(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
De opkomst van Rotterdams petroleumhandel
De 29e augustus 1859 was een dag van wereldhistorische betekenis, want toen slaagde de mens er voor het eerst in, om door middel van boringen aardolie aan de oppervlakte te brengen. De man, die dit succes op zijn naam heeft staan, was kolonel Drake. De plaats, waar hij zijn succes boekte, was Titusville in de Verenigde Staten. De door Drake toegepaste methode om "petroleum" te winnen, vond weldra, ook buiten de Verenigde Staten, navolging. Ja, het is geen overdrijving, te constateren, dat Drakes succes de opbloei van de hedendaagse aardolie-industrie inluidde en het begin was van een nieuwe periode in de geschiedenis van de techniek, van het verkeer en van het voortbrengingswezen. Toen Drake de 29e augustus 1859 voor het eerst succesvolle aardolieboringen verrichtte, was de aardolie weliswaar geen nieuwe of onbekende stof, maar toch heeft omstreeks 1860 niemand gedroomd van de toepassingen, die de aardolie later zou vinden, noch van de zegetocht der "petroleum", die door Drakes boringen werd ingeluid, zij het dan, dat hij haast onmerkbaar een aanvang nam. Tot de eerste "stations", welke de aardolie op die zegetocht aandeed, behoorde Rotterdam. Schrik en ontsteltenis, meer dan vreugde en ingenomenheid, waren het, die de komst van dit "nieuwe product" in de Maasstad wekte.
Twee jaren na Drakes succes, kwamen de eerste vaten Amerikaanse petroleum in de Duitse havens aan. Kort nadien, namelijk de 30e juni 1862, werd ook te Rotterdam de eerste partij petroleum uit de Verenigde Staten per schip aangevoerd. Hierdoor was een aanvang gemaakt met de in later jaren zo belangrijke handel in aardolieproducten der Maasstad. De aanvang was bescheiden, en weinig Rotterdammers hebben in de zomer van het jaar 1862 beseft, welke grote commerciële mogelijkheden in het "nieuwe product" schuilden. Veeleer dan belangstelling voor deze mogelijkheid waren het angst voor brandgevaar en zorg voor de openbare veiligheid, die de hoofden en harten van Rotterdams burgers en bestuurders vervulden. En jaren nadien nog drukten deze gevoelens hun stempel op de stedelijke "aardoliepolitiek".
De eerste reacties
Ruim een week, nadat de eerste vaten aardolie in de Rotterdamse haven waren ontscheept, gaf het stadsbestuur reeds uiting aan zijn bezorgdheid, ja, aan zijn vrees voor de nieuwe koopwaar. "Uit een deswege ingesteld onderzoek", berichtten Burgemeester en Wethouders de 9e juli 1862 aan de Brandmeesteren van de Eerste Wijk, "is ons gebleken, dat op de 30e juni met een Amerikaans schip alhier 300 kisten steenolie zijn aangevoerd aan het adres van de heren Dörschlag & Gerboulet en 101 vaten aan het adres van de heren Van der Kun & Van Schelle, welke beide partijen onmiddellijk na de lossing zijn opgeslagen in 's Rijks Entrepot in de Boompjes - van de laatste partij zouden 43 vaten naar het buitenland verzonden zijn, zodat zich daarvan nog 58 vaten, welke min of meer lekken, in het Entrepot bevinden".
"Daar die olie voor zeer licht ontvlambaar wordt gehouden", verzocht het college van B. en W. de Brandmeesteren "om ten spoedigste een onderzoek te willen instellen en ons van uwe bevindingen rapport te doen, ten einde de nodige maatregelen te kunnen nemen, die in het belang der openbare veiligheid met het oog op het brandgevaar, dat hierdoor zoude kunnen ontstaan, nodig of wenselijk mochten geacht worden". Nu, de Rotterdamse Brandmeesteren der Eerste Wijk waren blijkbaar eveneens onder de indruk van de "gevaarlijkheid" der nieuwe stof, want reeds drie dagen later, de 12e juli 1862, rapporteerden zij aan Burgemeesters en Wethouders, dat de "steenolie" weliswaar met genoegzame voorzorgen in bewaring lag, doch dat het niettemin aanbeveling zou verdienen, om in den gevolge de aardolie in het Rijksentrepot op de voormalige Marinewerf te doen opslaan. Het dagelijks bestuur der stad liet er geen gras over groeien, en verzocht de 15e juli 1862, conform het rapport van de Brandmeesteren, de heer Rijksentrepodeur om, in het belang der openbare veiligheid, maatregelen te willen treffen, dat licht ontvlambare of gevaarlijke artikelen in het Entrepot op de voormalige Marinewerf zouden worden opgeslagen.
