Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rotterdam beschreven in 1858 door J.L. Terwen

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Rotterdam beschreven in 1858 door J.L. Terwen

Hertaling.

Een der aanzienlijkste handelssteden der aarde, het mooie Rotterdam, ligt voor ons, met zijn mooie en ruime havens, prachtige kaden en tamelijk grote handelsvloot, met al zijn gewoel en dicht ineengedrongen bevolking, die zich meer en meer in de voorsteden begint uit te breiden en het inwonertal van de stad op een verbazende wijze in omvang doet toenemen. Er is geen stad in ons vaderland, die op zulk een bewonderenswaardige voorspoed en vooruitgang kan bogen de laatste tijd als Rotterdam, en het doet de ware vaderlander, die haar bezoekt goed, wanneer hij hier het aangename beeld van de bedrijvigheid en de handel van Holland in de 17de en 18de eeuw gelooft terug te vinden, en aan onze nijvere en bloeiende plaats een nog veel schitterender toekomst meent te kunnen voorspellen.

Rotterdam, in het hart van de provincie Zuid-Holland, is in de vorm van een driehoek gebouwd, waarvan de rivierzijde de basis uitmaakt, terwijl de landzijden door de oude stadsgrachten omgeven worden. Buiten deze laatste liggen de fraai beplante, van hofsteden en tuinen voorziene, volkrijke, sterk toenemende buitenwijken of voorsteden, die de stad in een dichte gordel omsluiten, en waarvan de huizen, behalve langs de buitenzijden van de vest en vele dwarswegen en straten, voornamelijk gebouwd zijn aan het zogenaamde Nieuwe Werk, de Schiedamse Dijk, de Coolsingel, de Binnenweg, de Kruiskade, de Schie, de Rotte, de Saladekade, de Goudse Rijweg en de Hoge Zeedijk. De stad zelf wordt door de Hoogstraat of de Hogedijk in twee zeer verschillende delen, de Binnenstad en de Buitenstad, gescheiden.

De eerste heeft vele nauwe straten, doorgaans zeer hoge huizen, die dikwijls door twee, drie of meer huisgezinnen bewoond worden, en is veel onaanzienlijker dan de tweede, ofschoon men er ook enige fraaie straten vindt, waaronder de Weste Wagenstraat met de Delftse Vaart, de Oppert, de Lombardstraat en Botersloot uitmunten, die zich bijna rechtlijnig van de Hoogstraat landinwaarts uitstrekken. Het grootste gedeelte van de huizen is er bezet met winkels, die men echter veel fraaier, ja zelfs buitengewoon sierlijk en prachtig op de Hoogstraat aantreft, en welke men 's avonds bij de gasverlichting moet zien, om ze in alle pracht te kunnen bewonderen.
De Buitenstad daarentegen heeft ruime en diepe havens, waarin de grote zeeschepen, tot verbazing van elke vreemdeling, tot vóór de grote en prachtige huizen van de kooplieden kunnen varen om te laden en te lossen, een voordeel, dat geen andere stad in Nederland en slechts weinige steden in Europa bezitten, terwijl de heerlijke brede kaden meestal met zwaar geboomte beplant zijn en voor de ingezetenen aangename wandelingen opleveren.

De voornaamste van die havens zijn: de Leuvehaven, in de Maas uitlopende, en waarmede de Zalmhaven, aan de westhoek van de stad, gemeenschap heeft. Zij zijn beide voor grote zeeschepen geschikt; een oostelijke voortzetting van de Leuvehaven is de Blaak, een ligplaats voor binnenvaartuigen; deze wordt door de Beursbrug gescheiden van de Oude Haven, die zich weer zuidwaarts naar de Maas wendt, en evenzeer alleen voor binnenvaartuigen geschikt is. Binnen de driehoek, die deze havens vormen, vindt men de daarmee aan de beide einden verbonden Wijnhaven en Scheepmakershaven, de eerste als ligplaats voor lichte, de tweede voor zware zeeschepen bestemd, en die mede door de kleinere Glashaven en Bierhaven aan elkander verbonden zijn.
Aan het noordeinde van de Oude Haven heeft men de binnenhavens, de Kolk en het Steiger, welke laatste zich evenwijdig met de Hoogstraat over haar gehele lengte uitstrekt, onder de Grote Markt doorloopt, en zich weer met de Leuvehaven bij de Zeevismarkt verenigt.
In het oostelijk gedeelte van de Buitenstad liggen de Nieuwe Haven en het mooie deftige Haringvliet, beide voor zeeschepen, in het westen met de Oude Haven verbonden en in het oosten in het voormalige Dok der Marine en particuliere werven uitlopend.
Tenslotte vindt men in het westelijk gedeelte van de stad, maar aan de kant van Delfshaven, een geheel nieuwe, sedert vier jaar gegraven Berg- of Vluchthaven voor grote schepen. Daar deze door de grote uitbreiding van de scheepvaart noodzakelijk was geworden, stond de raad daarvoor vier ton gouds toe, en binnen zeer korte tijd zag men in het gure jaargetijde een bos van masten, waar een jaar tevoren nog slechts een laag, moerassig land te zien was.

De ligging van Rotterdam voor de handel is bijzonder gunstig en mooi. Door de rivier de Maas, die na haar vereniging met de Waal naar Dordrecht stroomt, zich in de nabijheid van die stad in verscheidene armen splitst en in haar noordelijkste arm de Lek en de IJssel opneemt, heeft Rotterdam gemeenschap met Duitsland, België, het binnenland, vooral met Dordrecht, Zeeland en Antwerpen, terwijl de onderscheidene monden van de Maas haar met de zee verbinden. Daar evenwel door aanslibbing van de rivier de naaste weg naar zee, vooral bij Brielle en Maassluis, voor grote schepen ongeschikt werd, en men de omweg langs Dordrecht en Hellevoetsluis wilde vermijden, heeft men dwars door het eiland Voorne een kanaal naar laatstgenoemde plaats gegraven, waardoor thans de zwaar geladen schepen uit zee in zeer korte tijd vóór de stad kunnen komen. Buitendien is Rotterdam door de Schie en de Trekvaart met 's-Gravenhage, Leiden, Haarlem en Amsterdam, door andere binnenvaarten met bijna alle steden van het land en door drie spoorwegen met Amsterdam, Utrecht, Arnhem en bijna geheel Duitsland, en aan de zuidzijde met België verbonden. Ofschoon de laatste spoorweg nog slechts van Antwerpen tot aan de Moerdijk is doorgetrokken en de reizigers van daar met stoomboten naar Rotterdam en terug worden gevoerd, bestaat er toch reeds een plan, om die weg tot in Rotterdam zelf te verlengen, en is het alleen nog twijfelachtig, in welke richting en over welke plaatsen van de rivieren deze reusachtige onderneming tot stand gebracht zal worden.

Verbazend groot is het aantal binnenschepen, die niet alleen uit alle oorden van het vaderland, maar ook uit België en Duitsland dagelijks te Rotterdam aankomen of van daar afvaren, en de vele stoomboten, die in alle mogelijke richtingen de rivieren doorploegen, en een rechtstreekse verbinding met Amsterdam en bijna alle steden langs de IJssel, de Lek, de Rijn en de Maas, met Noord-Brabant en Zeeland onderhouden.
Niet minder groot is het aantal grotere en kleinere zeeschepen, die van alle oorden der aarde hun kostbare vrachten naar Rotterdam voeren, terwijl geregelde stoombootdiensten naar onderscheidene havens van Frankrijk en de Middellandse Zee, naar Engeland, Schotland, Hamburg en de Oostzee zijn ingericht.

