Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De Rotterdamse roofholen en hun bevolking

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




De Rotterdamse roofholen en hun bevolking

Geen dag gaat voorbij in de eerste helft van de 20e eeuw, of we lezen in de krant, dat hier of daar in de stad een man beroofd is. "Na een bezoek aan die en die straat, bleek een man beroofd te zijn van dit of dat". Dat is zo ongeveer de inhoud van dergelijke berichten. En de lezer denkt: al weer zo'n ezel, die zich liet beroven. Men lacht er eens om en, als het een heel grote "slag" betreft, wordt er een paar dagen over gesproken, maar verder vergeet men het. Totdat een nieuwe beroving een plaatsje vindt onder "Stadsnieuws" of "Gemengd". En alleen als er eens een bijzonder grote "slag" gemaakt wordt, blijft de aandacht enige dagen op het euvel, dat in onze havenstad zo welig tiert, gevestigd. De berovingen zijn vele; het kwaad der prostitutie woekert voort. Want onze havenstad Rotterdam moge bij andere grote steden ten achter staan op velerlei gebied, op het terrein van prostitutie en ontucht - met in de laatste jaren de nasleep van berovingen - hebben we een gevestigde reputatie. Het publiek is echter aan de berovingsberichten gewoon geraakt en men denkt er niet over, dat achter al deze simpele berichten méér schuilt, dan het gros van het publiek weet.

Het was niet zonder aarzeling, dat ik mij neerzette om in "Voorwaarts" een en ander mee te delen over de ervaringen die de mijne werden, gedurende enige omzwervingen op dit zeer bijzondere en ongekende terrein van schande en misdaad, waarover men in het publiek maar liefst zwijgt. Ik wilde nagaan van welk een omvang het kwaad in onze stad is, en hoe het in kringen van prostitués en souteneurs toegaat. De opgave was moeilijk. Want leert het "begrip van fatsoen" niet, dat men deze dingen maar liefst met een afgewend gelaat voorbijgaat? Maar omdat ons dagblad "Voorwaarts", ons socialistisch dagblad, ook op dit terrein der samenleving een taak te vervullen heeft, mocht niet gezwegen worden. Integendeel! Wij voelden het als onze socialistische plicht, te spreken over wat daar aan de zelfkant van onze maatschappij leeft en wroet en ondergaat in ellende, in verdierlijking, in misdaad. Wij zeggen: aan de zelfkant. Maar toch te midden van ons, in onze onmiddellijke omgeving, in dezelfde stad als 't ware rond onze deur en onder onze ramen. In dezelfde levensgemeenschap! Nog pas kort geleden werd in de verkiezingsdagen weer hoog opgegeven van onze welgeordende samenleving, christelijk ingericht en aller-christelijkst bestuurd. En daarnaast hief het liberalisme hooggestemde lofzangen aan op de vrijheid van het individu als grondbeginsel van de liberale staat.

Ik zal u op de volgende bladzijden enige staaltjes laten zien van wat onze hoog geroemde vrijheid betekent voor de diepbeklagenswaardige vrouwen, die ik op mijn tocht sprak en die naar lichaam en ziel de slavinnen zijn van meedogenloze sujetten, die zich vetmesten aan de ellende van hun slachtoffers. Vrouwen, die vrij zijn, om een permanent gevaar op te leveren voor ieder, die met haar in aanraking komt. Uit mijn ervaringen bleek wel, wat er wáár is van die hoog geroemde en altijd vooropgestelde orde van onze christelijke samenleving! Indien ik straks mijn ervaringen neerschrijf, indien ik slechts énkele gevallen meedeel van de tientallen die ik ondervond, zal er een kreet van afschuw over uw lippen komen. Moge die kreet gevolgd worden door de vraag naar de oorzaken van deze gruwelijke toestanden. En moge dan het verlangen in u gewekt worden naar een maatschappij, waarin niet in schier ongebreidelde vrijheid de gewetenloze schurk gelegenheid vindt zijn begeerte naar zingenot en naar gewin te bevredigen ten koste van het geluk, de gezondheid, het leven van anderen. Naar een samenleving, waarin werkelijk orde, d.i. recht, zal zijn voor allen.

