Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Ambtsbediening te Rotterdam van Ds. J. Scharp

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Scharp en klik op ENTER




Ambtsbediening te Rotterdam van Ds. J. Scharp

Hertaling.

Uit: J. Scharp, een predikant uit de patriottentijd.



Eén van de zes verhalen over Scharp, nieuwsgierig naar de andere vijf?

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Scharp en klik op ENTER




Zo was hij dan nu op de plaats, waar hij zijn volle kracht kon ontplooien, Rotterdam. Terstond moeten wij beginnen hier een bijzonder voorval te verhalen.

In zijn gedachtenisrede bij zijn 25-jarige evangeliedienst, herinnert Scharp eraan, hoe hij het woord Gods gebracht heeft in de kerk en aan de huizen, op de predikstoel en op het schavot. "Op het schavot", dit kan geen predikant in onze tijd (1906) hem meer nazeggen. De dagen van de doodstraf liggen achter ons. De leraar wordt niet meer geroepen een veroordeelde misdadiger bij te staan. Hoe pijnlijk dat zijn kon had Scharp reeds ondervonden, toen hij te Axel had geassisteerd bij de doodstraf van "een domme, driftige, ruwe Vlaming, die de stiefvader van zijn huisvrouw had omgebracht." Veel aangrijpender was het geval dat hij te Rotterdam doormaakte, dat hem, ja de gehele stad, in spanning bracht, en hem aanleiding gaf er een boek over uit te geven van meer dan vierhonderd bladzijden, dat drie uitgaven beleefde. Als een kenmerkend voorval uit die tijd zullen wij het hier wat uitvoerig verhalen.

Tussen 2 en 22 januari van het jaar 1796 werd het publiek verontrust door brutale inbraken, die elkaar vrij snel opvolgden in Den Haag, Rotterdam, Amsterdam, waarbij aan geld en kleinoden voor een bedrag van bijna f 8000,- ontvreemd was. Zoals het gaat bij dergelijke voorvallen, de politie moest er eerst heel wat over horen, voor het haar eindelijk lukte de dader te Rotterdam te vatten. Als de zaak nu voor het gerecht komt, wordt de man ter dood veroordeeld. Het Ministerie van Predikanten krijgt bericht met het verzoek de veroordeelde op zijn dood voor te bereiden. Wie zal het doen? De een na de ander verontschuldigt zich. De bijzondere omstandigheden, aan dit geval verbonden, hadden reeds enige ruchtbaarheid verkregen en deden allen huiveren voor een taak, die de zielzorger hier had te verrichten. Zelfs collega Ds. Van Nieuwstadt wordt bij het eerste bezoek, dat hij met Scharp in de gevangenis bracht, zodanig in zijn zenuwgestel geschokt, dat deze om zijnentwil besluit de taak nu maar alleen op zich te nemen.

Het was een ontzettende geschiedenis, die Scharp kreeg te horen en te doorleven. Hier zag hij voor zich een jongmens van 27 à 28 jaar, met een innemend uiterlijk en goede manieren. Zijn gesprekken waren onderhoudend, zijn vernuftige geest straalde in alles door. Hij sprak het liefst Frans, maar ook Deens, Duits en Engels, kende Latijn, Grieks, Italiaans, Portugees en Nederlands. Nu eens had hij een aanhaling van Voltaire, dan van Spinoza, straks van Socrates bij de hand, nee, dit was geen gewone misdadiger.
Frederik Meyer noemde hij zich, maar toen hij eenmaal zijn hart voor Scharp geopend had, bleek het, dat dit een valse naam was. Hij was een telg uit een grafelijk geslacht in Denemarken, Von Rantzau, opgevoed door een godvruchtige moeder, die haar geloof uit Schotland had meegebracht. Reeds vroeg leerde zijn vader hem spotten met de godsvrucht van zijn moeder en gaf hem Voltaire in handen. Weldra wordt hij meegesleept door de stroom des ongeloofs. Een losbandig en avontuurlijk leven, dat een hele roman zou kunnen vullen, had hem aan de rand van de afgrond gebracht. Op een ogenblik doet het beeld van zijn moeder, die 's nachts in de droom opeens voor hem stond, hem daaruit ontwaken.
Hij wil zijn verloren leven herstellen, maar zijn bloedverwanten weigeren hem hulp. Hij gaat op een schip, zonder te weten, waarheen het hem voert, en zet zijn voet op Hollands kust. Het gebrek nijpt, de armoede staat voor de deur, slechts diefstal kan hem redden en door zijn vroegere zwerftochten ook hier niet onbekend, brengt hij enige dagen in vrees en ontzetting door vanwege zijn brutale inbraken. Nu heeft hij het geld, waarmee hij zich weer een positie verschaffen kan en hij zal een rustig en bedaard leven beginnen met een Engels meisje, waarmee hij zich na velerlei afdwalingen op zedelijk gebied in oprechte liefde verbonden heeft. En op de dag waarop hij met dat voornemen naar Engeland wil terugkeren, wordt hij gevat.