Treffend mooi is dan ook het gezicht op de met grote en kleine vaartuigen overdekte rivier, vooral wanneer men te water van de kant van Dordrecht komt, en de prachtige koopstad zich trapswijze toont. Eerst verschijnen dan de vroegere Marinegebouwen, thans het Rijksentrepot, in de nabijheid waarvan weldra het grote stationsgebouw van de Rijnspoorweg, onmiddellijk aan de Maas op de voormalige Rijkswerf, opgericht zal zijn. Vervolgens vertonen zich de prachtige huizen van het Haringvliet, die tot voor kort door de rivier zelf bespoeld werden, maar waarachter thans een zeer brede kade, door het onbevaarbare gedeelte van de Maas heen tot aan het plein van de Oude Hoofdpoort, gelegd wordt, teneinde daardoor de toegang tot de stationsgebouwen uit de stad gemakkelijk te maken, en welk reusachtig werk de stad op drie ton gouds komt te staan. Daarna ziet men aan de andere zijde van de Oude Haven de beroemde Boompjes, een heerlijke kade, met merendeels zeer aanzienlijke huizen bezet en tot voor kort met hoog en zwaar geboomte beplant. Zij is drie jaar geleden in de Maas aangestort, tot op dubbele breedte gebracht en door een zware basaltmuur tegen afspoeling beveiligd; thans zijn ook de oude bomen door jong geboomte vervangen.

Aan het westeinde van de Boompjes, wier weerga men in Nederland niet vindt, is deze kade door een pasgebouwde ijzeren basculebrug over de mond van de Leuvehaven rechtstreeks met de nieuwe prachtige Willemskade verbonden, terwijl eerlang ook een dergelijke brug over de mond van de Oude Haven gelegd zal worden, om de Boompjeskade met de nieuwe kade, achter het Haringvliet, in verband te brengen. De genoemde Willemskade is geheel een schepping van de jongste tijd; vóór een tiental jaren zag men langs de rivier aan het zogenaamde Nieuwe Werk, ten westen van de Leuvehaven, een brede zoom van riet en biezen. Deze grond werd door een maatschappij aangekocht, en thans staat daar een reeks prachtige huizen met brede trottoirs, zeer brede kaden en kaaimuren van basalt, terwijl de gehele lengte, evenals de Boompjes, door zware zeeschepen en stoomboten wordt ingenomen.

Aan de westhoek van de kade prijkt het buitengewoon mooie Yachtclubgebouw met zijn prachtige zalen, vorstelijke vertrekken, en zijn bevallig torentje; hier, aan de Veerdam, wordt de gemeenschap met de overzijde door een bestendig heen en weer varende stoomboot onderhouden. Achter de nieuwe gebouwen heeft zich de brede Willemstraat gevormd, waaraan fraaie huizen een deftig aanzien geven. Nog een weinig westelijker ligt de nieuwe Vluchthaven, en tussen deze Vluchthaven en de rivier wordt een nieuwe verlenging aangebouwd, zijnde deze grond door een prachtige basculebrug met de stadszijde verbonden.
Daar staat reeds het nuttige Zeemanshuis, waarin desnoods 300 zeelieden kunnen worden opgenomen, met fraaie lees- en gezelschapszalen, in een waarvan een uitmuntend standbeeld van onze grootste zeeheld M.A. de Ruiter is opgericht. Voorts ziet men er reeds zeer grote pakhuizen en fabrieken, waaronder een Stoommeelfabriek en Rijstpellerij van 4.500 vierkante ellen oppervlakte, wier oprichting meer dan vier ton gekost heeft. Tenslotte ligt aan gene zijde van de Vluchthaven het nieuw aangelegde, buitengewoon fraaie Wandelpark, met een zeer sierlijk Sociëteitsgebouw, vanwaar men de heerlijkste vergezichten langs de boorden van de mooie rivier en op de stad heeft.




Vervolg 1.

Hertaling.

De oorsprong van Rotterdam is niet met zekerheid bekend. De stad ontleent haar naam, die voor het eerst in het jaar 1328 voorkomt, van het water de Rotte, een riviertje dat uit de plassen nabij Moerkapelle voortkomt, zuidwaarts loopt en zich binnen de stad onder de Vismarkt door in de Kolk, en verder in de Oude Haven stort. Men meent, dat zich hier eerst op het einde der 9de eeuw, in de omtrek van het voormalige Crooswijk, een volksplanting der Katten nedergezet heeft, waarvan nog de tegenwoordige naam Katshoek afkomstig zou zijn.

Lang was deze streek aan overstromingen onderhevig, die de aanwas van de bevolking beletten, totdat men eindelijk de Rotte afdamde en een weinig later die dam van een sluis voorzag, om het overvloedige winterwater te lozen. Daardoor was de eigenlijke grondslag van de nieuwe stad gelegd; de bevolking nam op de aan het water ontwoekerde grond spoedig toe, vestigde zich weldra ook buiten de ingedijkte landen dichter aan de rivier, en reeds in 1272 kreeg Rotterdam van graaf Floris V stedelijke rechten. De stad bepaalde zich evenwel toen nog slechts tot dat gedeelte, dat heden door de Weste- en Goudse Wagenstraten en het Steiger wordt ingesloten, en werd ten noorden begrensd door het adellijke slot "Het Hof van Wena", gesticht door de heren van Wassenaar, burggraven van Leiden. Van dit kasteel liep een weg, de Nieuwpoort of Oppert genaamd, naar de St. Laurenskapel, en nadat deze weg met huizen bezet was, strekte de bebouwing zich verder westelijk uit tot aan het aloude kasteel Bulgersteyn, volgens de overlevering omtrent het jaar 40, ter plaatse van de tegenwoordige Franse kerk en het Tuchthuis, op een bank in de Maas gesticht, vanwaar deze plaats thans nog de naam Roodezand zou dragen. Nadat in 1260 het geheel vervallen kasteel Bulgersteyn herbouwd en in staat van verdediging gebracht was, werd deze streek dichter bevolkt, en binnen weinige jaren was de toenmalige stad geheel met stenen huizen bebouwd.

In het jaar 1282 werd op last van Floris V de Hoge Schielandse Zeedijk aangelegd, en bij deze gelegenheid bouwde men ook de kapitale sluizen op de hoogte van de Vlasmarkt, waardoor Schieland van overstromingen bevrijd en de sluis te Crooswijk buiten werking gesteld werd. In 1345 werd ter bevordering van de reeds bloeiende handel, in weerwil van de hevige tegenkanting van Delft, de vaart tussen Rotterdam en Overschie gegraven, en daardoor de stad ook te water met het overige Holland in gemeenschap gebracht. Hoe bloeiend de stad toen en later evenwel mocht wezen, duurde het toch tot 1580, eer zij onder de grote steden ter staatsvergadering geroepen werd, om daarin zitting en stem te nemen; zij was alzo de zevende in rang, en stond dus nog onder Delft en Gouda. In die tijd werkten verschillende omstandigheden mee, om Rotterdam tot een zeer aanzienlijke handelsstad te maken. Amsterdam bleef nog tot in 1578 in de macht der Spanjaarden, waardoor de handel zich naar de Rottestad begon te verplaatsen, en in 1585, toen Parma Antwerpen veroverde, werd aan de koophandel van die bloeiende stad de doodsteek toegebracht, daar van nu af aan de Schelde gesloten bleef, en de vele rijke kooplieden uit Vlaanderen en Brabant zich te Rotterdam nederzetten.
De stad, reeds vroeger herhaalde malen uitgelegd, nam dan ook zo zeer in omvang toe, dat zij binnen een halve eeuw in grootte verdubbelde. De zevende of laatste uitlegging had plaats in 1609, toen een lengte van 1800 schreden in de Maas gedempt en daarop de Boompjes aangelegd werd. De kade kreeg haar naam van de rij Iepen, die in 1615 vóór de nieuwe gebouwen geplant werden, doch de eigenlijke kade dagtekent eerst van 1661. De scheepstimmerwerven, die vroeger op deze plaats en aan de Scheepmakershaven gevonden werden, zijn toen naar de Zalmhaven verplaatst. In hetzelfde tijdvak (1641) werden de singels gegraven en achtereenvolgens bebouwd.

Gedurende de Jonker Fransen Oorlog was Rotterdam het middelpunt van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. In 1488 werd de stad onverwacht door jonker Frans van Brederode ingenomen, en van hier plunderde en brandschatte hij geheel Holland, ofschoon zijn aanslagen op Schoonhoven, Delft, Schiedam en Gouda mislukten. Teneinde deze ongeregeldheden te stuiten, kwam de aartsbisschop Maximiliaan zelf in Holland, doch eerst na een manmoedige verdediging gaf de stad zich bij verdrag aan hem over, waardoor aan de partij der Hoeken een gevoelige slag werd toegebracht.

