Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De eerste ambtsjaren van Ds. J. Scharp

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Scharp en klik op ENTER




De eerste ambtsjaren van Ds. J. Scharp

Hertaling.

Uit J. Scharp, een predikant uit de patriottentijd.



Eén van de zes verhalen over Scharp, nieuwsgierig naar de andere vijf?

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Scharp en klik op ENTER




Wij menen genoeg te hebben medegedeeld over Scharp's huiselijk leven, om de draad van zijn ambtelijk leven te kunnen opvatten.
Hij bleef twee jaar te St. Annaland, een gemeente, die door langdurige vacature verwilderd was. Tot de ongeregeldheden, die hij daar vond, behoorde ook, dat de nieuwe psalmberijming er nog niet was ingevoerd, hoewel deze reeds bijna vier jaar alom in het land in gebruik was. Op 10 mei 1779 voerde hij de verbeterde psalmberijming in met een leerrede, die zijn meer dan gewone gave als kanselredenaar reeds aan het licht bracht.

Predikant J. Scharp bleef niet lang op zijn eerste standplaats, maar werd nadat hij reeds voor Poortvliet bedankt had, beroepen te Axel, (10 augustus 1780). Tegen dit beroep kwamen vanwege zijn leeftijd bezwaren binnen bij de classis Walcheren. De Staten hadden bepaald, dat de predikanten, die in de steden van de Generaliteit beroepen mochten worden, de ouderdom van vijfentwintig jaar bereikt moesten hebben. Het Collegium Qualificatum (een college, samengesteld uit leden van de kerkenraad en van de regering, dat in Zeeland het recht van beroeping en afzetting van predikanten had), daarvan door de classis onderricht, stelde een besluit op, om haar ervan te overtuigen, dat dit besluit niet op de stad Axel betrekking had. Burgemeester Paulus bracht haar dit over en hoewel de classis geen bezwaar had, vond zij het toch raadzaam het advies van de Edel Mogendheden af te wachten, drie moderatoren machtigende, om in geval dit advies gunstig was het beroep te approberen. Het volledig verlof kwam weldra en 10 december werd Scharp te Axel bevestigd.

Hier begint zijn leven in aanraking te komen met de stroom van gebeurtenissen, die ons uit de geschiedenis bekend is. Keizer Jozef II had twist gezocht met ons land, waarvan de zwakheid maar al te openbaar was, en had om kracht bij te zetten aan zijn eisen tot opening der Schelde een 30.000 man Brabant in gezonden. Daartegen was nu ook van onze kant een klein leger op de been gebracht, en het was onder deze soldaten, die hun kwartieren bij Axel hadden, dat Scharp met ijver en zegen mocht arbeiden. Hij hield er ook veldpredicatiën, waarvan de eerste twee op vererend verzoek het licht zagen. In de voorrede zegt hij: "Boeken zijn er meer dan genoeg, ik beken het, maar in allen gevalle, deze twee veldpredicatiën zullen de beballaste wereld niet doen zinken."
Te gering dacht hij zeker niet over onze strijdmacht, die in die oorlog geen zwaard heeft getrokken, als hij haar aldus aanspreekt: "Brave en edelaardige helden! Hoog en Weledele gestrenge heren bevelhebbers! en gij allen rechtschapen soldaten! rechte hand der Staten! stalen vuist van Neerlands Leeuw! van allerlei rang, ouderdom of godsdienst, landgenoten! medechristenen! vergunt mij andermaal die stille aandacht, waarmee gij mijn vorige lessen hebt aangehoord."

Naast zijn herderlijk werk, dat hij getrouw waarnam, gaf hij kosteloos les in het Latijn aan jongelieden, die dit verlangden en bewerkte hij een boek, dat van zijn historische kennis getuigenis gaf, over de "Geschiedenis en costumen van Axel" en dichtte menig lied. Een daarvan is getiteld "De eendracht", en hij heeft rijkelijk ervaren wat hij zingt:

Van dat streng verketteren en bits verdoemen had hij te Axel zijn deel. Het geval dat ertoe leidde, is te merkwaardig om het niet mede te delen.

