Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rotterdamse schilderkunst in de Gouden Eeuw

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Laurenskerk en klik op ENTER




Rotterdamse schilderkunst in de Gouden Eeuw

In de eerste helft van de 16de eeuw werkte er in Rotterdam al een schilder van naam, Jan Jacobsz. Eynout, wiens fantastische voorstellingen door tijdgenoten geroemd werden. Tegen het einde van die eeuw, toen de zon van Antwerpen onderging en in het begin van de 17de eeuw, trokken talloze Vlamingen naar de Noordelijke Nederlanden, om er hun fortuin te zoeken. Onder hen waren veel jonge schilders, die aan de welvarende burgerij der Hollandse koopsteden iets hoopten te verdienen. Zij konterfeitten de stoere, zelfbewuste koppen van kooplui en reders, versierden hun huizen met schilderijen in de smaak van die tijd of legden zich toe op de kunsthandel. Te Rotterdam vestigden zich onder andere Willem Viruly, stamvader van een heel geslacht van schilders, Adam de Colonia, Hans van Donck, Lucas Jacobsz., Pieter de Bloot, Huybert Tons, Hans de Neeff, Adriaen Verwilt, allen uit Antwerpen (waaruit Jan van Vucht, Hendrick du Bois en Hans van den Velde misschien ook afkomstig waren), Pieter Gillis en Jan Porcellis uit Gent en Adriaen Fonteyn uit Ieperen. Bij hen voegden zich ook enkele inheemse schilders, zoals Hendrick Huytgenshouck (of Uythoeck), Dirck Hoff en Willem Buytewech, Mozes Vrolo uit Dordrecht, Antoni Renten en Hendrick Volmarijn uit Utrecht en Eduard Kaymacx uit Neurenberg. Porcellis en Buytewech waren wellicht de belangrijkste kunstenaars van bovengenoemden. Porcellis, door Samuel van Hoogstraten "dien grooten Raphel in het zeeschilderen" genoemd, woonde met zijn familie slechts korte tijd in Rotterdam.

willem (9K)

Op het eerste gezicht lijkt het misschien gemakkelijk een definitie te geven van een zeeschildering: ieder schilderij dat als hoofdthema schepen en de zee heeft. Van vóór de 17de eeuw zijn er echter maar weinig voorbeelden van zulke kunstwerken te vinden. Toen pas werd, dankzij de schilders van de Hollandse School, het zeeschilderij tot een apart genre.
Tegelijk met de geboorte van de naturalistische landschapskunst in Holland in de 17de eeuw ontstond het zeegezicht, waaronder men ook strand- en kustgezichten kan verstaan, hoewel die in wezen een uitbreiding van het landschapsstuk zijn. Stranden, kusten en havens trokken de aandacht van de Hollandse schilders die erop uit waren een zo waarheidsgetrouw mogelijk beeld te geven van hun land. Zij hadden zeer veel talent, waren gevoelig voor licht, atmosfeer en beweging en bestudeerden de zee en de lucht in alle stemmingen en onder alle omstandigheden. Ten gevolge hiervan verloor de zeeschilderkunst enigszins haar letterlijke, documentaire karakter en haar voorkeur voor grootse onderwerpen (hoewel dit een belangrijk aspect van het genre bleef) en verbreedde zij haar blikveld naar de belevenis en observatie van de natuur door de kunstenaar.

Jan Porcellis (vóór 1585-1632) legt voor het eerst in het zeegezicht meer de nadruk op het stemmingsvolle en tonige, dat Van Goyen ook in zijn landschappen accentueert. Hij is belangrijk om de koele, lichtgrijze toon die zijn oeuvre kenmerkt en waarin hij gaarne werd nagevolgd.

Simon de Vlieger (1601-1653) is de oudste der grote zeeschilders uit de bloeitijd van de 17de eeuw. Zijn leerlingen Hendrick Dubbels (1620-1676) en Willem van de Velde de Jonge (1633-1707) sluiten zich bij hen aan, evenals zijn vriend Jan van de Cappelle (1624/25-1679). De Vlieger heeft prachtige zeegezichten nagelaten (zie het grote stuk van 1643 in het Mauritshuis), waar het spel van licht en schaduw, de fijne zilverachtige toon en de ijle atmosfeer uitnemend zijn gekarakteriseerd. Daarnaast heeft hij echte paradestukken gemaakt, bedoeld om de glorie van de Hollandse vloot te verheerlijken.