Toen ik mij voornam om over deze zaak, die toch voor een stad als Rotterdam van zo groot belang is, een en ander te schrijven, begreep ik een moeilijke taak te hebben. Hoeveel berovingsgevallen vinden plaats? Hoe komen de vrouwen tot deze berovingen en hebben zij er wel de voordelen van, die in de cijfers van het geroofde uitgedrukt worden? Een antwoord op de eerste vraag bleek gemakkelijker te geven, dan op de tweede. Hoe komt het gros van deze vrouwen ertoe, mannen met wie zij samenzijn, te beroven en daarmee het risico van kortere of langere vrijheidsstraffen te dragen? Een antwoord op deze vraag geven, betekende een onderzoek, een reeks van bezoeken - héél gewone bezoeken en ook avontuurlijke - het betekende gesprekken voeren en "uitgaan" met mensen, die wij in het gewone leven maar liever mijden. Mijn "journalistieke belangstelling" deed me echter over vele bezwaren heenstappen en ik bezocht meerdere gelegenheden, waarvan men doorgaans alleen het bestaan van horen zeggen kent. Gedachtig het bekende: "Honny soit qui mal y pense", ben ik overal waar ik dacht wat te vinden, eens gaan "neuzen".

De omvang der berovingen en het werksysteem van de souteneurs

De eerste vraag die dus beantwoord moest worden was: hoeveel wordt er in een jaar geroofd? Ik zei hierboven reeds: elke dag staan de berovingsberichten in de krant. Het is per jaar een lijst van respectabele lengte! Met zekerheid is echter nooit na te gaan, hoeveel er aan extra offers op het "altaar der betaalde liefde" blijft liggen. Eensdeels omdat lang niet alle slachtoffers aangifte doen bij de politie, anderdeels omdat de opgaven van hen, die wel aangifte doen, nimmer nauwkeurig zijn te controleren en er van het gestolene zo goed als nooit iets terug komt. Indien wij ons beperken tot een deel van de stad, dat gedeelte waarin de meeste berovingen plaatsvinden, komen wij, gerekend over ongeveer 11 maanden van 1924, tot de volgende cijfers: Aan Hollands geld werd geroofd voor ongeveer 25.000 gulden, aan buitenlands geld voor ongeveer 30.000 gulden. Dit laatste bedrag was te vinden in bedragen van f 7000 aan dollars, f 1200 aan marken, f 3450 aan ponden sterling, f 15.000 aan francs, f 1000 aan kronen, f 700 aan lires en nog ongeveer f 1100 aan andere geldswaarden. Bij elkaar werd dus als beroofd aangegeven een sommetje van ongeveer f 55.000. Dit is echter lang niet alles wat in werkelijkheid als verloren is aan te merken. Men kan gevoeglijk aannemen, dat minstens een even groot bedrag "verloren" wordt dat niet aangegeven is. Nemen wij dan nog in aanmerking, dat de cijfers welke wij hierboven aanstipten, slechts een deel van de stad betreffen, dan geloven wij niet ver mis te zijn als wij het bedrag, dat bijvoorbeeld over 1924 in handen van publieke vrouwen als buit viel, op één en een kwart ton gouds schatten. In werkelijkheid zal wel elke berekening beneden de feiten blijven. Tot deze conclusie komt men, als men nagaat hoeveel personen in één enkele stadswijk van de ontucht en van de berovingen leven. In één politieafdeling heeft men dezer dagen een nauwkeurige telling gehouden. Men kwam tot het ontstellende cijfer dat in slechts enkele straten niet minder dan 40 publieke huizen en roofholen waren. Daarin waren meer dan 250 personen "werkzaam", mannen en vrouwen. Cijfers, die meer spreken dan boekdelen! En wie zijn nu degenen, die van deze berovingen voordelen trekken? Als men mocht menen, dat het de rovende vrouwen zelve zijn, vergist men zich deerlijk. Veelal mag de vrouw, die bij de beroving betrokken is, al heel blij zijn, als zij een gering deel van de "winst" ontvangt. Het zijn doorgaans de souteneurs en andere handlangers, die met de buit gaan strijken en die een weelderig leventje leiden van wat hun "meid" weet aan te brengen.

