Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Schaduwzijden van de 17de eeuw in Rotterdam

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Schaduwzijden van de 17de eeuw in Rotterdam

In het midden van de 17de eeuw kende men in Rotterdam roem, kunstliefde en macht. Maar toch - indien aan de Rotterdammer van tegenwoordig de gelegenheid geboden zou worden, terug te keren naar de 17de eeuw - zou hij er verstandig aan doen beleefd te bedanken. Koopman, of reder of makelaar zijnde, zou hij bedanken voor de vele oorlogen en zeeroverijen en tollen en uitsluitingen, die het bedrijf toen belemmerden en de winst onzeker maakten. Fabrikant of ambachtsman of winkelier wezende, zou hij bedanken voor de vele schrijnende gildebepalingen en stedelijke ordonnantiën, die deze vakken toenmaals aan banden legden. Ambtenaar zijnde, zou hij bedanken voor het onverholen kruiwagenstelsel, dat toen reeds bestond. En al ware hij bedelaar of straatslijper, dan nog zou hij heel wat afwijzen, bijvoorbeeld de hygiënische toestanden, zoals de 17de eeuw die kende.

De oude stad was sedert het laatst der 16de eeuw dicht bebouwd. De gegoede burgers woonden er voor een vrij groot deel nog, aan Lombardstraat, Oppert en Botersloot, maar waren voor een ander deel vertrokken naar Haringvliet, Wijnhaven en andere nieuwe terreinen. Ze woonden dus verspreid, maar ze kwamen toch op den duur allen weer samen in de oude stad, namelijk als de dood hen opriep. De deftigste burgers, burgemeesters, vroedschappen, admiralen, etc. vonden elkaar dan terug in de Grote Kerk, de overige lieden in de Prinsenkerk ofwel op het kerkhof. (Slechts een klein aantal kon achterblijven in de havenbuurt, waar omstreeks 1650 de Zuiderkerk gesticht was.) In de oostelijke en westelijke uithoeken van de oude stad echter, die voorheen nog zo ruim en fris geweest waren, woonde nu dicht opeengepakt, de "smalle gemeente", in het bijzonder op 't Rodezand en in het Achterklooster, maar ook in vele andere straten en stegen. En daar lagen, tussen en tegen de huizenmassa's, de begraafplaatsen voor het mindere volk, dat vele doden leverde. Bij de Coolvest het oude kerkhof van de Zeven-Slaperskapel, later genaamd Bombazijnenkerkhof (zo genoemd naar de bombazijnfabriek, die er in 1636 naast het kerkhof gesticht was en die haar fabricaat op de muur van het kerkhof mocht drogen), in het Achterklooster het St. Janskerkhof, aangelegd in 1635, "dewijl dese saeke geen uytstel en kon lijden". Overal de doden tussen de levenden! En dat in de vochtige, venige grond der binnenstad, met de vele grachten en grachtjes, waarin alle ongerechtigheden hun plaats vonden! Het moest daar een leven worden als in een ijselijke vicieuze cirkel: geslacht op geslacht vervuilde steeds meer de bodem, ziekten vulden de kerkhoven met steeds meer lijken en dit alles tezamen deed weer nieuwe ziekten ontstaan.

In ongeveer het midden van de 17de eeuw, dus precies in de "Gouden tijd", kwam er nog een nieuwe plaag bij, die men in de binnenstad zeker niet zou verwachten, namelijk hoog water, ten gevolge van de treurige toestanden in Schieland. Sinds de tijd, dat Rotterdam daar zijn grote macht had gekregen (en Gouda en Delft eveneens meester waren geworden van enige heerlijkheden) had de vervening zo'n onverantwoorde vlucht genomen, dat er overal plassen waren ontstaan, zodat de kaart van Schieland wel een raam leek, waarin de roeden gevormd werden door smalle stroken land langs de wegen. Terwijl in het Noorderkwartier, het land van de vrije boeren, grote meren als Beemster en Schermer werden drooggelegd, gebeurde in het eigenlijke Holland, het land der steden, juist het omgekeerde. In 1646 begon echter toch ook hier een andere wind te waaien: de heer van Moerkapelle kreeg octrooi om in zijn gebied de "Wilde Venen" droog te leggen. Maar door dit werk en door verbeteringen in de wijze van bemaling kreeg nu de Rotte-boezem veel meer water te verduwen dan tevoren, zodat al spoedig in de vroedschap van Rotterdam geklaagd werd over "hoogmalen". Vooral omstreeks 1660, in de tijd, toen Schieland zijn nieuwe gemeenlandshuis ging bouwen, werden die klachten hevig.