Buytewech bracht zijn jeugd en de laatste jaren van zijn te korte leven in Rotterdam door. "Geestige Willem", zoals hij genoemd werd, schilderde bij voorkeur boereninterieurs en elegante gezelschappen met slanke, enigszins precieuze figuren. In Haarlem, waar hij enige jaren vertoefde, maakte hij school: Dirck Hals mag als zijn navolger beschouwd worden. Zijn schilderijen, waarvan het museum Boijmans Van Beuningen een fraai specimen bezit, verraden de geboren tekenaar. Zijn oeuvre, hoe klein ook, wordt tegenwoordig tot het beste gerekend, wat de Hollandse schilderschool in het begin van de 17de eeuw in dat genre heeft voortgebracht. In Dirck Claesz. Hoff, schilder van portretten, bijbelse voorstellingen, banketten en landschappen, wil men de auteur zien van het op 1604 gedateerde schuttersstuk, het enige van dien aard, dat in Rotterdam is overgebleven en van het portret van de zeekapitein Hendrick Hartman (1603), beide in het museum Boijmans Van Beuningen.

De Schilderssteeg ontleent haar naam aan de schilder en kunsthandelaar Hendrick Volmarijn. Het is deze Utrechtenaar in Rotterdam voor de wind gegaan: hij was eigenaar van bijna alle huizen en erven aan deze zijstraat van de Schiedamsedijk. Zijn zoons Crijn en Leendert en zijn kleinzoons Pieter en Johannes zetten zijn traditie voort.

sorgh (23K)

Crijn was door zijn huwelijk met de Delfshavense koopmansdochter Trijntje Hollaer verzwagerd met de schilder Hendrick Maertensz. Sorgh, een leerling van Buytewech, die uitmuntte in het weergeven van boereninterieurs en markttaferelen; ook portretten en zeestukken zijn van hem bekend. Evenals zijn vader was hij "ordinaris marktschuytvoerder" van Rotterdam naar Dordrecht. Geen wonder, dat het Dordtse marktschip op verschillende van zijn schilderijen voorkomt.

saft (20K)

Een ander interieurschilder van naam was Cornelis Saftleven, in 1607/08 te Gorcum geboren en in 1681 te Rotterdam overleden. Hij was de broer van de Utrechtse schilder Herman Saftleven, die ook korte tijd in Rotterdam woonde.

hooch (10K)

In de trant van Pieter de Hooch en Gabriel Metsu werkten Jacob Ochtervelt en Joost van Geel, de bekende Collegiantendichter, die ook genoemd moet worden als tekenaar en graveur van de zeldzame Postkaart van Quack.

postquack4

1665

Een fragment van de beroemde Postkaart van Jacob Quack

De postiljon van de Dienst der Zeetijdingen verlaat het Posthuis aan de Maasmond
op weg naar de Beurs in Rotterdam

Zijn levensbeschrijver Kornelis van Arkel vertelt, dat hij verschillende reizen naar het buitenland ondernam en in 1657 een speciale vergunning van Cromwell kreeg "om alles, wat hij wilde, naer genoegen te mogen zien en af te schetsen, zonder dat iemant hem daerin enige hindering mocht toebrengen". Samen met de portretschilder Willem Paets dreef hij een azijnmakerij aan de Rotte.

Ook Egbert van der Poel mogen we tot de Rotterdamse schilders rekenen, aangezien hij zijn laatste tien levensjaren in deze stad doorbracht, waar hij in 1664 overleed. Hij had zich in Delft toegelegd op boereninterieurs, strandtaferelen en landschappen en de buskruitontploffing, die daar op 12 november 1654 plaatsvond, artistiek en commercieel uitgebuit. Sedertdien specialiseerde hij zich voornamelijk in het uitbeelden van branden, liefst bij nacht. "Egbertus", zegt Dr. Jan Sysmus in zijn schildersregister van hem, "est optimus in brantjes en maneschijntjes".

Van de schilders van kerkinterieurs noemen we Jan van Vucht en diens leerling Anthony de Lorme, die de St. Laurens met zijn kleurige wapenborden meermalen in beeld bracht.

lorme1718laurens

1659 - 1722

De Laurenskerk

Anthony de Lorme

Van de portretschilders vooral Abraham de Vries en Ludolf (of Leuff) de Jongh. De Vries behoorde tot de beste Nederlandse portrettisten. Van De Jongh's kunst is door de brand in het museum Boijmans Van Beuningen van 1864 een voortreffelijk staal verloren gegaan. Het was een groot schuttersstuk met officieren in vol ornaat op het bordes van het Stadhuis aan de Hoogstraat. Met de schutterij was De Jongh trouwens nauw verbonden: in 1652 besloot de Vroedschap om haar te versterken en een "bequaem en gequalificeert persoon, die respect heeft", tot majoor aan te stellen. Het aantal compagnieën werd toen uitgebreid tot twaalf en De Jongh werd tot majoor benoemd.