Het werksysteem van de berovers en souteneurs

Het is opmerkelijk, dat slechts weinig berovingen plaatsvinden in de woningen der publieke vrouwen zelve. Indien dit al eens voorvalt, blijft het meestal bij één keer, want de politie heeft dan natuurlijk spoedig de bewoonster te pakken en de schrik voor de gevangenis is dan wel zó groot, dat zo een vrouw een tweede maal zich niet meer aan zulk een gevaarlijk avontuur waagt. De eigenlijke berovingen hebben plaats door een bende souteneurs en lieden, die van niets dan duistere praktijken leven. De "berovers van professie" houden er een nauwkeurig en tot in de puntjes uitgewerkt systeem op na. En iedere ingewijde weet precies waar hij zich aan te houden heeft. Als regel hebben de "samenwerkende" mannen en vrouwen verschillende kamers in de stad in huur. Dat wil zeggen: men heeft meerdere adressen waar men met eventuele "klanten" kan heengaan. Want niet altijd zijn het kamers of woningen; meermalen worden oude, vervallen pakhuizen, winkeltjes, enz. gehuurd en tot roofholen ingericht. De mannen regelen deze "huuraangelegenheden". Tezamen wordt de huur en de inrichting van de "klapper" betaald en alle baten worden onder de combinatie verdeeld. Als zulk een kamer of pakhuis van de eigenaar onder allerlei mooie praatjes gehuurd is, komen de mannen de zaak inrichten. Behangselpapier is goedkoop en het is een steeds toe te passen middel, om deuren die niet gezien mogen worden, voor de bezoeker ook werkelijk onzichtbaar te maken. Is er een deur te weinig, welnu, de heren zijn handig en weten op alles raad. Men deelt het vertrek in twee kamers - vooral de oude, diepe pakhuisjes lenen zich er bij uitstek voor - en de argeloze bezoeker denkt in een klein vertrek te zijn, niet snappend, dat achter de behangmuur een tweede vertrek is. Indien er in de een of andere straat zulk een klapper ingericht is, krijgen alle vrouwen en mannen daar onmiddellijk kennis van. En altijd kan men in de omgeving van het huis één of meer kerels zien wandelen, in afwachting van de vrouw, die met een aspirant-slachtoffer kan arriveren.

Ook komt het vaak voor - op de marktdagen bijvoorbeeld - dat de mannen zelf hun slachtoffers gaan opzoeken. Enkele grote cafés in het centrum van de stad zijn heel geschikt om met de een of andere koopman kennis aan te knopen. Want deze beroepssouteneurs weten zich als echte heren voor te doen en niemand zal in de beleefde, welgemanierde heer een gevaarlijk individu zien. De berover weet het wel zo in te kleden, dat hij met zijn nieuwe kennis op straat komt en heel toevallig passeert dan een "aardig meisje", dat vriendelijk groet. De koopman informeert allicht wie dat was en de berover vertelt zo losjes weg, dat 't zijn nichtje is, "toch zo'n lief kind, hè?" Tien tegen één, dat de koopman dat nichtje wil leren kennen. Dat kán natuurlijk. En geen tien minuten later zit het gezelschap van drie weer om een cafétafeltje. De neef wordt weggeroepen - de nicht vindt 't goed dat mijnheer haar een eindje wegbrengt. En in de klapper zit "neef" al te wachten! Het verdere deel van het verhaaltje leest men dan de volgende dag in het politierapport: wéér een berovingsgeval. Want terwijl de vrouw zich met haar bezoeker onderhoudt, weet de berover zijn slag te slaan. Vóór het pand gaat de buit alweer in handen van derden over en komt het slachtoffer straks tot de ontdekking, dat hij zijn portefeuille kwijt is, dan kan de vrouw met de meeste stelligheid aantonen, dat zij aan het geval doodonschuldig is. Er is immers niemand in de kamer geweest? En als de man een portefeuille gehad heeft, moet zij er immers nog zijn? Doet de beroofde onmiddellijk aangifte bij de politie, dan wordt de zaak onderzocht. De vrouw wordt meegenomen naar het bureau, maar een huiszoeking levert natuurlijk niets op. Want de buit is al lang in veiligheid en men moet de vrouw na een paar dagen wel weer loslaten. Bovendien: soms weet de vrouw zélf niet wie de beroving pleegde. De politie heeft natuurlijk wel vermoeden op de een of andere man en soms wordt voor de klapper een politiepost geplaats. Maar als de buit werkelijk van betekenis was, komt er geen enkele handlanger de eerste dagen bij het "besmette" perceel en vrijwel nimmer is er iets van het geroofde geld terecht te brengen.