Intussen bleef het niet bij één zending aardolie. Andere partijen liepen in de gedenkwaardige zomer van 1862 binnen. Zij zullen er zeker toe hebben bijgedragen, om de zomervakantievreugden van burgemeester Hoffman en zijn medebestuurders geringer te doen zijn dan in andere jaren. Ruim een maand na hun eerste "alarmbrief" aan de Brandmeesteren der Eerste Wijk achtten Rotterdams vroede vaderen het nodig, bij openbaar plakkaat de burgerij kond te doen van de gevaarlijke eigenschappen der aardolie. Het was een "WAARSCHUWING" in optima forma, die zeker niet zal hebben nagelaten, indruk te maken op de burgerij en stof tot praten te leveren. De tekst van deze, op vele plaatsen in de stad aangeplakte, waarschuwing luidde:
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ROTTERDAM:
In aanmerking nemende:
Dat van tijd tot tijd aanvoeren plaats hebben van uit Amerika afkomstige petroleum, ook wel aard-, steen- of rotsolie genaamd;
Dat deze olie zeer licht ontvlambaar is en vatbaar voor ontploffing, en dat alzo bij laden, lossen, vervoeren, bewerken, opslaan of bergen van deze vloeistof bijzondere voorzorgen noodzakelijk moeten worden geacht;
Herinneren bij deze aan de belanghebbenden de bepalingen van art. 16 van de verordening op de brandweer, waarbij het is verboden om dergelijke stoffen of goederen te bewaren of te bewerken, anders dan op plaatsen of in gebouwen door Burgemeester en Wethouders aangewezen of goedgekeurd, onder kennisgeving voorts, dat in dezer zake aan de brandweer, de haven- of gewone politie bijzondere waakzaamheid is aanbevolen.
ROTTERDAM, den 11 augustus 1862.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De secretaris, De burgemeester,
J.L.Nierstrasz J.F. Hoffman
De laatste mededeling in deze proclamatie was inderdaad in de feiten gefundeerd, want op 11 augustus 1862 hadden B. en W. eveneens alle gemeente-instanties, die op enigerlei wijze de belangen der openbare veiligheid moesten behartigen, nogmaals gewezen op de te duchten eigenschappen der petroleum. "De licht ontvlambaarheid dezer olie", kreeg de Havenmeester te lezen, "gepaard bij hare vatbaarheid tot ontploffing maakt het hoogst raadzaam, een bijzonder toezicht op den aanvoer en den opslag van dit artikel te houden. Daar evenwel die olie in consumptie zal worden gebracht en ook elders dan in het Entrepot zoude kunnen worden opgeslagen achten wij het van belang, dat hieromtrent een streng toezicht worde gehouden en wij verzoeken dus, wel zoveel mogelijk te willen zorgen, dat bij aankomst van schepen, die bedoelde vloeistof aan boord mochten hebben of bij ontlading of verscheping daarvan, dadelijk aan ons en aan de politie kennis worde gegeven, ten einde de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen worden genomen".
In zijn bezorgdheid schreef het college van B. en W. in gelijke zin aan de Hoofdcommissaris van Politie, aan de Hoofdlieden van de Brandweer en aan de Brandmeesteren der verschillende wijken. Al deze functionarissen werd, evenals de Havenmeester, ernstig op het hart gebonden, bijzondere belangstelling en opmerkzaamheid aan de petroleum te schenken. De Commissie voor de Rijnvaart ontving ruim een maand later van de gemeentelijke overheid het verzoek, ook harerzijds zoveel mogelijk voorzorgsmaatregelen te willen (laten) nemen bij het laden, lossen of verwerken van aardolie. Dit verzoek was gedateerd 24 september 1862. De 24e oktober van dat jaar deelde de Rijnvaartcommissie mede, dat zij bereids enige voorzorgsmaatregelen had vastgesteld, maar dat zij toch meende - blijkbaar was de leden van de Commissie al evenzeer de schrik in de benen geslagen! - in bedenking te mogen geven, om het vervoer en de verscheping in afwachting van nadere bepalingen, als onderwerp van politie te beschouwen.