Zo vindt Scharp hem nu in de kerker, als zijn doodvonnis reeds is geveld. Wat zal hij zich een moeite geven, hem als het zo mag wezen nog voor te bereiden voor een zalig sterven. En er is hoop voor. Deze gevangene geeft zich zoals hij is. Zijn openhartige bekentenis voor het gerecht, waarin hij zonder omwegen of uitvluchten de volle waarheid beleed, zijn gevoeligheid en hartelijkheid, het vertrouwen dat hij Scharp schonk, deden de zielzorger het beste hopen. Maar wat werd hier veel van zijn krachten geëist. Meyer had niet tevergeefs de schrijvers van zijn dagen gelezen. Hij kon niet meer geloven, zo meende hij. Iemand, die met de geschriften van Voltaire, d'Amembert, Chubb, Morgan, Bahrdt, Swift, Nicolaï e.a. had kennisgemaakt, had genoeg nagedacht. Hij is onuitputtelijk in tegenwerpingen, vragen, bedenkingen, die de zielzorger temeer moesten afmatten, omdat het niet in het karakter van de gevangene lag, lang bij één onderwerp bepaald te blijven. Nu eens liep het gesprek over het onderscheid tussen goed en kwaad, dan over de natuur der ziel en haar onsterfelijkheid, ofwel over de goddelijke zending van Mozes, het geloof aan een openbaring Gods of de godheid van Jezus Christus.

Op geestige wijze schreef Meyer eens uit zijn kerker: "De hoogmoed is een ondeugd, maar die het schone gebouw der burgermaatschappij gesticht heeft. Gierigheid is een ondeugd, maar zij baart voorzichtigheid. IJdelheid heeft de industrie tot moeder, stoutmoedigheid is een gelukkige geestesgesteldheid, maar een die een schurk met de grootste mannen gemeen heeft. Een struikrover geplaatst aan het hoofd van een armee kan een groot held worden. Een man, die zijn broeder doodslaat uit eigenbelang is een groot monster, maar als hij zijn verloren vaderland niet redden kan dan door er zijn broeder aan op te offeren, wordt hij een halve godheid," m.a.w. goed en kwaad zijn betrekkelijk, men vindt ze overal bij elkaar. Maar ook erkent hij: "Mijn gehele lichaam is een machine der water- werktuigkunde en een stookhuis der chemie, derhalve is alles geschikt door een verstandige oorzaak".
Hij zei door Scharp overtuigd te zijn van zijn eeuwige bestemming en dikwijls scheen de predikant bij hem zijn doel te naderen, als er plotseling weer de grootste tegenstrijdigheid tussen zijn hoofd en zijn hart blijkt te bestaan. Nu eens belijdt hij: "Ik erken met u een God, tot wie ik met verbrijzeling vergiffenis bid voor het leed, dat ik anderen, nog meer mijzelf gedaan heb," - dan weer zegt hij: "Kunt gij mij een andere ziel geven? Kunt gij maken, dat ik geloof, dat ik denk gelijk gij? Duizend denkbeelden vliegen door mijn hoofd, ik wenste wel, dat ik die troost had, die gij hebt." En bij een andere gelegenheid weer: "Geloof mij, ik openbaar u mijn gehele hart, ik heb niet de minste vijandschap tegen die weg, als ik maar van de waarheid overtuigd kon worden." En dit alles wordt uitgesproken met een openhartigheid, vurigheid, hartstochtelijkheid, die niet naliet grote indruk op Scharp te maken. Hij kreeg zijn gevangene lief.

