(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Brederode en klik op ENTER
De zware slag bij Moordrecht
Uit Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdij van den jongen heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog door K. van Alkemade
De Rotterdamse burgerij begon te morren en openlijk te zeggen, dat, zoals onvoorzichtigheid een baarmoeder is van veel onheil, ze ook veel kwaad teweegbracht, dat de achteloze voorzorg omtrent de etenswaren een grote schaarste veroorzaakt had. Hoewel de langdurige en harde belegering, naast de ongelukkige tochten, dit veroorzaakten, kreeg de Stadvoogd er echter de schuld van. En inderdaad, nadat de meeste voorraad verteerd was, begonnen de mensen en beesten gebrek en honger te lijden. Daarom is er door de Stadvoogd en de andere heren van de stad toe besloten kost wat kost de stad van voedsel te voorzien.
Heer Reyer van Broekhuizen en heer Henrik van Brederode trokken daarop naar Woerden om alle levensbehoeften bijeen te krijgen en wijn en koren in Utrecht en elders op te kopen. Het uitvoeren van deze zaken, die veel beslommeringen veroorzaakten, kon er zo stil en geheim niet aan toegaan, of de Stalmeester van de Koning kreeg er kennis van. Daar het hele land zich aan de regering van de Koning had onderworpen, begon het nergens aan verklikkers en aanklagers te ontbreken. Iedereen, in het bijzonder de adel, was graag het beste kind van het Hof en probeerde dank van de Koning te verkrijgen door iets voor hem te doen.
In allerijl liet de Stalmeester alle wegen, zowel te water als te land, bezetten. Hij liet de wachten verdubbelen en alle voorzorgsmaatregelen die je kunt bedenken treffen om de gehele toevoer te beletten.
Nadat de uitgezonden heren te Woerden, niet zonder er veel moeite voor te doen, een flinke hoop koren en veel vaten wijn bijeen hadden gekregen, deed zich de grootste moeilijkheid voor, de aanvoer van dat alles. Over Utrecht via de Lek werd als te ontraden beoordeeld vanwege de gevaarlijke bezetting op die rivier waar het krioelde van Koninklijke schepen. Ook was Rotterdam te water zo stevig belegerd en de rivier de Maas zodanig bezet dat er 's nachts noch overdag een schip uit of in kon. Daarenboven was er een stevige bezetting van krijgsvolk uit Dordrecht en IJsselmonde aangekomen en een sterk slot waar ze voorbij moesten.
Derhalve is, nadat alles rijpelijk overwogen was, het voorstel goedgekeurd van degenen die oordeelden dat de veiligste weg door de venen en onbekende binnenwateren gezocht moest worden. Nadat dit besluit was vastgesteld, hebben de heren van Woerden aan de Rotterdammers door een in het diepste geheim gezonden postbode laten bekendmaken, dat ze al het lichte en platboomde vaartuig dat voorhanden was en al hun krijgsmacht moesten bijeenbrengen. Daarna moesten ze over een onbekende weg door de venen 's nachts in het dorp Boskoop aankomen om aldaar een honderd last koren en een flink aantal wijnvaten, die daarheen gebracht zouden worden, over te nemen.
Deze goede tijding heeft de Rotterdammers opgevrolijkt en de hele stad was uitgelaten van vreugde. In allerijl werden alle vaartuigen die enigszins dienst konden doen, gereedgemaakt. Het opperbevel over deze vloot, bestaande uit omtrent 100 zowel grote als kleine schuiten en over de 1200 wakkere mannen, die erop ingescheept werden, was toevertrouwd aan heer Jan van Naaldwyk, Cornelis van Treslong, heer Frederik van Zevender, Henrik van Wyts en Klaas de Leeuw, allen oude ervaren hoplieden, die in de nacht tussen de 17de en 18de juni, die ervoor bestemd was, van wal staken en met stille trom langs onbekende en afgelegen wegen naar het dorp Boskoop optrokken. Onderweg deed zich een hinderpaal voor, die hen enige tijd ophield, maar die door vlijtige arbeid te boven werd gekomen. De vloot kwam bij het dorp Moordrecht twee kades tegen waar de schuiten overheen zouden moeten worden getrokken. Die kades werden afgegraven en doorgestoken. De bevelhebbers vonden het eerste het meest raadzaam, vooral omdat dit werk de geladen schepen bij hun terugkomst van pas zou komen. Zoals alle arbeid gemakkelijk wordt gedaan als men er met lust en wakkerheid op aanvalt, zo werden ook deze hinderdammen tot een geschikte diepte onder het water snel uitgegraven. Daarna kwamen ze ongehinderd op de vastgestelde tijd en plaats bij de dijk van de rivier de Gouwe bij Boskoop.