In 1563 brandde de stad gedeeltelijk af; 250 huizen en omtrent 40 schepen werden door de vlammen verteerd, en 700 huizen zeer beschadigd. Een andere ramp trof haar 9 jaar daarna, toen de graaf van Bossu, na voor Brielle het hoofd gestoten te hebben, voor Rotterdam verscheen en de doortocht verlangde. Zijn verzoek werd toegestaan, maar op voorwaarde, dat zijn leger niet dan bij kleine benden de stad zou doortrekken. Nauwelijks waren echter de eerste Spanjaarden de Oostpoort binnengedrongen, of zij vielen verraderlijk op de burgers aan, vervulden de stad met plundering en moord, en meer dan 300 burgers, onder wie de burgemeester Jan Jansz. Roos, verloren daarbij het leven. Dit schandelijk verraad is vereeuwigd door een opschrift, dat vroeger boven de Oostpoort gemetseld was, maar na het afbreken van die poort in 1836 in de muur van de Oost-barrière gemetseld is. Nadat Bossu de stad drie maanden later ontruimd had, herstelde zij zich weldra van de geleden schade. In de jaren 1613-1618 was zij echter wederom aan inwendige beroeringen, door de godsdiensttwisten veroorzaakt, ten prooi, totdat prins Maurits door de verandering van de regering daaraan een einde maakte.
Behalve enige andere onrustige bewegingen, die nu en dan in de stad plaatsgrepen, bleef zij evenwel van rampen verschoond. Rotterdam leed zelfs in het treurige tijdvak van 1795 tot 1810 door zijn voortreffelijke ligging naar evenredigheid minder dan de andere steden, omdat er nog altijd enige koophandel overbleef.

Dan, door de volslagen vernietiging van alle handelsbetrekkingen door het Franse stelsel werd na de inlijving alle scheepvaart op de Maas verlamd, en ontstond voor Rotterdam een nacht van ramp, waarin het geheel dreigde onder te gaan. De weinige schepen die nog aan de Engelsen ontsnapt waren, lagen onttakeld in de vol slijk rakende havens te verrotten; vele aanzienlijke koopmanshuizen stonden leeg en waren onverkoopbaar; het inwonertal verminderde binnen korte tijd met 8000; nochtans werd de stad door de aan haar bepaald verknochte uitgebreide binnenlandse handel voor de afbraak behoed, waardoor andere steden zo zeer leden.
Plotseling hield deze treurige toestand op, toen in december 1813 ook Rotterdam, als een van de eerste steden van Holland, het Franse juk afschudde. Zodra de scheepvaart in 1814 geopend was, werd de Maas door een verbazingwekkende hoeveelheid schepen uit alle oorden, vooral uit Engeland, als overdekt, zodat er nauwelijks enige ruimte voor de binnenvaartuigen overschoot, en de oudste mensen zich zulk een ongelooflijke toevloed niet konden herinneren.

Van dit ogenblik af was al het kwijnen verdwenen, en heersten er weer gewoel en werkzaamheid, vooral toen de handel op onze koloniën in Oost en West-Indië hersteld werd, en de rijnhandel meer en meer aanwakkerde. Wel werkte de vereniging van België met Noord-Nederland niet gunstig op de stad, omdat Antwerpen, door zijn mooie ligging begunstigd, ongelooflijk snel opbloeide, Rotterdam en Amsterdam weldra naar de kroon stak, en de oude handelsgrootheid van Noord-Nederland geheel dreigde te verduisteren, daar het bijna de gehele Oost-Indische handel tot zich trok. De opstand van België in 1830 beroofde echter Antwerpen van die onmetelijke voordelen, en speelde die onwillekeurig de Noord-Nederlanders, vooral de Rotterdammers, in handen. De meeste Antwerpse scheepsreders, die op Java handelden, deden hun schepen te Rotterdam bevrachten en vestigden zich aldaar. Binnen vier jaar had deze stad bijna de gehele Oost-Indische handel nog sneller tot zich getrokken, dan Antwerpen dit vroeger gedaan had.

Behalve deze handel, waarvoor hier meer dan 100 grote schepen thuishoren, bloeit hier vooral de handel op Engeland en Schotland, op Suriname en het Noorden, op Noord en Zuid-Amerika, en vooral ook op Duitsland, Zwitserland en Frankrijk. Groot zijn dan ook de aanvoeren, die hier jaarlijks uit alle oorden van de aarde worden aangebracht.

Rotterdam bezit bovendien een groot aantal fabrieken en trafieken, als: 4 suikerraffinaderijen, 21 branderijen en 15 distilleerderijen, 4 bierbrouwerijen, 5 azijnfabrieken, 6 mouterijen en 3 moutmolens, 1 garancinefabriek, 3 leerlooierijen, 1 gasfabriek en 1 op de grond van de gemeente Kralingen bij de stad, 6 goud- en zilverfabrieken, 1 goudslagerij, 1 stoomwerktuigenfabriek, 1 koperdraadtrekkerij, 1 ijzergieterij, 1 hagelgieterij, 1 loodpletterij, 1 loodasbranderij, 2 platloodgieterijen, 3 loodwitfabrieken, 40 scheepstimmerwerven, 1 touwslagerij en 3 op de grond van Kralingen, 4 zeildoekfabrieken, 1 weverij, 2 brandspuitfabrieken, 3 haardoekweverijen, 1 vlasbereidingsfabriek, 4 karottenfabrieken, 6 sigarenfabrieken, 6 vernisstokerijen, 6 patentoliefabrieken, 1 lijmziederij, 1 orgelfabriek, 1 houtdraaierij, 1 behangselfabriek, 1 stoommeelfabriek en rijstpellerij, 3 strohoedenfabrieken, 2 zeepziederijen, 1 zoutziederij, 2 chocoladefabrieken, 3 fineerzaagmolens, 16 boekdrukkerijen, 2 plaatdrukkerijen, vele koren- en 11 houtzaagmolens, 2 oliemolens, 1 snuifmolen, enz.




Vervolg 2.

Hertaling.

De bevolking van Rotterdam, die in 1811 nog ruim 59.000 inwoners bedroeg, daalde in 1813 tot 52.000; zij bedroeg echter in 1823 reeds 63.093, in 1830 73294, en thans (1 januari 1858) is dit getal reeds tot 102.812 geklommen. Daaronder zijn 61.000 hervormden, omtrent 30.000 katholieken, 4.600 lutheranen, 130 leden van de Schotse gemeente, 200 anglicanen, 350 doopsgezinden, 1.200 remonstranten, 300 christelijk afgescheidenen, 70 gereformeerden onder 't Kruis, 300 oud-roomsen en ruim 3.700 Israëlieten. Rotterdam bezit voorts een arrondissementsrechtbank, een zeer gewichtige kamer van koophandel en fabrieken, talrijke inrichtingen van kunsten en wetenschappen, instellingen van liefdadigheid, enz.

De stad had vroeger 10 poorten, 6 aan de landzijde en 4 aan de kant van de Maas, die echter alle op één na sedert 1827 zijn afgebroken, hetgeen het laatst met de Oost Oude Hoofdpoort aan de Maas in het verlopen jaar het geval is geweest. De enige overgebleven poort is de Delftse, die door haar sierlijke bouworde onder de mooiste openbare gebouwen van het land gerekend mag worden. Buiten deze poort is sedert weinige jaren de grote Beestenmarkt, waar elke dinsdag een groot aantal runderen gebracht worden. Behalve deze heeft Rotterdam nog verscheidene, ofschoon niet zeer ruime markten, waarvan de voornaamste zijn; de Grote Markt, die in 1555 overwelfd werd, en door zeer prachtige winkels is omringd. Op deze markt aan de Kolk staat het metalen standbeeld van de onsterfelijke Rotterdammer, Desiderius Erasmus, dat een wezenlijk sieraad van dit gedeelte van de stad uitmaakt.
Het eerst werd in 1549 voor die geleerde een houten standbeeld opgericht, en dit werd in 1558 door een beeld van blauw arduin vervangen, maar in 1572 door de Spanjaarden verbrijzeld. Daarna werd in 1622 het tegenwoordige voortreffelijke beeld in koper afgegoten. Het staat op een blauw stenen voetstuk van 6 voet hoog, is meer dan levensgroot en heeft een geopend boek in de hand, terwijl het voetstuk van verscheidene opschriften voorzien is. In de laatste jaren heeft men het beeld met een ijzeren hek omringd.