Ja, er ging een wonderlijke bekoring van deze misdadiger uit. Ieder, die hem naderde, werd met de grootste deernis vervuld. Men zag mensen, sterk tegen hem ingenomen, met tranen in de ogen zijn kerker verlaten en de gerechtsdienaars, anders zo teergevoelig niet, konden met deze gevangene wenen. Geheel Rotterdam sprak over hem. De Deense agent, later ook de gezant proberen gratie voor hem te verkrijgen. Zelfs de bestolen personen tekenen daartoe een adres en Minister Von Schubart laat zich persoonlijk door Scharp over de bijzonderheden van 's mans geschiedenis inlichten. - Waarlijk, daar komt daags voor de executie het bevel om de zaak voor het Hof van Holland nog eens te doen behandelen. Toen Scharp deze verdaging van zijn vonnis aan de gevangene kwam meedelen, vloog hij de predikant in de armen, omhelsde hem en weende aan zijn borst, maar als vervolgens zijn hoop ijdel bleek en hij onherroepelijk ten dode verwezen is, moet Scharp weer naar de kerker met deze tijding en hij gaat "met een kloppend hart en strompelende voet." "God bless you" is eerst het enige antwoord van de verslagene.

In welk een spanning komt deze zielenherder, als hij zo met deze gevangene bezig is van half april tot 26 mei en hij hem iedere dag duizend doden ziet sterven, terwijl hem de kracht ontbreekt, om de troost van het evangelie aan te nemen. Wat moet dit voor Scharp geweest zijn, zo gevoelig, dat hij zegt: "Als ik de predikstoel opklom, gloeide mijn hand nog, waarop de misdadiger met gebogen hoofd zijn verkropt hart had uitgeschreid en de zakdoek in mijn hand - de zijne was hem ontnomen, - was nog vochtig van zijn tranen, toen ik met de gemeente bad om zijn zaligheid." Het greep hem aan, hij leed veel, hij werd somber, zijn lichaam ongesteld, zijn ziel bedroefd. Toch volhardt hij in zijn taak. Dagelijks ziet men hem gaan naar de kerker, dat onderaards verblijf, dat alleen door kaarslicht beschenen wordt en iedere avond zocht hij met de veroordeelde Gods aangezicht. Ja ook de laatste avond vóór diens dood.
De gevangene was verward, wild, onbestendig, en als de getrouwe leraar voor zijn bed neergeknield is en met hem gebeden heeft, vliegt hij overeind, kust hem met tranen en dankt hem nog eens voor al de liefdediensten, die hij hem bewezen heeft.

Meermalen had Meyer gezegd, dat hij de dood niet vreesde, als het maar een dood zonder schande was. Maar aan de doodstraf met de koorde moest de zogenaamde "Kapitale voorstelling" voorafgaan. Dan werd de veroordeelde drie of vier dagen voor zijn executie eerst openlijk tentoongesteld en, nadat zijn bekentenis voor aller oor was herhaald, met veel plechtigheid door de officier van justitie gedagvaard op het straftoneel en voor de rechterhand Gods. Wat had het hem veel gekost zich aan die openbare schande te onderwerpen. En nu zal hij nog eens onder de ogen der mensen komen. "Laat men hem fusilleren of met het zwaard straffen, waarom moest hij gepaternosterd, gekoord en als uitvaagsel der Schepping naar de galg gesleept worden?"

Eindelijk komt het uur, waarop de executie zal plaatshebben. Scharp begeeft zich voor de vervulling van zijn laatste plichten naar het stadhuis, God om hulp gebeden hebbende. Het was 's morgens om 10 uur, 26 mei 1796, en nooit zou hij vergeten, wat hij die dag doorleefd heeft. Door de menigte heen op het stadhuis aangekomen, vindt hij er alles in verwarring en als hij naar de oorzaak vraagt en naar de kerker snelt, ziet hij daar de gevangene neerliggende in zijn bloed. Meyer had een incisiemesje weten te bemachtigen en op het ogenblik, dat zijn kerker voor de officier ontgrendeld werd, zich de hals doorgesneden.
Een vijftal brieven werd bij hem gevonden, waaronder drie aan Scharp. Ook was er een brief aan de baljuw bij, geschreven terwijl hij timmerlieden bezig hoort met het opzetten van het toneel, waarop hij zijn laatste rol in het leven moet spelen. "Vous êtes en effet celui, qui me prive de la vie, et moi celui, qui vous n'estime pas moins pour cela. Songez surtout, que vous envoyez sous la terre un homme, qui a voté pendant la nuit et qui vous auroit pu servir pendant le jour."
Hij mocht eraan toevoegen: "vous voyez, mon charactère est toujours le même."