De heren Broekhuizen en Van Mondfoort kwamen vanuit Woerden over de Rijn met hun geladen schuiten, die door 700 soldaten beschermd werden, bij de Goudse sluis. Deze was bezet door enige Koninklijke troepen en met gezonken schepen door Broekhuizen zelf toe gedamd. De sluisbezetting bestaande uit slechts 200 man en niet bestand tegen zo'n grote onvoorziene legermacht 's nachts, met geweld aangevallen en besprongen, sloeg onmiddellijk op de vlucht. De toe gedamde stroom werd met veel mankracht geopend. Aldus werd hen de weg over de Gouwe gebaand tot aan Boskoop toe. Daar wachtten de Rotterdammers hen met al hun vaartuigen aan de dijk, die het water van deze stroom keert, met verlangen op.
Het grote aantal soldaten van weerszijden heeft gemakkelijk heel wat vrachten koren en wijn kunnen overschepen. Nadat dit verricht was, keerden de troepen uit Woerden met hun lege schepen in diezelfde nacht terug.
De Rotterdammers vertrokken eveneens van daar met hun geladen schuiten, dezelfde weg door de venen naar de stad volgend, als die ze gekomen waren. Het was zo stil en er waren zo weinig lieden die hen zagen, dat ze zich verbeeldden dat hun onderneming eerder uitgevoerd zou zijn dan ze bekend zou worden.
Toen ze echter aan de Moordrechtse kade, die ze in de voornacht doorgestoken hadden, kwamen, lag de Koninklijke Stadhouder hen met een leger van 2400 mannen op te wachten. Of de tocht was al door velen ontdekt, waardoor de Stalmeester van tevoren op de hoogte was, of de landgenoten die in deze nacht door de stad Gouda trokken, hadden hem hiervan in kennis gesteld.
Toen de soldaten van de Stadhouder de vloot naderden, kwamen de Rotterdammers uit boerenschuren en huizen gesprongen en nadat ze zich samengevoegd hadden, vooral om de vloot te beschermen, vielen zij met grote dapperheid aan. Dat deed de Stadhouderlijke troepen aan het begin van het gevecht terugdeinzen. Intussen werd de aanvalskracht door nieuwe hulptroepen uit Gouda versterkt, waarbij de Stalmeester, na de zijne eraan toegevoegd te hebben, met nieuwe moed en met zulk zwaar geweld op de verdedigers aanviel, dat ze na een bloedige strijd een grote nederlaag leden. De ongelijke kracht van de strijdende partijen heeft door eenzelfde hardnekkigheid en dapperheid de uitslag van het gevecht vijf uur lang in de waagschaal gehouden. Ze vochten totdat de Rotterdammers twee dappere hoplieden, Kornelis van Treslong en Kornelis de Leeuw, verloren hadden en door een grote groep soldaten van hun vijanden overmeesterd en in het nauw gedreven waren, zodanig dat ze allen of al strijdend zouden sterven of gevangengenomen zouden worden.
Heer Jan van Naaldwyk, het grote aantal doden en de nood der nog levenden ziende, trachtte door te vluchten en door naar de ongenaakbare veenkuilen te zwemmen zijn lijf te redden. Hij werd echter nagezeten en gegrepen. Zo werden ook heer Frederik van Zevender en Henrik Wyts met wel 350 gewone soldaten gevangengenomen. Op de plaats van het gevecht lagen er aan de zijde van de Rotterdammers ongeveer 550 soldaten, in het losse zand gestikt of in het water door verdrinking doodgegaan.
De overwinning is volkomen aan de zijde van de Stalmeester geweest. Deze had, behalve zoveel gevangenen, ook alle schuiten en vaartuigen met wijn en granen geladen, zonder dat er ook maar één teruggevonden werd, Gouda binnengesleept. De nederlaag, meer door gebrek aan mankracht en macht dan door een tekort aan onversaagdheid veroorzaakt, is zeer zwaar en groot geweest voor de Rotterdammers. Ze was des te groter doordat ze in de vorige scheepsstrijd op de Lek het grootste deel van hun krijgsvolk verloren hadden.
De zegerijke wapenen van de Koning veroorzaakten grote vreugde in de Hollandse steden en vanwege deze overwinning werden alom tekenen van blijdschap getoond en vreugdevuren aangestoken. Aldus gingen de zaken van de Rotterdammers achteruit en namen een wanhopige wending. Het verlies was echter niet zo sterk dat het hun moed deed verminderen of dat het hen ertoe bewoog te luisteren naar het aangeboden verdrag, hen kort daarna voorgesteld. Zij hadden zich voorgenomen liever het uiterste te wagen dan hun vrije hoofd te buigen onder het juk der Koninklijke Macht.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|