Voorts is er de Vlasmarkt op het Spui, in of na 1608 aangelegd; de gaanderijen, die kort daarna gebouwd waren en op 40 houten pilaren rustten, zijn deze dagen (9 september) wegens bouwvalligheid afgebroken, zodat de markt nu een open plein is. De eigenlijke Vlasmarkt was echter reeds sedert vele jaren naar de grote Beurs verplaatst. De Zeevismarkt is aan het westeinde van de Blaak, recht voor de Leuvehaven, aan het Kleine Marktveld, en bestaat uit een lange overdekte gaanderij, waaronder de visbanken geplaatst zijn. Aan de Schiedamse vest vindt men in de open lucht de zogenaamde Scheveningse Vismarkt. Verder heeft men 3 Riviervismarkten, de Nieuwe Markt, de Varkenmarkt, de Groenmarkt op het voormalige kerkhof achter de Grote Kerk, de Hooimarkt bij de Oostbarriëre, de Botermarkt, de Kaasmarkt, de Melkmarkt, de Hoendermarkt, enz.

Men vindt in Rotterdam een groot aantal bruggen, die de onderscheidene delen van de stad met elkaar verbinden, en waarvan één vooral opmerking verdient, omdat men geen tweede dergelijke in ons land kan aanwijzen. Wij bedoelen de Beursbrug, in 1827 zeer smaakvol geheel van hardsteen opgetrokken, met 3 bogen, voortreffelijke voetpaden, en zo breed, dat 3 rijtuigen er ongehinderd naast elkaar over kunnen rijden. Zij prijkt bovendien met 4 kandelaren van hetzelfde metaal en gelijke vorm, die de brug zeer verfraaien.
In de laatste jaren heeft men de meeste ophaalbruggen in de buitenstad door zeer fraaie ijzeren basculebruggen vervangen, waarvan de eerste bij de Draaisteeg over de Scheepmakershaven in 1840 voltooid werd; al deze bruggen munten uit door eenvoudigheid en door sierlijkheid. Ook in de binnenstad is er reeds veel tot verfraaiing en verbetering gedaan; verscheidene smalle grachten, die door hun uitwaseming de lucht verpestten, zijn gedempt en gedeeltelijk in goede straten veranderd. Over de singels zijn een paar ijzeren bruggen gelegd, en de buitengrachten zelf worden thans geregeld van vers water voorzien.

De zogenaamde Polderstad buiten de singels, thans met meer dan 25.000 inwoners, blijft echter nog steeds grote behoefte aan vers stromend water voelen, en heeft dientengevolge een doortastende verbetering nodig. Er is daarom een uitgebreid plan ontworpen, waardoor dit gebrek niet alleen zal worden opgeheven, maar ook de stad zelf aan die zijde een grote verandering en verbetering zal ondergaan. Dit zogenaamde waterproject is reeds door alle hogere machten goedgekeurd. Het bestaat uit niets minder, dan in het trekken van een lijn om de stad, die aan de oostzijde van de Maas begint, de polders Oost- en West-Blommersdijk, Rubroek en Cool insluit, en aan de westkant in de Maas eindigt. Deze grote oppervlakte zal ingesloten, van dammen, kanalen, sluizen, aardewerken, enz. voorzien, en alzo van alle aanvoer van binnen- of polderwater geweerd worden, terwijl twee stoommachines het onreine water, in twee weteringen verzameld, in de Maas zullen uitpompen, en de rivier de gehele stad van vers water voorzien zal. Vele gronden voor uitvoering van dit reusachtige plan zijn reeds onteigend; de kosten worden op één miljoen begroot.




Vervolg 3.

Hertaling.

De Beurs van Rotterdam op de Noord-Blaak is in 1722 gesticht, nadat reeds vroeger op het Haringvliet een koopmansbeurs bestaan had. Het is een eenvoudig, maar zeer mooi gebouw, uit arduinsteen opgetrokken, met een sierlijk koepeldak en klokkentorentje. Het binnenplein wordt omringd door overdekte gaanderijen, die op hardstenen kolommen rusten, en is door fraaie ijzeren hekken afgesloten. In de voorgevel aan de Beursbrug is voor enige jaren een mooi marmeren beeld van Mercurius, als zinnebeeld van de koophandel, geplaatst. Boven de Beurs vindt men in daartoe goed ingerichte vertrekken het kabinet der natuurkundige werktuigen en de bibliotheek van het Bataafs Genootschap van Proefondervindelijke natuurkunde, terwijl ook in de loop van dit jaar een gedeelte van die vertrekken is ingericht voor het Telegraafkantoor, dat tot hiertoe in een klein gebouw naast de Beurs geplaatst was. - De overdekte Korenbeurs op het Steiger, in 1764 veel vergroot, bestaat uit twee gaanderijen, die op dertig houten pilaren rusten. - De tegenwoordige Waag staat op de Wijnhaven; de vroegere was op de Kaasmarkt, en dient thans gedeeltelijk tot Zakkendragershuis. Het Zeekantoor, vroeger het Prinsenhof of Admiraliteitshuis, vernieuwd in 1814, aan de Nieuwe Markt, is thans het Kantoor van in- en uitgaande rechten, en het voormalige Boterhuis strekt thans tot Soepkokerij, terwijl de bovenvertrekken voor het Schilderkundig Genootschap zijn ingericht.

Andere belangrijke gebouwen zijn: het Tribunaal op het Haagse Veer, een mooi, modern gebouw, waarin de Arrondissementsrechtbank en het Kantongerecht worden gehouden, het is in 1822 gesticht en zeer doeltreffend ingericht; het voormalige Tucht- en Werkhuis op de Hoogstraat, thans dienende tot Huis ter verpleging van jeugdige gevangenen van het mannelijk geslacht; het Oost-Indische Huis in de Boompjes, een zeer prachtig gebouw, in 1695 gesticht, en vroeger het eigendom van de Oost-Indische Compagnie; het heeft een deftige hardstenen poort, waarboven een balkon, dat op vier pilasters rust. Het is een der hoogste westelijke gebouwen van ons vaderland, en strekt thans tot 's Rijks Entrepot, terwijl een gedeelte is verhuurd aan de Handelsmaatschappij; het voormalige West-Indische Huis op het Haringvliet dient tegenwoordig alleen tot pakhuizen.
De gebouwen van de eerste Gasfabriek staan dicht bij de Veerdam aan de Maas, die van de tweede op de Hogendijk (Honingerdijk) onder de gemeente Kralingen. Onder de meer openbare gebouwen moet nog genoemd worden: het voortreffelijke, mooie Stationsgebouw van de Hollandse spoorweg, buiten de Delftse poort, waarvan de weerga in Nederland niet gevonden wordt. Het Stationsgebouw van de Rijnspoorweg, dat geplaatst wordt op de grote, voormalige Rijkswerf (in 1850 opgeheven en naar Amsterdam overgebracht), aan de Maaskant, zal volgens het daarvan ontworpen plan evenwel voor het eerste niet behoeven onder te doen.