Nu zouden wij menen, dat hiermee de zaak was afgelopen. De veroordeelde had zich aan de menselijke gerechtigheid onttrokken. Wel leefde hij nog, maar de dood was zeker en nabij. Doch vergeet niet, dat wij in een tijd zijn, waarin de wil des volks de wet aan de overheid voorschreef. Hier kunt u weer zien, waartoe de overheid dan komt.
De justitie beraadslaagt wat zij doen moet. Veel tijd is er niet, want weldra zal het laatste bloed zijn weggevloeid, de laatste reuteling het einde aanwijzen. Daarbuiten staat een "grimmelende" menigte, blijkbaar belust op het schouwtoneel, dat zij kwam zien. Het is bekend geworden, dat de gevangene van adellijke geboorte is. Het schavot staat gereed. Wat zal men zeggen, als de executie niet voltrokken wordt? Zal men niet denken, dat hier een heimelijke begunstiging heeft plaatsgehad? Allerlei praatjes zullen er gaan. De justitie zal belasterd worden.
Een kort besluit wordt genomen. Het recht moet zijn loop hebben. De wond wordt dichtgenaaid. De ongelukkige, bewusteloos als hij is, geheel bebloed in zijn beddenlaken gewonden. Het bloedspoor langs de trap wijst de weg, waarlangs men hem naar de gerechtszaal draagt. Daar wordt hij op een stoel neergezet. De gerechtsdienaars naast hem moeten hem overeind houden. Vreselijke aanblik! Dat misvormd gelaat, dat akelig gereutel, die convulsieve trekkingen en ertegenover die ongelukkige schepenen, voor wie het vonnis gelezen wordt, een stuk van twaalf bladzijden kompres gedrukt.

Na dat alles te hebben bijgewoond moet Scharp nu voor de menigte daar buiten het woord gaan voeren. Men had toch besloten van de gewoonte af te wijken en het godsdienstig gedeelte van de handeling buiten te doen plaatshebben. Op het schavot gekomen moet hij een ogenblik gaan zitten, om zijn aandoening meester te worden. Maar hij herstelt zich. Als schout en schepenen hun plaatsen hebben ingenomen, behoeft hij maar met de hand te wenken en het ongewone schouwspel brengt de menigte tot stilte. Nu neemt hij het woord. Tijd om zich te bedenken heeft hij niet gehad. Hij begint - zo ongeveer deelt hij zelf de inhoud van zijn rede mee - zijn hoorders kennis te geven van het gebeurde, tekent het karakter van de stervende en neemt uit dit treffend voorbeeld aanleiding hun te herinneren, dat noch fatsoenlijke geboorte, noch opvoeding, noch aanleg of talenten ons kunnen bewaren voor de val in de grootste misdaden, als wij God verlaten, ons geweten verkrachten en de deugd veronachtzamen. Hij bepaalde hen bij het onderscheid tussen valse en ware schaamte, daar de eerste de straf, maar de laatste de misdaad vreest. Hij schilderde de kracht en vertroosting van Jezus schone godsdienst. Hij bad hen zich voor het ongeloof te wachten, wekte op tot godsdienstige en burgerlijke deugden, toonde hun Gods rechtvaardigheid in het straffen en de zorg der justitie, waarschuwde voor zedelijke hoogmoed, leerde God de eer te geven en sprak over de noodzakelijkheid van het gebed. Toen knielde hij op de stoel, die voor hem geplaatst was, sprak een hartelijk gebed uit, eindigende met de zo noodzakelijke bede: Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.

Een ademloze stilte heerste onder de duizenden toeschouwers, er was een algemene aandoening zichtbaar. "Dat ogenblik houd ik voor een van de plechtigste en gewichtigste van al mijn dagen", zo zegt hij zelf. Helaas, dat het onmiddellijk daarna zo vreselijk ontwijd werd. De gevangene wordt toch nog naar buiten gebracht, met de touwen onder de armen opgehesen en aan de hals opgehangen. Deze handeling opent de toe genaaide wond opnieuw, het bloed vloeit uit de gapende hals, en.... doch ik bespaar u de beschrijving van dit laatste bedrijf. Ook Scharp wilde het niet aanschouwen, hij was reeds weggegaan.