Ik heb meerdere van deze "klappers" bezocht. Men staat verbaasd over de vindingrijkheid van de huurders, die bijvoorbeeld in één dag een oud, vuil pakhuis tot een werkelijk bewoonbare ruimte wisten te maken! En de op dit gebied deskundige toonde ons duidelijk aan, dat een bezoeker, zelfs al let hij nog zo goed op, toch niet kan verhinderen, dat van onzichtbare deuren en luikjes gebruik gemaakt wordt om zijn kleren te doorsnuffelen. Er zijn eigenaren van oude krotwoningen en pakhuizen, die, wetend voor welk bedrijf hun eigendom ingericht zal worden, zich door de aangeboden hoge huur laten verleiden, toch maar te verhuren. Deze mensen zijn eigenlijk de enigen, die zonder een al te groot risico een vast winstje maken. Want zolang de politie de klapper niet ontruimt, blijven zij hun hoge huur opstrijken. Soms zijn er ook wel fatsoenlijke huiseigenaren, die er "invliegen". De meest frappante staaltjes van de wijze waarop de souteneurs en berovers een voor hun doeleinden geschikt pand trachten te huren, kwamen ons ter ore. Wij nemen als een van de vele maar het geval uit de Jonkerfransstraat. Daar stond 'n bovenhuis leeg, op heel nette stand, een werkelijk chique étage. Op een goede dag komen bij de eigenaar twee heren met een auto voor de deur. Zij wensen de étage te huren. Eén van hen is leerhandelaar en woont in Den Haag, de ander is eigenaar van een garage. De eigenaar van het woonhuis, onder de indruk van de zich deftig voordoende heren, verhuurt de woning natuurlijk grif nadat hij even voor de zekerheid een der grote cafés opgebeld heeft en naar 'n zekere mijnheer X. gevraagd heeft. De aspirant-huurders hebben hem deze referentie opgegeven, de eigenaar krijgt van mijnheer X. natuurlijk de meest gunstige informatie over de huurders! Hij heeft ook niet het minste vermoeden, dat mijnheer X. de derde man in het complot is! De prachtige bovenwoning wordt gehuurd. Reeds een dag later arriveren de huurders. Bij toeval ziet de politie wie de woning betrekt en de eigenaar stond heel vreemd te kijken, toen hem meegedeeld werd, dat hij zijn bovenwoning aan de meest beruchte roversbende van Rotterdam afgestaan had. Onmiddellijk werd een bezoek aan de woning gebracht - men was reeds druk bezig de kamers als roofholen in te richten! Het spreekt vanzelf, dat toen de verhuur niet doorging. De heren konden hun boeltje weer oppakken om in een andere straat - liefst in het centrum - hun geluk te gaan beproeven.

De moeilijke taak voor de politie is, te ontdekken wáár de "klappers" zich bevinden. Want de heren en dames hebben nog niet begrepen, dat de politie weet, wat er gaande is in een of ander pand, of zij pakken hun biezen en slaan hun tenten weer in een geheel andere straat, in een geheel nieuwe wijk soms, op. Daarmee wordt dan tevens bereikt dat een man, mocht hij al huiverig zijn beroofd te worden, zich niet herinnert ooit van het pand waar hij heengevoerd wordt, iets gelezen te hebben van beroving of anderszins. Neen, eenvoudig is het niet, de uitroeiing van dit misdadig bedrijf.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

8 Mei 2023