Rotterdam mag zich terecht verheffen op het bezit van liefdadige inrichtingen, die de toets met alle andere in het vaderland kunnen doorstaan. De eerste, die hier genoemd moet worden, is voorzeker het Gast- of Ziekenhuis op de Coolsingel, dat om de bouworde, de kolossale vormen en de zuivere stijl de aandacht van elke beschaafde vreemdeling tot zich trekt. Het is in 1846 gesticht, heeft een breedte van 84 en een hoogte van 25,5 el en is in Lombardische stijl ontworpen; de voorgevel heeft ruim 100 grote hoog- en andere vensters en het hoofdgebouw bestaat uit 3 verdiepingen. De inwendige bouworde en inrichting is allermooist; het huis, waarvan de onderste verdieping voor huishoudelijk gebruik is ingericht, bevat op de eerste verdieping 18 kamers, elk voor 12 zieken, met nog 6 kleinere ziekenkamers, die allemaal van openingen voor verse lucht, schoorstenen, kanalen voor aanvoer van warme lucht, en buizen voor het water uit de vergaarbakken voorzien zijn. Deze bakken zijn op de zolders geplaatst, bevatten tezamen 160.000 kannen water, en worden met 2 perspompen, door middel van een stoommachine, gevuld, die tegelijk het gebouw van verwarming, van stoom en warm water voorziet, en 2 transportkamers in beweging brengt, waardoor zware zieken of spijzen, meubelen en andere benodigdheden zonder geraas van de ene naar de andere verdieping worden gevoerd. De tweede verdieping is gelijk aan de eerste, en op de derde zijn de kamers voor zulke zieken, die een afzonderlijk vertrek verlangen.
Voorts bevat het gebouw een apotheek, een ontleedkamer, een laboratorium met stoomtoestel voor het koken van water enz., een operatiekamer, een consultatiekamer, badkamers en een stoombadkamer, een groot aantal vertrekken voor bedienden, werklieden, suppoosten enz.; het geheel verdient een nadere beschrijving, dan wij hier van deze voortreffelijke inrichting kunnen geven.

Het Weeshuis der Hervormden in de Goudse Wagenstraat was eerst een nonnenklooster, later een Pesthuis en kreeg in 1598 zijn tegenwoordige bestemming; later is dit gebouw aanmerkelijk vergroot. Verder heeft men het Oude Vrouwenhuis op de Hoogstraat, het Proveniers- en Leprozenhuis op de Schiekade, het Algemeen Armhuis op de Schiedamse dijk, het Dol- en Pesthuis op de Hoogstraat, in 1599 gesticht, in de beide laatste jaren zeer vergroot en van voren geheel vernieuwd, zodat het thans tot de mooiste gebouwen en inrichtingen van de stad behoort; het Oude Mannenhuis op de Hoogstraat, in 1707 vernieuwd, heeft een trotse voorgevel, en is na 1805 van bestemming veranderd. Het bevat thans een der grootste armenscholen, de Stadsapotheek en Bakkerij, de bureaus van het Stads Algemeen Armenbestuur, enz.; het Evangelisch Luthers Weeshuis, 2 Rooms Katholieke Weeshuizen, 2 Wees- en Armhuizen voor de R. K. van de oude cleresie, een Gasthuis voor Israëlieten enz.

Onder de hofjes munt vooral het Kokershofje op de Singel uit; het is in 1784 gebouwd, bevat 74 woningen met verscheidene bijzondere kamers, heeft een ruime binnenplaats en tuin, en strekt tot woning voor 74 ongehuwde vrouwen of weduwen van alle godsdiensten, doch boven de 45 jaar oud. Behalve dit zijn er nog verscheidene andere hofjes en talrijke inrichtingen van weldadigheid, genootschappen, afdelingen van maatschappijen, enz., teveel om hier afzonderlijk te worden genoemd. Alleen mogen wij de Inrichting tot verzorging en onderwijs van bedelende of zogenaamde Luciferskinderen, het voortreffelijke Zeemanshuis, en de school voor doofstommen niet onvermeld laten.

Veel is er ook in Rotterdam voor wetenschap en kunst gedaan, maar hiervan kunnen wij slechts deels melding maken. Het Erasmiaans Gymnasium, in het jaar 1845 uit de oude Latijnse school gevormd, telt ruim 100 leerlingen met 9 leraren; de geneeskundige school, met 6 lectoren en 1 prosector, werd in het afgelopen jaar door 40 leerlingen bezocht; die voor het doofstommen onderwijs door 43, en die voor de zeevaartkunde door 113. Daarenboven heeft men een Industrieschool, uitmuntende openbare lagere scholen, vooral voortreffelijke armenscholen en verdere inrichtingen voor het opkomend geslacht; de Muziekschool (250 leerlingen), de afdeling der Maatschappij van Toonkunst, 2 schilderkundige genootschappen, het Bataafs Genootschap van Proefondervindelijke wijsbegeerte (120) leden, de Academie voor beeldende kunsten (360 gewone leden, 78 van verdienste, en 530 leerlingen); afdeling der Hollandse Maatschappij van fraaie kunsten en wetenschappen ter bevordering der Nijverheid, der Hollandse Maatschappij van Landbouw, der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen met leesbibliotheek, een Leesmuseum, heerlijke liederentafels, enz. Tenslotte een Diergaarde, waarover wij nog iets moeten zeggen.

In het voetspoor van Amsterdam werd ook vóór 3 jaar te Rotterdam besloten tot het inrichten van een Zoölogische tuin, en dit plan, door kooplieden gevormd, vond zoveel bijval, dat er dadelijk voor 3 ton ingeschreven werd, en in het eerste half jaar de sociëteit, nog vóór de Diergaarde bestond, reeds 1.100 gewone leden telde. Deze sociëteit kocht nu een terrein aan voor 77.000 gulden, palende aan het noordelijk gedeelte van de stad en liggende tussen de Hollandse Spoorweg en de Kruiskade. Door de reeds dikwijls genoemde bekwame Zocher werd het terrein voor de Diergaarde aangelegd.
Het blijkt reeds uit deze voortreffelijke nieuwe inrichting, alsook uit het Museum Boymans, dat men in Rotterdam het aangename met het nuttige weet te verenigen. Dit is eveneens het geval met de wandelplaatsen en de bloei van muziek- en toneelspeelkunst. Ten oosten van de stad ligt de oude Plantaadje aan de Maas, een bevallige wandelplaats van 11 bunder oppervlakte, met heerlijke vergezichten. In de laatste jaren werd dichter bij de stad aan dezelfde zijde een geheel Nieuwe Plantaadje aangelegd, die wel veel kleiner, maar tevens bevalliger is. Over het derde Nieuwe Wandelpark aan het westeinde van de stad hebben wij reeds gesproken. Het betreft in bevalligheid verre de beide andere en wordt zeer druk bezocht, vooral op mooie zondagen in de zomer, wanneer de wandeling nog door voortreffelijke muziek veraangenaamd wordt.

De grote Schouwburg op de Coolsingel werd voor enige jaren geheel nieuw in nette bouwtrant opgetrokken, en is thans zeer goed ingericht, terwijl de keurige voorgevel door sierlijkheid en smaak het oog tot zich trekt. Een tweede geheel nieuwe Schouwburg, in moderne stijl gebouwd en inwendig prachtig ingericht, staat op de Kruiskade. Bovendien heeft men nog een Salon de Variétés, een Casino, verscheidene aanzienlijke sociëteitsgebouwen, waaronder dat der sociëteit Amicitia op de Zuidblaak en dat der Harmonie op het Haagse veer. De laatste sociëteit is gevestigd in de lokalen van de St. Jorisdoelen, die in 1622 gesticht en een zeer aanzienlijke herberg was; het huis werd in het begin van deze eeuw afgebroken en door herbouw aanmerkelijk vergroot; het bevat uitmuntende zalen, waaronder de klassieke concert-, toneel- en balzaal, die een lengte van 38 el heeft, en 17 el breed en 12 el hoog is, behalve het ruim 14 el diepe toneel; gedurende de kermis wordt dit gebouw voor het geven van vauxhall gebruikt, waarvoor het dan ook uitnemend geschikt is. Men heeft in Rotterdam, behalve een zwem- en badinrichting aan de Maaszijde nabij het Park, nog een mooie nieuwe was-, bad- en zweminrichting, gelegen aan het einde van de Baan aan de Stadsvest; het uitwendig zeer eenvoudige gebouw heeft een oppervlakte van 1.961 vierkante el, de beide zwembassins een van 1.155 vierkante el. Alles is op een ruime schaal en voortreffelijk aangelegd, en het zeer drukke bezoek toont aan, dat door deze nuttige inrichtingen te Rotterdam in een wezenlijke behoefte is voorzien.