Op Bosch-Capelle leefde destijds een rooms pastoor, die door zijn vriendelijke omgang, verdraagzaamheid en trouwe plichtsbetrachting aller achting afdwong. Johannes van der Walle was zijn naam. Ook Scharp was onder hen, die omgang met hem hadden, zonder door verschil van geloof verhinderd te worden. Op 19 januari 1786 was deze man gestorven en de predikant van Axel was in de roomse kerk, toen een priester over zijn ambtsbroeder een lijkrede hield. Daarbij gewoon, om bij alles, wat zijn hart bewoog naar de pen te grijpen en zijn aandoeningen in een vers lucht te geven, had hij weldra een grafschrift op deze dode gemaakt en dit in manuscript bij de pastoor te Axel, de broeder van de overledene, bezorgd. Het luidde aldus:

Dit ex-tempore zou hem berouwen. De broeder van de overledene zag gaarne dit vers gedrukt en Scharp is niet voorzichtig genoeg het gevaar daarvan in te zien. Een honderd of honderd en vijftig afdrukken mogen er gemaakt worden, maar alleen om als presentexemplaren te dienen.

Doch nu is het gedicht weldra bij het publiek bekend en er wordt ergernis gewekt. Hoe kan een ware zoon der gereformeerde kerk zo spreken over een bedienaar van de mis? Het gerucht gaat door het gehele land. Uit Amsterdam ontvangt Scharp een hatelijk tegen vers. Er komt allerlei bij en men gaat van hem vertellen, geruchten, die straks door de patriottenpartij met ijver over hem zullen worden verbreid. Als een bepaalde tegenstander in deze zaak deed zich A. Walraven kennen, smid te Zaanslag, vroeger een vriend van de predikanten, zodat zij wel eens een vers van hem op de preekstoel hadden voorgelezen. Deze schrijft in kreupelrijm een raadvraging aan Scharp en stelt het stuk te koop.

De zaak wordt nu aangebracht bij de classis, die er van mei 1786 tot januari 1787 mee bezig is en er zelfs speciaal voor samenkomt. De commissie, voor deze zaak benoemd, rapporteert een dertiental zeer aanstootgevende zaken in het gedicht te vinden, als: dat de aarde, waarin de priester begraven was heilige aarde wordt genoemd; dat hij een trouwe gids wordt geheten te zijn, het oog der blinden, een waarlijk lid van de algemene katholieke kerk, enz. welke dingen allemaal niet door een hervormd leraar erkend kunnen worden.
Aldus aangeklaagd, zocht Scharp geen uitvluchten. Kordaat erkent hij de schrijver te zijn en dat hij in de kerk is geweest bij de lijkrede, maar dat het niet zijn bedoeling was het gedicht publiek te maken. Ja, het is zonder toepassing op enig ander lid der roomse kerk, wier dwalingen hij allemaal zonder uitzondering, daar het te pas kwam, heeft weerlegd. De classis oordeelt, dat dus de gehele verklaring gezocht moet worden in het "persoonlijk gestel" van deze pastoor, waarnaar ook onderzoek moet geschieden, hoewel het zonderling is, dat, als de overledene van zijn leer is afgeweken, het grafschrift dus geen lofdicht kan zijn, door de familie in druk gewenst om hem te vereren.

