(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
Een rondvaart door de Rotterdamse havens omstreeks 1930
"Orde is macht".
Het is een gelukkige gedachte van de "Vereniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Rotterdam" geweest, om in samenwerking met de Rederij Fop Smit & Co., een geregelde vaart in het leven te roepen, waardoor het publiek in staat gesteld wordt, een bezoek aan de uitgebreide Rotterdamse havens te brengen op een wijze zó comfortabel en goedkoop en zó volledig als voorheen nog nimmer het geval was. Zowel de bekende deugdelijkheid van materieel en de stiptheid in uitvoering van al de ondernemingen der bovengenoemde rederij, als al het schoons en wetenswaardigs, op deze tocht te zien, waarborgden van te voren een succes, dat dan ook niet is uitgebleven. Het publiek - zo in als buiten Rotterdam, en het buitenlandse niet minder - toont een instelling gelijk deze, die trouwens in een stad als Hamburg al jaren bestaat, inderdaad te waarderen en maakt er een druk gebruik van. Dat is maar al te begrijpelijk, voorwaar. Het tegendeel zou meer te verwonderen zijn! Rotterdam in haar eigenlijk nog zo jonge, krachtige en rijke groei van koop- en handelsstad, zo van open zeehaven is ieders belangstelling overwaard. In de reeks gelukkige jaren vóór het uitbreken van de wereldoorlog heeft de energie van het mensenras zich met volle kracht aan de werken des vredes gewijd en het spreekt wel vanzelf, dat handel en wetenschap daar hun aanzienlijk deel van kregen. - deze twee grote levensfactoren, elkaar steunend en onverbrekelijk vereend, samengegroeid, gewrocht tot een groots, verwonderlijk-gecompliceerd, maar voortreffelijk geordend maatschappelijk bouwsel, tot een machtig dreunend poëem van nijverheid, wilskracht en welvaart - dit alles wordt u in Rotterdams volle en drukke havens op overtuigende, ja overweldigende wijze getoond.
Er zijn knappe kunsthistorici, die beweren, dat met het voortschrijden der beschaving, der moderne beschaving, de schoonheid meer en meer uit de wereld gaat, verdrongen wordt door praktische idealen van nut en goedkoopte. In vele opzichten moge dit waar zijn, o.a. ten opzichte van moderne stedenbouw voor zover het de eenvoudige woningen betreft, die in revolutiebouw bij huurkazernes, bij straten, bij wijken tegelijk verrijzen - stellig is het niet waar met betrekking tot Hollands grote nieuwe ingang en voorraadschuur: de Rotterdamse haven. Want zo zeker als elke tijd zijn eigen schoonheid heeft, en zo zeker als in dit ons tijdsgewricht de schoonheid, de universele schoonheid van het algemene openbare leven op het gebied van "technisch kunnen" te vinden is, even zeker is het, dat ge de grootste en schoonste resultaten van die techniek dáár vinden zult, waar de handel het krachtigst is. Immers heeft de techniek zich niet altoos in dienst van de handel gesteld en is zij niet altoos een der sterkste hefbomen geweest? En daarom ook - de gevolgtrekking ligt voor de hand - is het Rotterdam van onze dagen één dier steden, waar het moderne leven zich het schoonst en krachtigst openbaart. Wel wordt er soms beweerd, dat de Maasstad in weerwil van haar uitgestrektheid en haar ruim een half miljoen inwoners, toch geen wereldstad is en iets provinciaals behouden heeft. Wij kunnen echter buiten deze kwestie blijven en wensen alleen vast te stellen, dat ge - eenmaal op de wijde en woelige wateren der breed aangelegde havens - aan elke provinciale sfeer ontstegen bent en ge integendeel eerder een sterke stroom van internationaal leven, de nooit verzwakkende adem van de wereldhandel, door u heen voelt gaan. De omgeving maakt de mens, zegt men, en op de Rotterdamse haven, waar alle Hollandse benepenheid verre bleef en overheerst en verdrongen werd door een ruime en moedige ondernemingsgeest, waar elke stomer als 't ware getuigt van het land zijner herkomst, waar uw fantasie dermate geprikkeld wordt, dat de gehele wereld in wijde perspectieven naar alle kanten als voor u open ligt, daar voelt ge u rijker en sterker, daar snuift ge de ruimte, daar - ja juist - daar voelt ge iets in u van het wereldburgerschap.