Voordat wij van Rotterdam afscheid nemen moeten wij nog één bijzonderheid vermelden, die alleszins opmerkelijk is; te Rotterdam, het tegenwoordige brandpunt van de Nederlandse goederenhandel, waar bedrijvigheid en werkzaamheid zich in alle takken van bestaan op een voorbeeldloze wijze ontwikkelen, in deze volkrijke en woelige stad heeft de regering het onnodig geacht een enkele soldaat ter bewaking der rust te hebben, en wordt de orde door een handvol politiebeambten gehandhaafd. Wel is hier een Kazerne bij de Oostbarrière, waarin sedert 1826 de Mariniers, het garnizoen van de stad, hun verblijf hielden, doch na het vertrek van deze geringe bezetting staat het gebouw sinds enige jaren leeg. De Kazerne zelf is eigenlijk het hoofdgebouw van 's Lands Magazijn, of de Arsenalen, die tot de vroegere Rijkswerf behoorden; zij staan aan het einde van de Nieuwe Haven en dienen thans nog tot magazijn.




Vervolg 4.

Hertaling.

Bij het verlaten van de mooie Maasstad willen wij het eerst een bezoek brengen aan de gemeente Kralingen, die onmiddellijk aan de stad grenst. De kom van dit dorp lag eerst anderhalf uur van Rotterdam, maar daar deze door uitveningen langzaam ontvolkt werd, is zij trapswijze verplaatst, zodat men thans de Hoflaan, de Oudendijk en de 's Gravenweg als de kom van de gemeente kan beschouwen. Zij is thans als het ware een voorstad van Rotterdam, en wordt door de uitbreiding van Rotterdam meer en meer daarmee verenigd. De gemeente telt ruim 4.750 inwoners, wier hoofdbestaan landbouw, veeteelt en warmoezerij is. Er is ook enige veenderij en visserij; bovendien vindt men er 1 glasblazerij, 1 gasfabriek, 3 vernisstokerijen, 3 touwslagerijen, 1 kalkbranderij, 1 loodasbranderij, 1 looierij van geitenvellen, 1 stijfselfabriek, 1 zwavel- en salpeterzuurfabriek, 1 katoendrukkerij, 1 loodwitfabriek, 1 fabriek voor verfwaren, 2 scheepstimmerwerven, snuif-, stoom-pel-, olie- en koren- en houtzaagmolens, enz. Ook door het onderhouden van de buitenplaatsen en talrijke mooie tuinen wordt aan vele handen werk verschaft.

Kralingen was oudtijds een heerlijkheid, sedert 1299 aan het geslacht van die naam behorende, maar dat reeds lang is uitgestorven; in 1668 kocht de stad haar van het geslacht Assendelft. Lang geleden liep door deze gemeente een oude (misschien Romeinse weg, benoorden de tegenwoordige Oudendijk, waaraan de spreekwijze: "zo oud als de weg van Kralingen" haar oorsprong te danken heeft.
De kerk van Kralingen stond eerst in de oude kom en was waarschijnlijk reeds in het midden van de 15de eeuw aanwezig. Zij werd in 1844 geheel gesloopt, daar in de beide laatste jaren een geheel nieuwe kerk op de hoek van de Oudendijk en de Hoflaan, een half uur van Rotterdam, was opgericht, die in 1842 godsdienstig is ingewijd.
Deze nieuwe kerk mag met recht een fraai gebouw genoemd worden, en munt evenzeer door deftige eenvoudigheid van stijl, als door doelmatige pracht, sierlijkheid en netheid uit. Zij heeft een mooie toren met uurwerk van 38 el hoogte, en is in de loop van dit jaar van een uitmuntend orgel voorzien.

Aan het andere einde van de Hoflaan staat de in 1802 gebouwde en in 1931 vergrote r.-k. kerk met een nette toren en twee klokken, terwijl het beeld van de H. Lambertus in de gevel geplaatst is. Ook de nieuwe dorpsschool naast de hervormde kerk, alsook het in 1837 nieuw opgerichte Gemeentehuis tegenover deze kerk zijn bezienswaardig. Behalve vele buitenplaatsen, die men nog in deze gemeente aantreft, stond hier oudtijds aan de Maasdijk en de Hoflaan het zeer grote en sterke slot Honingen, waarvan de oorsprong zich in de vroege middeleeuwen verliest. Het werd in 1574 gedeeltelijk afgebroken, en de laatste puinhopen werden in 1672 weggeruimd, zijnde de grond in fraaie buitenplaatsen en lusttuinen veranderd.
Aan het einde van de genoemde laan bij de nieuwe kerk begint de zogenaamde 's Gravenweg, een gedeelte van de straatweg van Rotterdam op Gouda. Hij strekt zich uit tot aan de IJsseldijk bij het gehucht Kortenoord, is aan de Hoflaan dicht bebouwd, en vertoont voornamelijk aan de ene zijde langs zijn gehele uitgestrektheid een aaneenschakeling van buitenverblijven, tuinen en bevallige boerenwoningen.

Aan de zuidzijde ziet men op korte afstand het dorp Capelle aan den IJssel, aan en op de IJsseldijk gelegen, een uur en een kwartier van Rotterdam. Het bevat 1.640 inwoners, die meest van de landbouw leven, en heeft 6 scheepstimmerwerven, 2 touwslagerijen, 4 steenbakkerijen, 4 rietmattenmakerijen en 1 korenmolen. De kerk is in 1592 gebouwd, later vergroot en heeft geen orgel, maar een tamelijk hoge toren met uurwerk en klok. Hij is in 1806 geheel vernieuwd en veel fraaier opgebouwd dan tevoren. Voorheen stond hier, een kwartier ten zuiden van het dorp, een kasteel of slot, waarvan de tijd der stichting onbekend is. Het was zeer groot en sterk, maar door de oorlog zeer vervallen zijnde, werd het in 1620 weer sierlijk herbouwd. Dit laatste slot is in 1797 grotendeels afgebroken, terwijl er slechts een paar bijgebouwen bleven staan.

Slechts een uur van Rotterdam treffen wij het belangrijke en bevallige dorp Hillegersberg aan, waar een aangename straatweg, aan beide kanten van goed aangelegde buitenverblijven voorzien, heenleidt. Het dorp is gebouwd op en bij een zandheuvel, en komt ook onder de namen Hildegondsberg, Hellegaertsberg en Hildegaertsberg voor, zonder dat de oorsprong van die namen gekend wordt. Zeker is het, dat de heuvel niet door mensenhanden is opgeworpen.
De gemeente bevat ongeveer 2.500 inwoners, wier hoofdbestaan de landbouw is. Men vindt er echter ook 3 scheepstimmerwerven, 1 aardappelsiroopfabriek, 1 haarspinnerij, 1 touwslagerij, 1 snuif- en pelmolen, 1 snuif- en gips-, 1 pel-, 2 grauw papier-, 1 olie-, 6 zaag-, en 2 korenmolens. Tot de bezienswaardige gebouwen behoren: het Dorps- of Raadhuis in de Kerkstraat, waar de zittingen van het kantongerecht worden gehouden; het werd in 1752 op de plaats van het vorige gesticht, en heeft een torentje met een klokje; de hervormde kerk, een oud, maar fraai en ruim gebouw, op twee rijen gemetselde pilaren rustende, met een in 1830 geplaatst, fraai orgel, een mooie preekstoel, en een sierlijke kerkenkamer; de toren is tamelijk hoog en eindigt in een fraaie achtkante spits, met twee klokken en een groot uurwerk. De kerk en het kerkhof zijn door een muur omringd en het laatste is door twee zware ijzeren hekken, tussen hardstenen stijlen afgesloten.

Ongeveer drie kwartier meer ten noorden ligt het niet onaanzienlijke dorp Bergschenhoek, met 1.150 inwoners, tot 1811 een gedeelte van de gemeente Hillegersberg-en-Rotteban. Het heeft een hervormde en een r.-k. kerk, waarvan de eerste in 1696 gesticht en in 1836 hersteld en veel verfraaid, en de tweede in 1834 gebouwd en zeer doelmatig ingericht is; beide hebben een toren. In 1659 brandden in het dorp 44 huizen af, en in 1833 werd het met de omliggende gemeenten door een grote ramp getroffen, daar door het doorbreken van de boezemkaden aan de Rotte meer dan 1.000 bunder land overstroomde en een grote schade veroorzaakt werd.

