(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
Vernieuwing op sociaaleconomisch gebied tot 1940
De doelstelling is volgens prof. dr. J.E. de Quay, sprekend voor de Nederlandse Unie, als volgt: Werkgevers, arbeiders en boeren zullen zich in vak-unies moeten samenvoegen. De afzonderlijke vakbonden zullen op den duur moeten verdwijnen. De onder krachtige leiding staande vak-unies zullen zich, gegroepeerd naar bedrijfstakken, in corporaties van werkgevers en arbeiders kunnen samenvoegen. Aan deze corporaties zal publiekrechtelijke bevoegdheid moeten worden toegekend. De corporaties zullen in een nationale raad moeten samenkomen. In de corporaties kunnen de belangen afgeperkt worden, welke verband houden met de betreffende bedrijfstak. De belangen der verschillende bedrijfstakken zullen met elkander in overeenstemming worden gebracht in de nationale raad. Om te voorkomen, dat de verschillende corporaties tenslotte te veel lasten op het publiek, - op de uiteindelijke consumenten, - zouden laden, zal de overheid zeggenschap in de corporaties moeten hebben, - ter bescherming dus van het algemeen belang. Wil men in dit opzicht iets bereiken, dan zal men in alle bedrijfstakken moeten komen tot een verplichte organisatie. Aldus prof. De Quay.
Opgemerkt moge worden, dat de aldus geschetste organisatie - in tegenstelling met hetgeen men veelal aanneemt - niet iets geheel nieuws brengt. Integendeel, op de aangegeven weg is het bedrijfsleven in Nederland al een heel eind gevorderd, een groter eind vermoedelijk dan de belanghebbenden zich hebben voorgesteld. In de Rotterdamse haven werd de eerste stap op de weg van economische concentratie gezet in het jaar 1908, toen tot oprichting van de Graan Elevator Maatschappij werd overgegaan. Het gedenkboek van de Graan Elevator Maatschappij, in 1933 uitgegeven, bevat in dit opzicht geschiedkundig materiaal, dat uiterst leerzaam is. Invoering van graanelevators in de haven door individuele firma's of zelfs door een groepering van individuele firma's bleek onmogelijk. De belangen van binnen- en buitenlandse graanimporteurs, reders, cargadoors, stuwadoors en factors moesten tegen elkander worden afgewogen, totdat men een voor allen aanvaardbaar compromis kon bereiken. Met de belangen van meters en wegers, van havenarbeiders en van de binnenscheepvaart moest rekening worden gehouden, wilde men voorkomen, dat door georganiseerde tegenwerking de invoering der elevators onmogelijk zou worden gemaakt. Men begreep dat er een belang was, dat boven de belangen van welke individuele reder, cargadoor of stuwadoor en ook boven de belangen van welke groep dan ook uitging, namelijk het belang van de haven Rotterdam als zodanig.
Het is bekend, dat sedert 1929 de overheid in steeds toenemende mate gedwongen werd ten opzichte van het economisch leven regelend op te treden. Allerwegen werd erover geklaagd, dat ambtenaren en commissies deze regelingen voorbereidden en toepasten zonder dat zij voldoende oog hadden voor de bezwaren, welke door de economische ondernemingen in de weg werden gelegd. Onvermijdelijkheid van regelingen gaf men over het algemeen, - zij het meestal ook ongaarne, - tenslotte toe. Men begreep wel, dat allerlei factoren een dergelijke regeling dwingend voorschreven, opdat zou worden voorkomen, dat een al te felle concurrentie bepaalde bedrijfstakken ten onder zou doen gaan en het daarin, vaak zeer belangrijke kapitaal, zou worden vernietigd. Het bedrijfsleven, dat zich in principe dus wel bij de regelingen neerlegde en in veel gevallen zelfs daarom vroeg, was grotendeels overtuigd, dat een groter invloed op deze regelingen van het bedrijfsleven zelf veel onaangenaams zou kunnen voorkomen en bovendien voor de bedrijfsgenoten, die aan dergelijke regelingen zouden meewerken, de organisatie begrijpelijker en daarom sympathieker zou kunnen maken. In enkele bedrijfstakken slaagde men erin, aldus de eerste grondslag tot een corporatieve regeling te leggen, zo o.a. in het grafisch bedrijf (boek- en steendrukkerij en aanverwante bedrijven), alsook in de tuinbouw. In de Rotterdamse haven zag men de Scheepvaartvereniging Zuid regelingen ten opzichte van de havenreserve en andere belangrijke onderdelen tot stand brengen; na 15 mei 1940 bracht zij een wachtgeldregeling tot stand, die door de ambtelijke organisatie werd goedgekeurd. De Bond van Werkgevers in de Koopvaardij verrichtte organiserende arbeid met betrekking tot de zeevaart. Over al datgene, dat als regel de eenheid onder Nederlanders verbreekt wist men heen te stappen.
Zodra evenwel gepoogd werd, de mogelijkheid te overwegen, om aan dergelijke bedrijfsorganisaties dwingende bevoegdheden toe te kennen, stuitte men op de vrijwel algemene verknochtheid aan een politieke partij. Velen bleken overtuigd, dat de wettelijke regeling van deze materie (als van elke andere) aan de eigen partij moest worden voorbehouden; of omgekeerd, dat men zich daarvan afzijdig moest houden omdat een andere partij een zodanige regeling propageerde. Ondanks alles wisten bijvoorbeeld de grafische bedrijven in federatief verband door eigen initiatief een regeling tot stand te brengen, die reeds zeer veel overeenkomst vertoont met de doelstelling welke professor De Quay namens de Nederlandse Unie heeft bekendgemaakt. Aan hetgeen aldus werd bereikt, ontbrak uit de aard der zaak de dwingende macht, waardoor buitenstaanders altijd in staat waren, de regelingen te doorbreken. De algemeen-verbindend-verklaring van een aantal artikelen uit de collectieve arbeidsovereenkomst kwam tot op grote hoogte aan dit bezwaar tegemoet. Deze verbindendverklaring werkte sterk ten gunste van organisatie; de buitenstaanders, die zich nu tóch aan de regelen moesten onderwerpen, vonden het over het algemeen wenselijker, dan ook als lid toe te treden, zodat zij althans medezeggenschap zouden hebben. Het sociale element kwam bij deze regelingen ook in belangrijke mate tot zijn recht. Hygiëne, vakopleiding, rust in het bedrijf, onderlinge waardering, pensioenverzorging, - dit alles werd in samenwerking tussen werkgevers en werknemers tot stand gebracht. Geschillen werden door gemengde commissies opgelost; zonder uitzondering werd bij minnelijk overleg een oplossing gevonden. Dit alles was reeds vóór 1939 tot ontwikkeling gekomen; het was geleidelijk gegroeid en heeft zich, ondanks extreem verzet van de zijde der individualisten, baan gebroken.
Men zal goed doen, in het oog te houden, dat in Nederland in 1940 reeds in verschillende bedrijfstakken organisaties bestaan, die een eind gevorderd zijn op de weg, die ons thans wordt aanbevolen. Niet alleen de grafische bedrijven zijn er een voorbeeld van; ook in land- en tuinbouw bestaan dergelijke organisaties, meer dan één industriële bedrijfstak vertoont een krachtige organisatie, die reeds in corporatieve richting is georiënteerd. In de bouwbedrijven werd organisatorisch veel bereikt. Hetgeen in het Rotterdamse haven- en scheepvaartbedrijf werd tot stand gebracht, mag zeker niet over het hoofd worden gezien.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|