Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De Spanjaard buiten Rotterdam

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




De Spanjaard buiten Rotterdam

Gedeeltelijke hertaling.

De Spanjaard buiten Rotterdam, verjaagd door de burgerlijke heldendaden, treurspel.

Te Rotterdam, by Pieter van Dyk, boekverkoper op de Steiger, 1780.

De heer Daniël van Limburg, benevens zijn echtgenote mejuffrouw Johanna Erkelens.

Uw zucht tot onderstand aan nutte kunsttafrelen,
Gepaard met die voor 't heil van stad en vaderland,
Roemwaardig paar, verknocht door huw'lyks zachte band!
Doet in uw heuse gunst dit echt ontwerp ook delen.

Gelyk Apollo's koor zich met uw zorg mag strelen
Wordt velerlei kunst uw telgen ingeplant,
Waartoe gy dagelyks behulpzaam biedt de hand
En eeuwige achting toont voor vaderlandse spelen

Dit treurspel wreed volvoerd aan Rotte's burgery,
Waaruit het nakroost thans de Spaanse slaverny,
Door hunner vadren vuist, al spelend, ziet verbleken,
Durft, ROTTERDAM ter ere, aan 't hoofd met LIMBURGS naam
En die van Erkelens, gedekt door bitse blaam,
In 't hart recht vaderlands, gerust de kruin opsteken.

Simon Rivier

Rotterdam, de 8ste april, 1780.

VERTONERS.

Willem, Graaf van der Mark, Baron van Lumey, Lt. Admiraal, enz.
Van der Meersch, hoofdschout van Rotterdam.
Duifhuis, Rotterdams burgemeester.
Hubert Duifhuis, pastoor in de St. Laurens Kerk, broeder van de burgemeester.
Furtado, voornaam Spaans bevelhebber.
Cariön, hoofdman onder Furtado.
Leönoor, minnares van Furtado.
Maike van Deventer, een burgeres.
De zeeman op Spanje varende.
Jacob de Vos, burger der stad.
Jakoba, kamenier van Leönoor.
Burgers, zeelieden, vrouwen, kinders, Spanjaards, zogenaamde Watergeuzen.

Het eerste bedrijf verbeeldt een kamer in 't huis van Leönoor.
Het tweede bedrijf verbeeldt een gedeelte van St. Laurens Kerk.
Het derde en vijfde bedrijf vertonen een deel der Grote Markt.
Het vierde bedrijf, vertoont Leönoors huis van buiten, bij de Grote Markt.

De Spanjaard buiten Rotterdam, treurspel.

Eerste bedrijf. Eerste toneel.
Furtado, Leönoor.

Furtado.

Myn waarde Leönoor, gy zyt niet welberaden,
Dat gy de Spanjaards vloekt. Mijn min zal alle schaden
Vergoeden, door myn volk aan Rotterdam gedaan.
Vloek liever op Bossu, wiens haat, wiens dolle waan
En opgekropte spyt dees streek der Nederlanden,
Meer dan de Kastiljaan, door moorden, roven, branden
En strenge schatting, drukt, noem hem een bastaardkind
Van 't kwynend Nederland, waar hy zyn broeders bindt,
Zyn zusters stout onteert, zyn stamzuil om durft rukken
En voor des konings wil, als vuige slaaf moet bukken,
Om dus prins Willems eer te mind'ren waar hy kan:
Ja, uw geboortestad is meer bedorven van
Diens stedehouders wrok, dan van de Spaanse benden,
Schoon hy zyn schuld ontveinst en werpt op onze lenden.

Leönoor.

Furtado, ach, ik bid, dat gy me niet misleid,
Terwyl myn teder hart voor uwen landaard pleit,
Om uwentwille alleen en uw getrouw beminnen.

Furtado, haar omhelzende,
Geliefde zielsvriendin!

Leönoor.

Hoe meer ik myne zinnen
Op uwe liefde zet, hoe meer my 't hart ontroert,
Als ik herdenk, wat gy alhier hebt uitgevoerd.
Wanneer Lumey den Briel kloekmoedig had gewonnen,
Wiens vest gy met Hennin niet hebt herovren konnen,
Kwaamt gy, door hem verzeld, voor dees getrouwe stad,
By de Oostpoort aan, die men wel digt gesloten had
En door een burgerwacht zorgvuldig deedt bewaren;
Niet om des konings volk, ó neen, maar om barbaren
Te keren; 't welk Bossu, bijna geheel alleen,
De Hoogstraat langs en voorts het raadhuis op deedt treên,
In den vergaêrden raad, wien hy, met dreigend vleijen,
Uit vrees voor 's vorsten toorn, wist om de tuin te leijen,
Ten spoedige opening zo van de Oost- en Delffse poort,
Voor Spanjes legermagt, die kon dus verder voort,
Waar Alva's hoge last het beste was te wagten;
En ter vermydinge van alle burgerklagten,
Zou rot voor rot eerst in en vorder buitengaan,
Met ongelaadne roers, en straks den weg opslaan
Naar Delft: maar hy wel ver van eerlyk woord te houên,
Deed ons ligt geloof der raden haast berouwen,
Want naauw was 't eerste rot onze Oostpoort ingesneld,
Het welk, door Jan de Smit, werd, naar 't verdrag, geteld,
Doch boven het getal bevonden, toen hy 't sluiten
Geboodt, uitroepende: "men laat de rest 'er buiten,
"Tot deze menigte ter Delffche poort uit zyn!"
Maar 't sluiten was vergeefs en de indrag, onder schyn
Van recht, onmogelijk door burgers af te weren
WAT TELD GY! (riep Bossu, ) 't KOMT U NOCH UWEN HEEREN
NIET TOE, DES KONINGS VOLK TE TELLEN! doch de smit,
Wiens vuist een hamer voerde, op dit verwyt verhit,
Zei, dat aan hem de wacht en telling was bevolen;
Welk antwoord van Hennin nog verder deed verdolen
En naar de teller slaan, met zyn bloedgierig zwaard,
Tot hy die moedige, een beter noodlot waard,
Met nog een burgerman, Dominicus geheten,
Ter aarde nedersloeg.