Ten westen van Rotterdam ligt de bloeiende gemeente Oud- en Nieuw-Mathenesse, met 1.200 zielen, die meestal van landbouw leven, maar die ook 14 branderijen, 1 mouterij, 1 stoom-, pel- en moutmolen, 1 glasblazerij en 1 koperslagerij bevat.
Ten noordwesten van Schiedam, drie kwartier gaans van de stad, ligt het dorp de Kethel of de Ketel, met het gehucht Spaland een bevolking van 840 inwoners bevattende, die van landbouw, veenderij en veeteelt, vooral van het vetmesten van varkens bestaan, hetgeen hier meestal met spoeling geschiedt. Het is een fraai dorp, aan een kruisstraat gebouwd, en het heeft een niet grote, maar vrij nette hervormde kerk, met een rij pilaren en een fraai marmeren gedenkstuk ter gedachtenis van het geslacht De Braauw, doch zonder orgel; de toren is niet hoog, maar heeft twee klokken en uurwerk. De r.-k. kerk is een groot en aanzienlijk gebouw, zonder toren; zij is in 1834 vernieuwd. Nog een weinig meer westwaarts en ten noorden van Vlaardingen vindt men het gehucht Zouteveen, met 200 inwoners en een r.-k. kerk, die even buiten laatstgenoemde stad staat.

Veel fraaier en groter is het voorheen zo levendige en welvarende dorp Overschie, drie kwartier ten noorden van Schiedam, 1 uur ten noordwesten van Rotterdam, en aan de rijweg en de trekvaart van Delft op deze beide steden gelegen, waardoor hier vroeger een bestendige doortocht plaatshad, die aan het dorp veel vertier gaf. Na het openen van de spoorweg, die deze plaats niet raakt, is de doortocht echter zeer verminderd. Het dorp telt bijna 2.700 inwoners, wier hoofdbestaan de landbouw, veenderij en veeteelt is, terwijl er jaarlijks vele duizenden varkens en een heleboel rundvee met spoeling vetgemest worden. Buitendien vindt men in de gemeente 3 scheepstimmerwerven, 1 bierbrouwerij, 2 koren-, 1 pel- en 7 houtzaagmolens. Het dorp bestond reeds vóór 1063 onder de naam Kapel-aan-de-Schie, en werd later Oudeschie en ook wel Oud-Schiedam genoemd, toen in de 15de en 16de eeuw de stad Schiedam het dorp overvleugelde. De Schie loopt eigenlijk achter het dorp heen, maar hier ter plaatse gaat een tak van dit water naar Rotterdam, en het dorp is ter wederzijde van die vaart, alsook van de rijweg, gebouwd, en beslaat een tamelijk grote lengte. De brug of heul over de Rotterdamse Schie, te midden van het dorp, heeft tot vele twisten,voortvloeiende uit de mededinging tussen Rotterdam en Delft aanleiding gegeven. De oude kerk, wier tijd van stichting onbekend is, werd door de Hoeken in 1489 afgebrand. De tegenwoordige, die op twee rijen pilaren rust, van binnen geheel beschoten is, vroeger van gebrandschilderde glazen voorzien was, en wier gehele inrichting bezienswaardig genoemd mag worden, is in 1651 gebouwd. Zij heeft een fraaie en hoge toren, met vier kleinere torentjes, een omloop, een uurwerk en twee klokken. Er is ook een fraaie, van een stenen toren voorziene, in 1830 gebouwde r.-k. kerk, een goed Ambachtshuis, en een Weeshuis.

Wanneer wij van Schiedam de Zeedijk of Hogendijk, die onder Floris V na 1281 is aangelegd en van de Hoek van Holland af door Rotterdam tot Gouda loopt, volgen, komen wij na ruim een half uur in het fraaie, slechts een half uur van Rotterdam gelegen Delfshaven, dat, na het jaar 1389 aangelegd, door de koophandel van Delft weldra tot een welvarend dorp aangroeide en in 1825 door koninklijk besluit tot stad verheven werd. De stad telt 4.000 inwoners, waaronder 2.746 hervormden, 60 lutheranen, 18 doopsgezinden en remonstranten, 1.161 katholieken, 11 christelijk afgescheidenen, 8 oud-roomsen, en 6 Israëlieten. De middelen van bestaan komen meest overeen met die van Schiedam: er is aanmerkelijke scheepvaart, maar men vindt er ook 31 branderijen, waaronder 1 dubbele stoomfabriek, 1 distilleerderij, 8 mouterijen, 2 fabrieken van stoom- en andere werktuigen, 1 kleine en 2 grote scheepstimmerwerven, 1 tegelbakkerij, 1 ijzer- en kopergieterij, 2 grofsmederijen, 1 zeildoekweverij, 1 aardappelmeel- en siroopfabriek, 4 kuiperijen, 2 sleephellingen, 2 houtzaagmolens, 5 koren- en pelmolens, enz.; van de in vroegere tijd bloeiende walvis- en haringvisserij is nog slechts één haringschip in deze stad overgebleven.

Na het graven van de vaart en de haven door de Delftenaars werd de laatste aan haar mond spoedig sterk bebouwd, en nam de scheepvaart zozeer toe, dat de haven in 1454 vergroot en er een nieuwe bij gegraven moest worden. In 1488 staken de Hoeken de plaats in brand, en in 1572 richtte Bossu met zijn Spanjaarden er de afgrijselijkste wreedheden aan, terwijl hij de Watergeuzen eruit dreef en de plek uitplunderde. Door de na-ijver van de stad Delft, die aan de haven geen genoegzame rechten en vrijheden wilde toestaan, kon Delfshaven echter nooit tot grote bloei komen, en verlegde de koophandel zich meer en meer naar Rotterdam. De verbittering van de ingezetenen daarover klom uiteindelijk tot zulk een hoogte, dat zij bij de omwenteling van 1795 het beschermend gezag van Delft niet meer wilden erkennen, en zich tot beider nadeel van de moederstad afscheidden. Evenmin werd Delfshaven door zijn verheffing tot een stad gelukkiger, noch rijker. Het heeft zelfs later tevergeefs aanzoek gedaan, om met Rotterdam verenigd te worden.
Op dit ogenblik heerst er echter door de zeer bloeiende scheepvaart en branderijen, wederom veel welvaart.

De plaats wordt door drie zware dijken tegen overstromingen beveiligd. Ook ligt hier een sterke sluis, van 7,57 el wijdte, bestaande uit zes grote vloed- en vier ebdeuren, behalve een schut- of valdeur, en door welker zeer ruime kolk een aantal schepen van allerlei grootte tegelijk geschut worden.
Tot de voornaamste gebouwen behoren: het Raadhuis, een zeer oud, breed en van binnen ruim gebouw op de Oude Haven, in 1792 hersteld en gedeeltelijk vernieuwd; het Magazijn van levensmiddelen voor 's Rijks Marine op de Nieuwe Haven, met een trotse voorgevel en een daarop staand torentje. Het is na 1746 gebouwd, en diende eerst tot Magazijn der Oost-Indische Compagnie, gelijk het vroegere in 1672 opgerichte en op dezelfde plaats staande gebouw, dat in eerst gemeld jaar tot de grond afbrandde. Voorts: de hervormde kerk, gesticht in 1417 en in 1761 aanmerkelijk vernieuwd en verhoogd, zodat zij nu een fraaie kruiskerk is van drie bogen, rustende op twee rijen pilaren. Zij heeft een goed orgel, en op de fraaie voorgevel een houten koepeltoren met uurwerk en klok. De r.-k. kerk in het Groenendaal, die in 1779 gesticht en in 1840 van een fraai orgel voorzien is, is door de steeds toenemende bevolking te klein geworden voor de gemeente, waardoor men thans besloten heeft, naast de pastorie een geheel nieuw en groter kerkgebouw te stichten en in de tuin van de pastorie tot zo lang een noodkerk te plaatsen. Liefdadige inrichtingen zijn er te Delfshaven niet, maar er zijn vier zeer goede scholen, waaronder twee uitmuntende kostscholen.