Zes maal daags vaart een nieuwe, speciaal voor dit doel vervaardigde stoomboot, kort en breed van vorm, teneinde goed in de volle havens te kunnen manoeuvreren, van de lichter der Rederij Fop Smit & Co. aan bij de Oosterkade bij het Maasstation, om de tocht door de haven te maken. De boot vaart juist snel genoeg om iedereen in staat te stellen al het bezienswaardige rustig op te nemen. En er valt heel wat te zien! Eerst gaat het tamelijk dicht langs de Rechter Maasoever, het z.g. Oude Hoofd. Daar kunt ge, als voorproefje op de tientallen als in elkaar geschoven, schuin boord aan boord liggende, rader- en schroef-stoomboten het drukke bedrijf gadeslaan van de levendige binnenhandel, die Rotterdam door al de geregelde verbindingen met het achterland onderhoudt. Het is een kleurig en bewegelijk tafereel van de Hollandse kleinhandel en een kenmerkende tegenstelling met de imponerende omvang van het internationaal verkeer, dat ge aanstonds aanschouwen zult. Weldra stoomt ge tussen de massale basalt-pijlers der beide ijzeren bruggen over de Maas door, en terwijl het daverend rumoer van het rusteloze verkeer, dat treinen, trams, bussen, auto's en een bijna onafgebroken reeks van zware vrachtwagens tussen de beide oevers onderhouden, nog van omhoog u in de oren klinkt, bent u het eigenlijke zeehavengebied van Rotterdam reeds binnengevaren. Dit is een indrukwekkend moment. Aan stuurboord ziet ge de eeuwenoude, ook in het buitenland zo welbekende "Boompjes" met grote oude pakhuizen, kantoorgebouwen en nog enkele patriciërswoningen; het zijn, als 't ware, de ouderwetse, maar degelijke kinderkleden, waaraan Rotterdam allang ontwassen is, doch die zij uit piëteit bewaart en die als contrast zeer opvallen en een leerzaam beeld geven van het verschil met vroeger. Daar liggen langs de kade de eerste zeeboten (Batavier-lijn), en ter linkerzijde treft u aan de eerste boei het z.g. opleidingsschip, een nieuw, speciaal hiervoor gebouwd vaartuig, waar rappe jonge gasten, onweerstaanbaar aangetrokken door "Hollands element", het eerste onderricht in zeemanschap ontvangen. Maar het merkwaardige is hier het vergezicht vooruit. Van dit punt gezien, lijkt de haven wel één grote brouwketel vol energie.
Overal, langs de kaden, aan de boeien, in de dwarshavens en inhammen, zover het oog reikt, liggen de boten te laden en te lossen. Langzaam walmt de rook uit de machtige schoorstenen in flauwe, lichte golfjes als ging deze vrachtdieren-der-zee al het gewriemel en gemier op en om hen hen niets aan en rustten ze loom uit van de verre en moeilijke reis. Maar intussen is het op de tjalken en lichters, rondom vastgeklampt aan de onwrikbaar steil en massaal hoog-oprijzende boorden, een en al bedrijvigheid, sist heftig de stroom, ratelen fel de kettingen der "winsen" en klettert en dondert als een steenlawine het erts neer in de holle, tot ontvangst geopende ruimen der binnenschepen. En daar overal tussendoor dringen en spoeden en wringen zich de druk puffende sleepbootjes, die mussen der rivier, die overal zijn, waar wat te halen is en bij zwermen op de loer liggen. Meestal wordt de gezichtseinder hier afgesloten door een der Oceaanstomers van de Holland-Amerika-Lijn, die "drijvende hotels", van verre al kenbaar aan de gele pijp met groen-wit-groene band en de sierlijk witte reling der verdiepingsgewijs boven elkaar liggende promenadedekken. En overal is beweging en bedrijvigheid, overal is rumoer, overal sist stoom, stampen motors, walmt rook en kletteren machines. Ja wel waarlijk lijkt deze stad dan één ontzaglijke brouwketel, waarin de handelsenergie tot kookpunt gestegen is.