Furtado.

Hij heeft zich wel gekweten,
Die bakker en de smit is beiden recht geschied:
Zij hoorden naar 't bevel van hunnen koning niet,
Waarom men beider rif deed hakken in vier stukken.
Dit zag ik met vermaak; en 't moorden en verdrukken
Der andren heb ik mede, al lagchend, bygewoond.
Ik heb me een yveraar voor 's konings zaak getoond
En vele burgeren ter poorten uitgedrongen,
De burgemeester Roos het lood in 't hart gewrongen
Waar hy de Delffche poort voor ons geopend hield;
En van 't driehonderdtal der burgeren, ontzield
Door onze Spaanse magt, heb ik zo veel doen sneven,
Dat my de naam van schrik der muiters wierdt gegeven.

Leönoor.

"Och! Wat heb ik gedaan? Waarom gaf ik myne eer
"Aan die bloeddorstige, die, met het moordgeweer,
"Zo schriklyk heeft gewoed en daarop nog durft roemen?

Furtado.

Gy moet, niet min dan ik, de muiteryën doemen,
Wilt gy my waardig zyn, dan word ge een Spaanse vrouw,
Die, aan een oorlogsheld verbonden door de trouw,
Haar egaê krachten geeft om daden te bedryven,
Die andre volkeren doen beven of verstyven,
Op 't enkele verhaal van zyn' onwrikbren moed.
Zo rukt men 't muitziek vlees ter schenkel af, drinkt bloed
Der ketteren, voor wyn, slaat zyne scherpe tanden
In hun verstokte hart, en haspelt de ingewanden
Uit hun veroordeeld lyf om arm en schoudren heen,
Schept vreugd in vrouwenklagt en kinderlyk geween
Van allen, die te wuft, ons oud geloof verlaten,
De Spanjaards tegenstaan, of willen, dat de staten
Van dit verachtlyk land, niet slaafs aan 's konings wil,
Vrymagtig mogen treên in kerk- of staatsgeschil.

Leönoor.

Gy juicht, terwyl ik schreije, om die baldadigheden,
Die onze burgeren van uw soldaten leden!

Furtado.

Neen, neen, bedroef u niet om myne grootste deugd.
't Is billyk, dat myn ziel zich juichende verheugt
In 's ketters ondergang. My heeft men dank te weten,
Dat Wenaas oude Hof thans ligt vaneengereten,

Waarvan de burgerschaar myn eerste vaandel volk,
Ja zelf het tweede meê, verjoeg, tot dees myn dolk,
Vertaald door de eêlste bloem der Kastiljaanse knechten,
Ten derde maal niet meêr gestuit werdt onder 't vechten,
Terwyl myn heldestem het grove schietgeweer
Schier bliksemkrachten gaf, de kogels meêr en meêr
En sneller vliegen deed, die, dondrende op de muren,
Hun vormsels, dus verhard dat ze eeuwig mogten duren,
Verbryzelden, daar zy nog stonden in hun kracht,
Zo niet myn arm en stem hen had ten val gebragt.
Dus vlogen kalk en steen de wederspannelingen
Voor kop en borst, tot ik de bressen deed bespringen
Met haken, die de stad ter bluschinge van brand
Staêg in gereedheid houdt; door welk een onderstand
De laffe burgery zichzelve bloot zag stellen
Voor 't koninklyk kanon, en, om haar meêr te kwellen,
Vertoonde zich een paar, uit onze heldenstoet,
Als Herkules in sterkte, als Romulus in moed,
Dat een nog staande brok des muurs om verre haalde,
Die hun verpletterde en een avrechts loon betaalde,
Dus spouwden zy de ziel, als eertyds Simson deedt
Voorts bragt men ladders aan en stond ten storm gereed;
Wanneer de muiteren, behoudens lyf en leven
Dat landhuis oopnen en ons over moesten geven,
Maar 's konings volk, verhit door de eerste tegenweer,
Riep: "Slaat de Geuzen dood"! dit sneed hun al te zeer,
Door de oren, in het hart; des logge burgerhanden
Opnieuw zich wapenen, om lyfsgevaar of schanden,
Te ontgaan; doch vruchteloos, schoon menig burgerman,
Met ene sombre vuist, zich vallend wreken kan
Op die hem heeft gegriefd; dus zyn ze met hun allen
Als muiters, hels van aart, de dood ten deel gevallen,
Of wel als ketters, wien men woord noch eeden houdt,
Maar als vloekwaardige aas der duivelen beschouwt.