Ten oosten van Rotterdam ligt de aanzienlijke gemeente Ridderkerk in de Riederwaard, waarin het geslacht van Riede reeds omstreeks 1060 grote goederen bezat. Ridderkerk bevat 5.300 inwoners, die van de landbouw en vooral van de vlasserij leven, doch men vindt er ook 2 scheepstimmerwerven, 1 leerlooierij en 3 korenmolens. Het uitgestrekte dorp, waarvan de kom 800 bewoners telt, bevat een fraaie langwerpige Hervormde Kerk, die in de oude tijd veel groter geweest moet zijn, en waarvan het koor een fraaie tombe bevat. De toren prijkt met een fraaie achtkante spits, die zeer ver gezien kan worden.
Oostwaarts van deze gemeente vindt men het land van Barendrecht, de heerlijkheden Oost- en West-Barendrecht en Carnisse bevattende, gezamenlijk met 2.400 inwoners. Te West-Barendrecht dat reeds in 1361 bedijkt werd, en wel niet groot, maar vrij levendig is, staat een ruime Hervormde Kerk, die naar de mening van sommigen reeds in 1370 gesticht zou zijn. Zij werd in 1787 van voren geheel vernieuwd, en er is toen ook een nieuwe toren met klok en uurwerk gebouwd.

IJsselmonde, anderhalf uur ten noordwesten van Ridderkerk, aan de Maas, recht tegenover de uitwatering van de IJssel, is een fraai dorp, dat zich van de rivier gezien allerbevalligst voordoet. Het telt 2.680 inwoners, die meestal uit ambachtslieden bestaan: men heeft er 3 scheepstimmerwerven, 1 touwslagerij, 1 blokmakerij, 1 steenbakkerij, 1 fabriek voor het creosoteren van hout en 1 stoomwerktuigenfabriek. Waarschijnlijk bestond het dorp reeds onder de eerste Hollandse graven, want in 1076 werd het Slot-te-IJsselmonde door Dirk V bestormd en ingenomen, bij welke gelegenheid hij bisschop Koenraad gevangen nam.
Het bestaat uit twee ter wederzijde dicht bebouwde straten en heeft een fraaie hervormde kerk, van een tamelijk grote en nog een kleine toren voorzien en wier tijd van stichting onbekend is. Zij prijkt met een graftombe van de heren van Oost- en West-IJsselmonde, en heeft een orgel. Het eerste kasteel was een waterslot, op een eilandje gelegen; dit werd bij de bedijking van de Zwijndrechtse Waard weggeruimd. In 1485 werd echter door Floris Oem van Wijngaerden een nieuw Slot gesticht, dat zes jaar later door de Hoeken werd ingenomen. In 1665 is het geheel herbouwd en in de tegenwoordige tijd gebracht. Het heeft vier torens op de hoeken, door aanzienlijke gaanderijen omgeven, en is door stenen grachten omringd. De omliggende grond is thans een fraaie buitenplaats van vijf bunder oppervlakte, en zeer fraai met mooie lanen en aangename partijen aangelegd.

Tot de gemeente Oost- en West-IJsselmonde behoort ook het tegenover Rotterdam liggende kleine eiland Feijenoord, dat thans door de afdamming van het Zwanengat, een vroegere arm der Maas, met de vaste wal van IJsselmonde en Charlois verbonden is. Dit eilandje is in 1795 door Rotterdam bedijkt. Eerst stond er een stedelijk Pesthuis op, dat naderhand tot militair hospitaal werd ingericht en onder koning Lodewijk tot een kweekschool voor de Marine diende; in 1808 werd dit huis wederom een Industrieschool. Sedert 1825 is aldaar echter de fabriek der Nederlandsche Stoombootmaatschappij gevestigd, die thans de grootste en belangrijkste inrichting van dien aard in ons vaderland is, waar dikwijls 900 personen werkzaam zijn.
Zij bestaat uit een scheepstimmerwerf, een stoommachinefabriek, ketelmakerijen, een ijzer- en kopergieterij, smederij, draaierij, schrijnwerkers-, verwers-, blokkenmakers-, koperslagers-winkels, enz., kortom uit alles, wat voor het bouwen van houten en ijzeren stoomboten nodig is. Daartoe bestaan er behalve het hoofdgebouw nog vele andere gebouwen en werkplaatsen, en de gehele fabriek heeft de uitgebreidheid van acht bunder, met twee havens, waarover twee grote hoge bokken staan. Met een van deze heeft men een zwaarte van 72.000 Nederlandse ponden gelicht. Teneinde de fabriek tegen brand te beveiligen, wordt er voortdurend wacht gehouden, en zes brandspuiten staan dag en nacht gereed. In 1841 is op de westzijde van het eiland, recht tegenover de stad, een Sleephelling gebouwd, geschikt om de zwaarste koopvaarders met lading en volle tuigage op een hellend vlak te slepen, teneinde de nodige vertimmeringen te ondergaan; reeds zijn schepen van 600 lasten op deze helling vertimmerd.

Onmiddellijk daarnaast strekt zich de gemeente Katendrecht uit, met omtrent 1.000 inwoners en het vrij grote gehucht van dezelfde naam, van waar men een der mooiste gezichten van geheel Nederland over de Maas en op het bloeiende Rotterdam heeft, met welke stad de gemeenschap door een stoomboot wordt onderhouden. Hier stond vroeger een tolhuis. Katendrecht bestaat voornamelijk uit enige herbergen, die door de stedelingen druk bezocht worden. Het ligt reeds in het zogenoemde Putten over de Maas, een landstreek die tot de vroegere heerlijkheid Putten behoorde.
Charlois, een kwartier westwaarts en insgelijks aan de Maas, is in 1460 door Karel, graaf van Charlois en naderhand Karel de Stoute, gebouwd. Het is een aanzienlijk en fraai dorp, met een goede haven en sluis en 3.640 inwoners, die meest van landbouw, vlas- en vruchtenteelt, de riet- en houthandel leven. Er is een zeer mooie en nette Hervormde Kerk, die in 1512 ingewijd en naderhand in 1660 en 1775 nog veel vergroot en verbeterd is. Zij is een groot kruisgebouw met twee torens, geschilderde glazen en een keurig en sierlijk orgel en nog andere versierselen.

Verder westwaarts vinden wij tegenover Schiedam het dorp Pernis, oudtijds waarschijnlijk Bernisse of Bornisse genoemd. Het bevat 1.870 inwoners, die hun bestaan vinden in de landbouw en de visserij, daar van hier niet alleen vele schuiten ter verse en zoute zeevisvangst varen, maar het dorp ook een schip ter haringvangst zendt. De stichting der vrij grote Hervormde Kerk is onbekend, maar zij is in 1825 aanmerkelijk vergroot en vernieuwd. Zij heeft een paar geschilderde glazen en een korte vierkante toren met uurwerk en klok, maar geen orgel.
Zuidelijk van deze gemeente ligt aan de Oude Maas het dorp Hoogvliet, omtrent 900 inwoners bevattende. Het heeft een haven en sluis; de vrij nette kerk is in 1660 gebouwd. Poortugaal, met 970 inwoners, weer meer oostwaarts, heeft eveneens een haven en een zeer nette kerk met toren en een fraaie spits, maar geen orgel. Vroeger stond hier het vóór dertig jaren gesloopte slot Valkenstein.
De laatste gemeente in het land van Putten is Rhoon, met Oud- en Nieuw-Pendrecht verenigd, welk laatste voorheen een aanzienlijk dorp aan het water de Koedood was. Het telt 1.370 inwoners, die van de landbouw leven en veel vlas en boomvruchten telen. Het dorp dagtekent van 1200, en heeft een niet grote, doch zeer fraaie kerk, die in 1836 zeer veel hersteld is. In het met een ijzeren hek afgesloten koor ziet men een mooie tombe van gekleurd marmer en verscheidene adellijke wapenborden; zij heeft een spitse toren met uurwerk en klok en een in 1807 geplaatst orgel.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

8 Januari 2019