Wij leren uit dit voorval Scharp kennen als een getrouw zielenherder, niet minder ook als een begaafd spreker. Dat hij wel voorbereid, op de kansel de schare kon boeien, was bekend. Maar hier is het wat meer. Door de heftigste aandoeningen bestormd, na de aanblik van het meest afzichtelijke toneel, dat men zich denken laat, staat hij daar, geheel onvoorbereid, tegenover een menigte, die is uitgegaan om zich in het zien van een gehangene te verlustigen en door het lange wachten reeds is ontstemd. Maar als hij gesproken heeft, getuigt de hoorbare stilte, slechts hier en daar door snikken afgebroken, hoe hij die schare in de ziel heeft gegrepen en zij vervuld is van medelijden met de misdadiger en een beven over eigen hart bij de aanschouwing van dit schavot.

Inderdaad, als prediker moet Scharp uitnemende gaven gehad hebben. Zijn grootste kracht ontwikkelde hij op de kansel. Hij sprak gewoonlijk op schets, voor de vuist. Dat hij overigens de zwakheden van iedere predikant met zich meedroeg, zien wij uit deze mededeling van hemzelf, dat hij een leerrede, waarover hem verwijten gemaakt werden, zestien jaar eerder in een vorige gemeente zonder enige verandering gehouden had. Hoe kon hij de harten treffen, de aandoeningen, mogelijk wel wat al te veel, opwekken; maar ook verstond hij de kunst op geestige en scherpe wijze de waarheid te zeggen. Hij was niet afkerig van het gebruik van anekdotes. Men verhaalt, - zo deelt hij bijvoorbeeld mee in een van zijn preken, - dat er op Cyprus een wet was, dat, wanneer iemands varken op de akker van een ander liep en de vruchten verdierf, de eigenaar van die akker de vrijheid had, de tanden van dat dier uit te breken. "O, mijn hoorders, indien bij ons die Cyprische wet ook zou bestaan, om aan elk dier datgene te ontnemen, waarmee hij de eigendom van een ander beschadigde, wat zouden wij een aantal stomme mensen onder ons ontmoeten."

Gewoonlijk was zijn toon veel hoogdravender. Dat eiste de deftigheid van de kansel destijds. Men hield toen van brede stijl. Als Scharp wil zeggen, dat hij de rijkdom van zijn tekst niet uitputten kan, dan drukt hij dit aldus uit: "Al gingen wij bij het volle en rijpe korenveld van leerzame bespiegelingen en nuttige lessen, die uit deze gebeurtenissen in te oogsten zijn, langs een smal voetpad ter zijde henen, al wreven wij slechts enige aren in onze handen, om, gaandeweg te eten, gelijk Jezus discipelen eens letterlijk deden, gaande door het gezaaide, nog zou ons de tijd ontbreken."

De kroon op zijn kanselwerk heeft hij gezet in zijn "Afscheid aan de openbare evangeliedienst" op 23 april 1826 over de tekst Genesis 48 : 21: "Ziet ik sterf, maar God zal met u lieden wezen."

"Hoe hoogst gewichtig is mij deze gedachte, als mens en als leraar! - Dikwijls, en ook dan, als de krankheid mij neder drukte, spraken sommigen van u van mijn arbeid, mijn nuttigheid, enigen van het goede, dat God hen door mijn dienst geschonken had, en de liefde sprak zelfs van mijn deugden; - maar in mij sprak mijn hart de taal der diepe verootmoediging; zelfgevoel noemt mij zondaar aan dwaasheden en driften door het bederf, dat in mij woont, verslaafd, gelijk alle anderen, die, in plaats van op een kroon der vergelding te rekenen, om genade der vergeving moet bidden, wie de herinnering, ik ben ook zelf een mens, niet opbeurt, omdat ik zoveel beter dan anderen had moeten en kunnen zijn.... - Maar ziet nu, ik sterf! en mijn hart schept moed; ik geloofde met mijn hele hart het evangelie, dat ik aan zondaars verkondigde; midden onder mijn gebreken diende ik God in oprechtheid mijner ziel; en ik sterf gerust op de genade in Hem, die ook mijn zonden, hoe veel en hoe zwaar, in zijn lichaam heeft gedragen op het hout, en ook in stervensnood mij ten voorspraak bij de Vader wezen zal. - Mijns ondanks heb ik, bij het scheiden, u dit moeten zeggen, geliefden! opdat gij weten zoudt, u ter onderrichting, dat ik geloofd heb, gelijk ik u leerde, en sterf gelijk ik predikte."




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

16 Juli 2018