Een jaar later, de 23e oktober 1863, verzochten B. en W., niet minder bezorgd om de publieke veiligheid dan over de gevolgen voor de volksgezondheid van de aardoliehandel, de Plaatselijke Commissie voor Geneeskundig Toezicht, een scheikundig onderzoek te willen instellen naar de samenstelling van het water in enige havens (de Wijnhaven en de Scheepmakershaven), teneinde na te gaan, of het door de daarop aanwezige petroleum schadelijke bestanddelen voor de volksgezondheid bevatte. De Commissie antwoordde de 9e november 1863, dat zij het water hier en daar met petroleum bezet hadden gevonden en dat, hoezeer petroleum niet onder de vergiften gerangschikt kon worden, aanhoudend gebruik van met petroleum bezwangerd water voor de gezondheid nadelig was. Inmiddels waren de petroleumhandel en de petroleumaanvoer te Rotterdam, ondanks de gevaren, die stadsbestuur en burgerij ervan duchtten, in snel tempo toegenomen. Een sobere mededeling in het jaarverslag van de Rotterdamse Kamer van Koophandel en Fabrieken over het jaar 1863 spreekt ten deze duidelijke taal: "Petroleum werd in vrij belangrijke hoeveelheden hier aangevoerd. 17.500 vaten direct en 7.200 uit andere naburige havens. In dit nieuwe artikel, waarvan het gebruik snel toenam, zijn belangrijke zaken gedaan. Op de, voor onze plaats nieuwe, handel in petroleum had Antwerpen grote invloed, zowel door een ruim aandeel te nemen aan de hier gesloten leveringscontracten als door ontbiedingen van en aanvoeren naar hier".
Evenals tezelfdertijd in Duitsland het geval was, vond ook in Nederland de petroleum betrekkelijk snel de weg naar de kleinhandel. Reeds anderhalf jaar na de aankomst der eerste partijen aardolie werden bij het Rotterdamse stadsbestuur tal van rekwesten ingediend, die het verzoek bevatten, om petroleum te mogen opslaan. Niettegenstaande hun vrees voor brand- en ontploffingsgevaar willigden B. en W. die verzoeken als regel in. De kleinhandel in aardolie begon in Nederland te ontluiken. Dit bleek ook uit het feit, dat in de jaren 1863 en 1864 verscheidene gemeentebesturen tot B. en W. van Rotterdam het verzoek richtten, de in de Maasstad vigerende bepalingen voor de opslag van en de handel in petroleum te willen toezenden, teneinde te kunnen zien, welke voorzorgsmaatregelen dienden te worden getroffen met het oog op de "gevaarlijke" eigenschappen der aardolie. En een aantal assuradeurs deed, gelet op de ontwikkeling van de petroleumhandel, de 30e september 1863 aan het Rotterdamse gemeentebestuur een adres toegaan, waarin zij nadrukkelijk verzochten, om, met het oog op brand- en andere gevaren, "de petroleum in vergelijking van andere stenen panden, buiten de gemeente Rotterdam" te doen opslaan, "en de winkeliers daarvan met de meest mogelijke zorg aan te bevelen."
Inderdaad, het probleem, dat moest worden opgelost - en zulks waarlijk niet uitsluitend om redenen, ontleend aan de belangen der openbare veiligheid en der volksgezondheid - was het vraagstuk van de opslag der aardolie. Een juiste en doeltreffende oplossing hiervan was namelijk conditio sine qua non voor de verwezenlijking der bestaans- en ontwikkelingsmogelijkheden van de Rotterdamse petroleumhandel, mogelijkheden, die reeds in de jaren 1863 en 1864, het bleek ons al uit het jaarverslag van de Kamer van Koophandel over 1863, in kringen van belanghebbenden tamelijk hoog werden aangeslagen. "Sedert enigen tijd", berichtte de bekende Rotterdamse firma van Pakhuismeesteren de 20e oktober 1863 aan B. en W. van Rotterdam, "hebben wij ons op aandrang van den handel bereid verklaard tot het opslaan, tegen afgifte van cedullen, van het artikel petroleum, welke zaak ook reeds uitbreiding verkregen heeft. Etc. etc."
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|