De 13de november 1663 bijvoorbeeld besloot de vroedschap voor de zoveelste maal, nog eens bij dijkgraaf en hoogheemraden op verbetering aan te dringen. Immers, de straten der binnenstad liepen onder, vooral vanuit de Rotte, de kelders raakten vol water, maar ook de benedenhuizen, "selfs de winckelen werden jammerlyck ondergemalen. En de luyden moesten boven in heur huysen retireeren ende wijcken". Reeds zag men "swaere siekten ende pestilentiale koortsen" in de naaste toekomst en "revolten" in het verdere verschiet. De vroedschap schroomde dan ook niet, haar verzoek te voorzien van enige dreigementen: ze zou desnoods "de middelen gebruycken die Godt ende nature haar in handen hadden gegeven". Wat de Rotterdamse vroedschap verder voor middelen gebruikt heeft tegenover Schieland, wordt niet vermeld, maar het is wel zeker, dat het ruim honderd jaar geduurd heeft, voordat er afdoende verbetering is gekomen. En onderwijl werden steeds nieuwe plassen drooggemaakt, zodat het hoogmalen niet minder, maar wel meer werd. Ook kwamen telkens en telkens weer de gruwelijke epidemieën, die men in de regel met de algemene naam van pestilentiën aanduidde. In het voorjaar van 1664 bijvoorbeeld, na de bovenvermelde waterlast in de natte herfst, kwam de voorspelling, in de vroedschap gedaan, maar al te goed uit. Volgens Prof. Sylvius de la Boe is het toen werkelijk de Oosterse pest geweest, dezelfde "plague", die in de volgende jaren Londen teisterde. De hele zomer was de sterfte te Rotterdam vreselijk en tegen de winter hield ze nóg niet op; in december zelfs werden nog de hele dag lijken begraven en men brandde pektonnen op het Grote kerkhof, om de ondragelijke stank te verdrijven! Wat moet het toen geweest zijn op het Bombazijnen kerkhof? Dr. C.H. van der Looy, een bekend Rotterdams geneeskundige uit de 19de eeuw, heeft in het stedelijk archief vele bescheiden verzameld omtrent de treurige gezondheidstoestanden van de 17de eeuw en later. Het is een eentonige, lugubere lectuur, die toch belangwekkend is, niet enkel om haar griezeligheid maar ook vooral, omdat hier getracht is, zoveel mogelijk het karakter der ziekten op te sporen.

De eeuw zette in met de beruchte "Gave Gods", die onder andere te Leiden de twee collega's van Gomarus ten grave sleepte. Zij bezocht ook Rotterdam, hoewel niet dadelijk, naar het schijnt: elders wordt ze reeds in 1599 vermeld, te Rotterdam pas in 1603; toen verbood de vroedschap, dat vrouwen meegingen ter begrafenis en werd er een stadsapotheek voor het gasthuis en de godshuizen opgericht. En - om aan de buren van de Langelijnstraat, de Banquetstraat en anderen vers water te bezorgen, werd een sluisje gemaakt bij de Oostpoort aan het Kralingse Gat en een ander bij de Goudse Poort, waardoor het buitenwater in de binnenvestsloot kon komen. Bewijs, dat men toch al enigszins de invloed van het drinkwater vermoedde. Het jaar 1624 is een vreselijk rampjaar geweest. Een koude winter bracht zware ijsgang, waardoor onder andere de Noorder-Lekdijk bovendams doorbrak en het land heinde en ver overstroomd werd tot bij Amsterdam en Rotterdam toe. Een mooi warm voorjaar volgde, maar bracht hier in plaats van frisse, gezonde lentelucht, vele kwade en giftige dampen, waardoor "pest, rood melisoen" (rode loop) en hoge, brandende koortsen een grote verbreiding kregen. Pas in oktober begonnen de ziekten te wijken en toen waren te Rotterdam in het geheel 885 personen in het pesthuis opgenomen, waarvan er 442 gestorven moeten zijn (volgens een beschilderde glasruit, in die tijd zelf in het gebouw aangebracht en nu te zien in Museum Rotterdam). Naast de reeds aanwezige geneesheer, de pestmeester, had men een tweede moeten aanstellen. En bij al die ellende kwam dan nog de Spaanse oorlog, die juist in deze tijd vrij slecht ging.

In 1635 en 1636 was het in heel West-Europa weer treurig gesteld: in België en Duitsland heerste hongersnood, als gevolg van de wilde, wrede oorlog, zó erg, dat zelfs lijken van vrienden en nabestaanden gegeten werden! Een pestziekte kwam natuurlijk in het gevolg van die hongersnood en daarvan kreeg ook Frankrijk zijn deel. Aangezien nu de Fransen juist in die tijd ons verblijdden met hun aanvallend en verdedigend verbond, kwam hier een Frans leger van 30.000 man, dat weinig hulp, maar veel narigheid bracht. Deze troepen leden tijdens hun verblijf in Gelderland zo ontzettend aan "de ziekte", dat de geneeskundigen van Febris Gallica spraken, en de zieken werden naar de ziekenhuizen der Hollandse steden gezonden. Rotterdam heeft er dus ook van gekregen, maar Rotterdam moest bovendien tegen de winter Hollandse troepen in garnizoen nemen, die mee in het veld geweest waren, en Rotterdam genoot ook nog het voorrecht, dat het rampzalig overschot der 30.000 Fransen er ingescheept werd: achtduizend manschappen welgeteld! Het was dan ook in 1635, dat men zo haastig voor 3600 gulden het gemelde terrein in het Achterklooster aankocht, met het doel, er een nieuw kerkhof te maken. In 1655, dadelijk na de eerste Engelse oorlog, wordt een epidemie vermeld, die te Amsterdam alleen 1300 slachtoffers maakte en te Leiden ruim 10.000, volgens de kronieken (bijvoorbeeld van Lois). Rotterdam kwam er toen veel genadiger af.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

18 Maart 2020