel's Salomo (1878), Beethoven's Missa Solemnis (1882), Händel's Saul (1883), Bach's Magnificat (1885), Bruch's Achilleus (1887) en nog enige kleinere werken. Gernsheim verliet Rotterdam om evenals zijn voorganger naar Berlijn te gaan als professor aan het Sternse Conservatorium aldaar.

Minder vruchtbaar was het werk van zijn opvolger Richard von Perger, welke gedurende de vijf jaren van zijn directeurschap betrekkelijk weinig eerste uitvoeringen bracht. Ten dele is dit misschien te wijten aan het ontbreken van een goed orkest. De Duitse opera immers was ter ziele gegaan en waar het geschoolde operaorkest bij de uitvoeringen der Afdeling haar steun steeds verleende moest men het nu doen met een orkest samengesteld uit Rotterdamse en Haagse musici, welke heren niet voldoende konden repeteren om een zodanig goed ensemble te vormen als waarover men vroeger de beschikking had. Dit bracht, in hoofdzaak voor een directeur, grote moeilijkheden met zich voor het instuderen van nieuwe werken. Niettegenstaande dit alles werden ons enige eerste uitvoeringen geboden o.a. Eve van Massenet (1893), Manasse van F. Hegar (1894) en Christus van F.Kiel (1895). Von Perger verliet Rotterdam voor Wenen waar hij benoemd was tot directeur van de Gesellschaft für Musikfreunde, en toen kwam de grote verrassing.

Het Afdelingsbestuur benoemde de 23-jarige Anton B.H. Verheij tot directeur. Deze Rotterdamse jongeman, geheel gevormd in de muziekschool der Afdeling, in hoofdzaak door Gernsheim, was reeds tijdens diens directeurschap door hem als accompagnateur der Afdelings Zangvereniging aangewezen, en vervulde die taak ook onder Von Perger, tevens was hij leraar voor de piano aan de muziekschool. Dat de keuze een zeer goede was bleek alras door de wijze waarop hij zijn taak opvatte om de Afdeling weer op het vroegere peil te brengen. Hij slaagde hierin dan ook volkomen in hoofdzaak door zijn grote talenten, zijn doorzettingsvermogen en niet het minst door de aangename wijze waarop hij met de koorleden wist om te gaan en de repetities wist te leiden. Onder zijn bekwame leiding zijn vele eerste uitvoeringen, zowel voor Nederland als voor Rotterdam te boeken.

Wij noemen o.a.: C. Franck, Les Béatitudes (1897), Berlioz, l'Enfance du Christ (1899), Grande Messe des Morts (1902), La prise de Troie, (1912), Romeo en Juliette (1917), Benvenuto Cellini (N 1919), Bach, H. Moll Messe (1901), Bossi, Canticum Canticorum (1901), Richard Strauss, Wanderers Sturmlied (1902), Henchel, Requiem (1903), Wolff-Ferrari, La Vita Nuova (1905), Diepenbrock, Te Deum Laudamus (1908), Willem de Haan, Das Märchen und das Leben (1913), J. van Gilse, Eine Lebensmesse (1914), H. Zagwijn, Der Zauberlehrling (1914), Gustav Mahler, 2e Symphonie (1915), Das Klagende Lied (1916), Gabriel Fauré, Requiem (N 1918), Debussy, Lénfant Prodigue (1918), La Damoiselle Elue (1922), Moussorgski, Boris Godunow (N 1921), Borodine, Le Prince Igor (N 1923). Verhey heeft van alle directeuren der Afdeling zijn functie het langst vervuld. Bijna 29 jaar was hij directeur tot er op 24 februari 1924 in de volle voorbereiding van Moussorgski La Khovanchtchina, plotseling door de dood, een einde werd gemaakt aan dit zo werkzame leven, diep betreurd niet alleen door ons allen doch door geheel muziek lievend Nederland.

Daar men kort voor een uitvoering stond en het Afdelingsbestuur overtuigd was in de geest van de overleden directeur te handelen door de uitvoering te doen doorgaan besloot het naar een plaatsvervanger voor Verhey om te zien en werd deze gevonden in de persoon van Evert Cornelis, leider van het Utrechts Stedelijk Orkest. Cornelis verklaarde zich bereid de uitvoering van Moussorgski's La Khovanchtchina te leiden en deed dit op schitterende wijze. Het bestuur verzocht hem de vacante plaats van directeur der Afdeling te willen aanvaarden, hetwelk hij aannam. Hij treedt dan ook sedert september 1924 als zodanig op en heeft door zijn grote gaven als orkest- en koorleider de Afdeling op een nieuw hoogtepunt gebracht. Onder zijn leiding werden de volgende eerste uitvoeringen gegeven: Bach, Cantate 23 en 103 (1925), der Zufriedengestellte Aeolus (N 1927), en Die Matthäus Passion in onverkorte vorm (N 1926), Händel, Acis and Galatea en Messiah (1928), beide in de oorspronkelijke (Engelse) taal, Honegger, Le Roi David (1925), Judith (N 1926), Debussy, Le Martyre de St. Sébastien (N 1928), Respighi, La Primavera (N 1926) en Kodàly, Psalmus Hungaricus (1928).

Wij hebben u hier een kort overzicht gegeven van het werk der Afdeling Rotterdam der Mij. t.b.d. Toonkunst en haar leiders.

Wanneer voor een jaartal een N geplaatst is betekent dit eerste uitvoering in Nederland.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

1 December 2022