werffpt

1659 - 1722

Adriaan van der Werf

Boven zijn kunstbroeders beroemd werd Adriaen van der Werff, de Kralingse molenaarszoon, die, als weinigen door de fortuin begunstigd, aan het eind van zijn leven terug kon zien op een schitterende carrière en het voorrecht had zijn roem niet te overleven. Op jeugdige leeftijd werd hij in de leer gedaan bij de glas- en portretschilder Cornelis Picolet, die sedert 1673 veerschipper op Delft was. Daarna kwam hij op het atelier bij Eglon van der Neer, de zoon van Aert, die te Rotterdam woonde. Hier kreeg hij weldra waardevolle relaties met collectioneurs als Adriaen Paets Jr., ontvanger van de Admiraliteit op de Maze en Nicolaes Anthony Flinck, zoon van de schilder Govert Flinck, die de veelbelovende jongeman toegang gaf tot zijn kunstkabinet. Door zijn huwelijk met de dochter van Maerten Rees, die in 1682 als opperzeilmaker in dienst van de West-Indische Compagnie aan de Goudkust overleden was, kwam hij in relatie met de stedelijke Magistraat, zodat hij om eervolle opdrachten niet verlegen behoefde te zitten. Een internationale reputatie kreeg Van der Werff pas door zijn kennismaking met Johann Wilhelm, keurvorst van Paltz, die met zijn gemalin en gevolg in 1696 de Nederlanden bezocht en een zwak voor zijn kunst opvatte. Hij overlaadde de jonge schilder met gunstbewijzen en geschenken en verbond hem enige maanden van het jaar op een hoog honorarium aan zich. Tenslotte verhief hij hem en zijn nakomelingen zelfs in de adelstand, met vergunning om een van de kwartieren van het vorstelijk blazoen aan zijn eigen familiewapen toe te voegen. Toen zijn roem eenmaal gevestigd was, bleef vorstengunst zijn deel. De koning van Polen, de hertog van Wolfenbuttel en de hertog van Marlborough maakten van hun verblijf in Rotterdam gebruik om zich door hem te laten portretteren. De dichter Joan de Haes bezong de lof van deze "Maas-Apel" als volgt:
Zeeschilders heeft een stad als Rotterdam natuurlijk verscheidene gehad. Naast Jan Porcellis noemen we Simon de Vlieger, Jacob Bellevois, schoonzoon van de schilder Hendrick Uythoeck en Lieve Verschuir. Uitgeput is hiermee de opsomming van schilders, die het 17de-eeuwse Rotterdam met hun kunst dienden, nog volstrekt niet. We denken daarbij niet eens in de eerste plaats aan de beroemde schilder Pieter de Hooch en de stillevenschilder Willem Kalf, op wie de stad zich met evenveel recht kan beroemen als zij Erasmus voor zich opeist (de grote binnenhuisschilder werd namelijk in 1629 als zoon van een Rotterdamse metselaar geboren en Kalf in 1619 als zoon van een lid der Vroedschap) of aan de Haarlemse schilder Jan van de Velde, wiens vader, de gelijknamige, uit Antwerpen afkomstige Rotterdamse schoolmeester, zo beroemd was om zijn schrijfkunst. Ook woonden in Rotterdam Hendrick Vapour en Joost Stuyling, die omstreeks 1620 op jeugdige leeftijd hun fortuin in den vreemde zochten. Vapour eindigde zijn leven in Soeratte, waar hij om zijn kunst in hoog aanzien stond en Stuyling werd hofschilder van Moulay Zidan, de sherief van Marokko, die hem, toen hij hem eenmaal in zijn macht had, niet meer naar het vaderland wilde laten terugkeren.

Er werkte in Rotterdam bovendien een groot aantal schilders, wier namen weliswaar door archiefonderzoek aan de vergetelheid ontrukt zijn, maar wier doeken slechts bij hoge uitzondering nog in musea of in de kunsthandel worden aangetroffen. Het waren, om maar enkele namen te noemen, de landschapsschilders Dionijs Verburgh, Johannes Sonjé, diens schoonzoon Johannes de Vou, Abraham Hondius, schilder van historische stukken en jachttaferelen, Abraham Westervelt, die in zijn jonge jaren in Oost Polen gewerkt had in dienst van Janusz Radziwill, groot-hetman van Litauen, Frans Verwilt, een zwager van de kunstkoper Willem Viruly, Pieter Jacobsz. den Dop, schilder van bijbelse voorstellingen, Jan Daemen Cool, bekend als schilder van het regentenstuk het Heilige Geesthuis en Pieter Peutemans, door Van Spaen als "een onverbeterlijk hystoryschilder en konterfeiter" geroemd.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

11 Juli 2015