Leönoor

Dit lot moest Bulgerstein, na Wena, ook beproeven,
Hoe zeer zyn ongeval, myn ziel ook moet bedroeven,
Toch dringt my de oude roem van dat verdelgde slot,
Dat ik zyns lofs gedenke en 't smeulend overschot
Van zyn gestorte puin besproeije met myn tranen
Dat oud kasteel, wiens rode en zwartgeleeuwde vanen
De stromen veiligden, daar 't, op zyn zandplaat vast,
In 't midden van de Maas, voor alle overlast
De vissers heeft beschermd, die, Krooswyk uitgevaren,
Langs deze zomerkade in hutjes veilig waren:
Dat braaf kasteel stond nog, indien het Spaans geweld
Die vryplaats voor de roof niet hadd' ter neêr geveld.

Furtado.

Ween niet om Bulgerstein, dat men rechtvaardig sloopte,
Een nest, dat , lang vermolmd, vergeefs op weerstand hoopte,
Doch door 't rammeijen viel in zyn verlopen gracht,
Met torens, poort en muur, die men te houden dacht,
Maar nooit beschermen kon voor 's konings veldbanieren
Gewoon op 's vyand magt altyd te zegevieren.

Leönoor, met drift

Te zegevieren! Neen, dus zegevierd men niet.
Rechtsschapen krygsmoed juicht om 's anders zielsverdriet,
Al zuchtende in het hart, met tranen op de wangen
En toont zelfs droefenis in zyne zegezangen.
De hoofdschout van der Meersch strekt daar een voorbeeld van,
Hy, ook de vorst getrouw, heeft, als een eerlyk man,
Driehonderd lyken, by uwe inkomst hier verslagen
Uit deze burgery, straks doen ten grave dragen,
Waarom hem beide vriend en vyand heeft geroemd.

Furtado.

Veel beter, dan dat gy dit doen rechtschapen noemt,
Verdient ons volk die lof, door Rotterdam te dwingen
En 't kloek ontwapenen der wuste muitelingen,
Door Wenaas slechting en door die van Bulgerstein.
Door deze goede stad te zuiveren en rein
Te maken van het gif der vuige ketteryën
Door 't muitend burgerrot manhaftig te bestryen,
Te dryven voor zich heen, te volgen lang de straat,
Te jagen uit de poort, en wie, uit haat of baat,
Zich in zyne eigen deur of venster dorst vertonen
Zag door de doodstraf die stoutmoedigheid belonen;
Terwyl de Kastiljaan, spyt alle tegenstand,
Postvattende op de markt, met zyn bebloede hand
Het vaandel plantend, om aldaar de hoofdwacht stichten,
Waar door myn minste knecht, rechtschapener in pligten
De hoofdschout van der Meersch en burgermeester Roos,
Veel meêr roemwaardig was; daar de eerste moedeloos.
Voor 's burgers rechten spreekt, doch weinig uit kan werken,
Werd de andre, durvende des konings magt beperken,
Door onzen te weerstaan, met enen kogelschoot
Getroffen in het hart, mishandeld na zyn' dood,
En zal aldus hierna ten voorbeeld kunnen strekken
Van wederspannigen, die hunne trouw bevlekken.

Leönoor.

De rechten van dit land zyn heilig, en hy steekt
Zich in geen kwade zaak, die voor zyn rechten spreekt.
Maar men sterft gelyk een held, die stad en volk verdedigt.

Furtado.

Kan zyn, myn Leönoor, dat ge uwen vorst beledigt!

Leönoor.

Neen, neen, de Kastiljaan beledigt hem veel meer,
Door 't woeden in zyn' naam en door het moordgeweer,
Gans boven peil en maat, in 't burgerbloed te dopen.

Furtado.

Wat burgers zyn 't, die zich in kettery verlopen?
Ja uw Erasmus zelf, waar Rotterdam op roemt,
Is in Sint Laurens Kerk als ketter reeds gedoemd,
Door onzes veldpaaps stem. Ja, schrik vry, op 't verhalen.
Durft Duifhuis, haar pastoor, zo ver van 't spoor niet dwalen,
Dat hy zich zelven snood verbindt aan ene vrouw,
Die hy als man omhelst, als ware deze trouw
Niet schaadlyk aan zyn ampt? Dus echt hy zyne kindren,
In spyt van 's paussen wil; maar ik, ik zal verhindren
Dat zulke gruwlen meêr geschiên, dewyl zyn straf
Besloten is en hy veroordeeld tot het graf.

Bron: De Spanjaard buiten Rotterdam,

Verjaagd door de burgerlyke heldendaaden,

Te Rotterdam Treurspel

By Pieter van Dyk, boekverkoper op de Steiger, 1780.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

5 Februari 2024