Maar de rechterlijke macht is reeds in de zaak betrokken.
Pieter de Kraker, diaken te Axel, bekend om zijn rechtzinnigheid maar zeker geen vriend van Scharp, heeft na dikwijls bij Scharp geweest te zijn een schriftelijke verklaring van hem gekregen, (d.d. 26 augustus 1786), dat Scharp mede heeft gezongen in de roomse kerk. Nu stelt de beledigde predikant een acte van injurie of eerroof in. Als Walraven de notaris Petrus de Lozanne met getuigen bij zich ziet komen, schrikt hij en wil het geschil nog mondeling bij Scharp gaan bijleggen. Hij wordt niet meer ontvangen. Voor het gerecht gedaagd, komt hij met getuigen, die zeggen, dat zij Scharp gezien hebben "zijnde gezeten in een bocht ter zijde van het altaar, alle plechtigheden uitoefenende, die in de roomse kerk bij zodanige gelegenheid in gebruik zijn, daarbij persoonlijk meezingende en doende alle gesten daartoe dienende." Maar twee van hen blijken valse verklaringen te hebben afgelegd en, door de baljuw bedreigd, herroepen zij die.

Het kerkelijk proces ging intussen ook door. Het Collegium Qualificatum had zich de zaak aangetrokken en Scharp vrijgesproken. Van die tijd af is het met de eenparigheid van de classis in deze zaak gedaan, maar men weigert toch zonder eigen onderzoek de resolutie aan te nemen, als niet gekomen zijnde uit de kerkenraad. Hoewel deze zich met die resolutie conformeert, houdt de classis vol, dat de gegeven elucidatiën haar niet bekend zijn. Nu zendt Scharp een lijvige memorie in met een declaratoir van zijn kerkenraad en als de classis daarover 4 januari 1887 samenkomt, is hij zelf ter vergadering. Scharp wordt voorzichtigheid aanbevolen en af te zien van zijn voornemen om verder bericht aan het algemeen te doen. Men laat de verdediging van zijn uitdrukkingen maar liever onweerlegd en besluit tot een advertentie in de Boekzaal.
Het burgerlijk proces bleef onbeslist. De burgemeester Paulus probeerde tevergeefs Walraven tot herroepen over te halen. Als Scharp Axel verlaat moet hij nog borgtocht stellen voor de kosten van het proces en domicilium citandi et executandi kiezen onder de jurisdictie van het gerecht te Axel.

Jaren later, 30 juni 1789, vinden wij Walraven bij Scharp te Rotterdam in huis, nadat zij elkaar toevallig op een der kaden ontmoet hebben. Daar wordt een acte van transactie met compensatie der kosten door beiden getekend, waardoor nu het proces vervalt. Scharp verhaalt ervan, dat de smid "met tranen om vergiffenis en vriendschap verzocht met de erkenning, dat - en door wie al - hij gebruikt en opgestookt was. Zij hadden hem met hun valse tong nacht noch dag rust gelaten".
Deze strijd, niet weinig aangezet door zijn vurige Oranje verheerlijkende biddagprediking van 1787, heeft Scharp dus veel moeite veroorzaakt. Hoe dit geval en menig flauw praatje daarbij, in de strijd tegen de Oranjepredikant gebruikt werd, - want ieder wapen om hem te bestrijden was immers gewettigd, - blijkt uit een pamflet uit die dagen.

De Haagsche Correspondent no. 87 bevat een "Brief van de geheel eerwaarde heer Ds. Roghair, tafelprediker van Zijne Excellentie de heer Pesters te Bunnik bij Zeist, aan zijn waardige medebroeder in Willem de Vijfde, Ds. Boon, zeer geliefd oproerprediker te Acquoy, en medearbeider aan het zeer gewenste oproer te Leerdam", ondertekend Q.N. (De brief wordt in zijn geheel medegedeeld door Dr. J. Hartog. De Oranjepredikanten, enz. Geloof en Vrijheid, 9de jaargang blz. 141 v.v.)