Bij het Prinsenhoofd (aan bakboord) verbreedt zich plotseling nog het vaarwater, doordat de Koningshaven hier uitmondt in de Nieuwe Maas. Groot is ook thans de aanblik en trots mag de stad zijn, die zo'n wijd waterplein in zich bergt. Ter hoogte van het Maritiem Museum worden we opeens verrast door een al heel zonderling gevaarte, dat de rivier dwars oversteekt. Het lijkt een deel van een spoorbrug, geladen op een grote, diepliggende zolderschuit. 't Is een der wagenveren, voortgestuwd en gestuurd door zijn vier schroeven, een zeer ingenieuze vinding, waarop vrachtwagens met de zwaarste vrachten worden overgezet op een dek, dat anderhalve meter verstelbaar is en daardoor altijd in weerwil van eb en vloed met de vaste wal op gelijke hoogte gebracht kan worden. Op deze plaats wordt ook aan stuurboord uw aandacht getroffen door het nieuwe, kokette clubgebouw der Roei- en Zeilvereniging "de Maas" met de kleine, luxueuze flottille van zeil-, stoom- en motorjachten. Bij menigte liggen ze daar in de kleine Veerhaven veilig, zachtjes dobberend te wachten, de ranke en elegante pleziervaartuigen, als even zovele bewijzen, dat de Rotterdamse reders en groothandelaars behalve het nut, ook de schoonheid van hun rivier, hun "Waterweg" weten te waarderen. We zijn thans in het hartje van het bedrijf, van het havengebied. Verbijsterend is soms het lawaai van neerkletterend ijzer, van stortend erts, van puffende motorboten; hoog-rauw gillende en zwaar-diep loeiende stoomfluiten scheuren de lucht vaneen, doen de omgeving trillen. Waarlijk imposant is dit toneel van Rotterdams wereldhandel. Overal op de beide oevers ontwaart ge de kolossale gebouwen van pakhuizen en kantoren dikwijls met de firmanaam in manshoge letters erbovenop. Aan alle kanten wordt ons oog getroffen door nieuwe werktuigen, wier vreemde en vaak monsterlijke bouw zo door de noodzakelijkheid werd voorgeschreven.
En ge weet niet, waarover u meer te verwonderen; over de elektrische kranen, die - gegroeid, gerezen met de boten mee - thans boven op de loodsen manoeuvreren en waarvan de ranke, lichte constructie al even onbegrijpelijk is, als de onverstoorbare stabiliteit en de overmoedige hoge standplaats; over de z.g. "kolentransporteurs of suppliors" met hun aan de voorsteven hoog-schuin opstekende Jacobsladder en de laag-neerhangende slurf, waardoor zij in staat zijn uit hun eigen inhoud van 6 à 700 ton de zeeboten, onder het laden en lossen door, van bunkerkolen te voorzien, op deze wijze circa 200 à 300 ton per uur verwerken kunnend; of over de z.g. "drijvende bokken", die een hefvermogen van 16 tot 200 ton bereiken en waardoor men het kan zien gebeuren dat in alle kalmte dwars door het drukste havenbedrijf een centenaars-wegend machinedeel of een reusachtige ketel hoog boven het water zwevend als een kleinigheid wordt weggedragen. Doch vervolgen wij onze tocht. Nog altijd "houden" wij de Rechter oever. Het Park komt in 't zicht en we waarderen de kunstzin van Gemeentewerken, dat van de overtollige grond hier de z.g. "Bult" deed opwerpen, waardoor de vlakke oeverlijn verbroken en een schoon vergezicht over de havens verkregen werd. We passeren nu achtereenvolgens de Park-, de St. Jobs- en de Schiehaven, zien aan de St. Jobshaven het kolossale pand van Blauwhoedenveem, hetwelk pakhuizen en silo's bevat en het grootste gebouw van dien aard in Rotterdam is, varen daarna dicht langs de Rotterdamse Lloyd-boten, de bekende Oost-Indiëvaarders met zwarte schoorsteen en lichtgrijze romp, veelal roestig uitgebeten door de lange zeereis. Ook de Electrische Centrale, kenbaar aan haar torenhoge schoorsteen, en de Wilton-Werf met eigen droogdokken en krachtige waterbokken, waar omstreeks 1930 zo'n 2000 mensen werk vinden, glijden aan ons voorbij. Tenslotte krijgen we op dit traject nog de Kous-, IJsel-, de Lek- en de Keilehaven en de nieuwe Gasfabriek te aanschouwen, en wanneer we dan op enige afstand aan stuurboord Smulders werf "Gusto" met haar koppel van karakteristieke horizontale hefkranen hebben gesignaleerd zijn we aan het keerpunt van onze rondvaart gekomen.
