(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
De spoorlijn Rotterdam/Breda
Na de verwerping van de wetsvoorstellen van 1859, beogende concessieverlening aan de Noorder en Zuider Spoorweg, werd minister Van Hall bij de koning geroepen, waar hij de opdracht ontving om als leider van een nieuw door hem te vormen kabinet het spoorwegvraagstuk tot een oplossing te brengen, een taak, die gezien de onverkwikkelijke voorgeschiedenis, niet gemakkelijk scheen. Het lukte mr. Floris van Hall een stap te ondernemen, welke er althans toe leidde, dat Nederland binnen afzienbare tijd een aan matige eisen voldoend spoorwegnet verkreeg. Het belangrijke van het wetsontwerp, in april 1860 door het Ministerie Van Hall- Van Heemstra bij de Kamer ingediend, was wel dat definitief besloten werd om van Staatswege een groot net van spoorwegen aan te leggen. Het wetsontwerp behaalde, hoewel heftig bestreden door Thorbecke en de zijnen, een overwinning in de Tweede Kamer van 49 tegen 23 stemmen. Van Hall, zich bewust van de ernst der kwestie, betoogde in zijn verdediging: "Wij behandelen hier materiële, gewichtige belangen van de Natie; wij behandelen hier een kwestie, waarvan de oplossing met angstvallig verlangen door de Natie wordt tegemoetgezien. Ik van mijn zijde zal mij niet mengen, in politieke beschouwingen of recriminatiën".
Het wetsontwerp, dat op 27 juli 1860 door de Tweede Kamer was aangenomen, kreeg ook in de Eerste Kamer een grote meerderheid en zo kon het wetsontwerp tot aanleg van Staatsspoorwegen reeds op 18 augustus daaraanvolgend door de koning bekrachtigd worden. Het aannemen van het wetsontwerp bracht met zich, dat het derde Ministerie Van Hall in de geschiedenis met de naam "Spoorweg-Ministerie" betiteld zou worden. De wet van 1860 verschafte aan ons land een aaneengesloten spoorwegnet. Het aannemen bracht met zich: "dat de Regering aan het werk kon slaan, om aan de Natie datgene te verschaffen, dat ieder, onverschillig, of hij van hoge of van lage stand zij, instinctmatig gevoelt dat ons ontbreekt en dat ons wellicht niet zal geven, althans in den beginne zeker niet, grote directe voordelen, maar toch grote indirecte voordelen en in allen gevalle aan de vreemdeling de overtuiging zal verschaffen, dat, wanneer hij de voet op onze bodem zet, hij dan komt in een land, waar hij zich even snel en gemakkelijk kan bewegen, als hij dat gewoon is in andere landen en in zijn eigen Vaderland."
Voor rekening van de Staat worden spoorwegen aangelegd:
1. Van Arnhem, langs Zutphen, Deventer, Zwolle, Meppel, Steenwijk, Heerenveen tot Leeuwarden;
2. Van Harlingen, langs Franeker, Leeuwarden, Groningen, Winschoten naar de Hannoverse grenzen in de richting van Asschersdorff;
3. Van Zutphen langs Goor, Hengelo, Enschede met één of twee vertakkingen naar de Duitse grenzen;
4. Van Maastricht of Meerssen langs Roermond, Venlo, Helmond, Eindhoven, Boxtel en Tilburg tot Breda;
5. Van Roozendaal langs Bergen op Zoom, Goes, Middelburg tot Vlissingen;
6. Van Venlo naar de Pruisische grenzen;
7. Van Maarsbergen langs Amerongen, Tiel, 's-Hertogenbosch tot Boxtel;
8. Van Rotterdam langs Dordrecht, Willemsdorp, Moerdijk tot Breda;
9. Van Amsterdam door de Zaanstreek of van Haarlem langs Alkmaar tot Nieuwediep.
De aanleg zou over verschillende jaren worden verdeeld, waarover art. 2 het volgende bepaalde:
Jaarlijks wordt voor de aanleg der in het vorig artikel genoemde spoorwegen tenminste 10 miljoen gulden op de staatsbegroting uitgetrokken.
Slechts art. 1 punt 7 werd door een motie in de Kamer aldus veranderd, dat in plaats daarvan van vijf nieuwe verbindingen werden gecreëerd, waarvan tenslotte de lijn van Den Bosch over Zaltbommel, Kuilenburg naar Utrecht gekozen werd, waardoor dus de lijn Maarsbergen naar Den Bosch kwam te vervallen.
Inderdaad, het begon erop te lijken, dat door de Wet van 1860 een stap was gedaan, die aan woorden en twijfelen een einde zou maken!
Op 3 juli 1863, onder het tweede Ministerie Thorbecke, zag de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, in de wandeling genaamd S.S., het levenslicht.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|