Scharp wordt er aldus in besproken:

"Daar anderen maar één godsdienst belijden en aankleven, is onze dierbare man al wat men wil,.... rooms, remonstrants, sociniaans, zelfs deïstisch. Is het niet wat groots, broeder, zoveel godsdiensten te vinden in één man? En daar anderen trots op zoveel gaven zouden zijn, is hij nederig genoeg om dit alles achter zijn mantel te verbergen, en trots Judas zich de grote gereformeerde heilige te veinzen, zodat hij in eigen persoon onlangs bij Haar Hoogmogenden, de Heren Gedeputeerden ter verandering van de regering in Staats-Vlaanderen, heeft verzocht, dat er binnen Axel geen roomse kerk moge worden geduld, niettegenstaande hij contrarie beweerde, dat die kerk zeer groot voordeel aan stad en land gaf, en hij ook graag zou zien, dat men een nieuwe roomse kerk in de plaats van de oude, vervallen, houten schuur bouwde. Och, die grote, heilige huichelaar!

Zijn bekwaamheden strekten zich bepaald niet alleen uit tot het geestelijke, - het lijkt er niet op, broeder. - O, 't is zo'n man! Hij is van alle markten weergekeerd; hij danst meesterlijk en weet zijn lichaam in allerhande bochten nog knapper te buigen en te draaien, dan wij Gods woord. En als hij op dreef is, dan komt onze weleerwaarde en heilige broeder op de danspartij in vrouwenklederen, zoals nog kort geleden, die hem ongemeen fraai en galant staan. Jammer was het, dat men hem te schielijk ontdekte, en men hem, met te zeggen: ik dans met geen dominee in vrouwenkleren, beschaamd deed afdruipen.... Het is gebeurd, niet lang geleden, dat hij in de nacht tussen zaterdag en zondag, van een dartel gezelschap met bas en viool des morgens om vier uur werd thuisgebracht, en dezelfde morgen het heilig nachtmaal des Heren gebruikte, en 's namiddags de dankzegging voor de gemeente deed....
In alle gezelschappen speelt hij de rol van hansworst onverbeterlijk. Zelfs bij het lezen van de courant, leest hij tot vermaak van het gezelschap, in plaats van de Heren Staten, de Heren Snaken van Holland en West-Friesland, en dergelijke aardige zetten heeft hij meer. Maar hij surpasseert zichzelf, wanneer er 's winters sneeuw ligt. Dan draait hij 's avonds achter een sleetje, met een dametje daarin, vermomd in een militaire rok, dito hoed en staartpruik. Nu, zijn lief vrouwtje geeft dan ook geen krimp, maar geniet diezelfde eer van de daarbij zijnde officieren."

Deze bestrijding heeft op de liefde van zijn gemeente geen invloed gehad. Hij bleef te Axel tot 10 juli 1788, toen hij naar Noordwijk-Binnen vertrok, nadat hij eerder de beroepen naar Baarland en Sas van Gent had afgewezen. Welk een afscheid is dat voor hem geweest! Het schip, waarmee hij de reis maakte, zou 's nachts afvaren, maar toch waren de straten vol mensen uit allerlei rang en stand, die hem met voorbeeldloze hartelijkheid uitgeleide deden. Toen dat moeilijk vaarwel voorbij en het schip onder zeil was, stortte zijn gevoelig hart zich uit in deze scheepsgedachten:

En toen hij reeds op zijn nieuwe standplaats was, zond hij nog dit gedicht aan zijn oude gemeente:

De toon van deze verzen is sentimenteel, zoals men het in die dagen was. Maar men leest eruit, hoeveel moeite het hem kostte zich uit een gezegende werkkring los te maken, ook als hem een lieflijker standplaats roept. Hier vond hij weldra trouwe vrienden en zong nog (1796), nadat hij de gemeente reeds lang had verlaten:

Hij bleef maar veertien maanden te Noordwijk. Hij bedankte er voor de hem door de Prins van Oranje in persoon aangeboden collatie van Breda en voor een beroep naar Deventer, waar ook het professoraat in de Oosterse talen hem zou worden opgedragen. Uit dankbaarheid werd zijn traktement te Noordwijk met f 300,- verhoogd. Maar dit weerhield hem er niet van om kort daarop het beroep naar Rotterdam aan te nemen, waar hij op 7 juni 1789 zijn intrede deed.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

16 Juli 2018