Na geconstateerd te hebben, dat Rotterdams havenwerken inderdaad de Schiedamse grens raken (laatstgenoemde scheepswerf ligt op Schiedamse bodem), wenden we de steven, en weer ligt de Rotterdamse haven in al haar pracht vóór ons. Waarlijk om met Vondel te spreken: Ook Rotterdam doet aan de Maas zich heerlijk open. Boven het massale gebouwencomplex der stad en over de brede rivier hangt een dunne, vale walm, waarin enkele sterke kleuren - een schoorsteenband, een witte kajuit, een zeil, een vlag - schel oplichten. Het aspect heeft echter in al zijn grootheid van deze zijde iets beangstigends: als hing een dreigende wolk boven al deze welvaart. We zijn middelerwijl overgestoken naar de Linker- de Zuideroever, alwaar zich meer speciaal het massale goederenverkeer van erts, graan, hout en kolen concentreert, in tegenstelling met de Rechter-oever, waar over het algemeen de vaste lijnen en het stukgoederenverkeer de beschikbare terreinen in beslag genomen hebben. Rotterdams drie grootste havens komen nu aan de beurt: de Waal-, de Maas- en de Rijnhaven. Vooreerst merken wij nog op de grote Werf van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij, een werf voor reparatie en aanbouw van zeeschepen, scheepsmachines, ketels, enz. In de nabijheid van deze uitgestrekte werf ligt het zeer bezienswaardige tuindorp, door de Maatschappij gesticht tot huisvesting van haar werklieden.
De Waalhaven, die de grootste van alle zal worden met een wateroppervlakte van niet minder dan 310 hectare, zodat zij aan 140 zeeschepen met hun aanhang van lichters, etc. een ligplaats kan bieden is - hoewel voor een deel reeds in gebruik - nog in uitvoering. Maar dit werk gaat snel met de moderne excavators, zandzuigers en baggermolens. Alleen een baggermolen als "Het Hollandsch Diep" al, kan de grond uit 20 meter diepte opbrengen tot een 30.000 kubieke meter per week! De ontgraving van deze haven zal ongeveer 25 miljoen kubieke meter grond opleveren, welke voor een deel (18 à 20 miljoen kubieke meter) zullen gebruikt worden ter ophoging van het 400 hectare beslaande terrein bij de Kralingse Plas, dat gedeeltelijk tot bos- en parkaanleg is bestemd.
Het gedeelte Waalhaven, thans reeds in gebruik, is onze belangstelling overwaard. De haven invarende, vallen ons aan de westzijde aanstonds de reusachtige los- en laadbruggen op voor het transport van massagoederen als steenkolen, erts enz. Van deze soort kranen bevinden zich er vier op het terrein der N.V. Corn. Swarttouw's Stuwadoors Mij. op de 2de pier aan de westzijde. Langs deze enorme ijzeren gevaarten, die in horizontale stand bijna 40 meter over het water en 60 meter over het land lang zijn, en er voor dienen om uit het zeeschip zowel in naastliggende lichters als op de wal, of omgekeerd, te lossen of te laden, beweegt zich 15 meter boven de kade, een z.g. "loopkat", waaruit een bak, tevens grijper, neergelaten wordt, welke automatisch zijn tanden in de lading zet, zich vult, en zodoende van 4 tot 10 ton tegelijk opnemen kan. Iedere brug heeft een capaciteit van 50 tot 200 ton per uur. Buiten dienst kunnen, en 's nachts, indien niet in bedrijf, moeten deze bruggen rechtstandig omhoog gezet worden, wat een zonderlinge en indrukwekkende aanblik oplevert. Naast het terrein der firma Frans Swarttouw ontwaren we in de verte de gebouwen der N.V. Havenveem, speciaal ingericht voor de opslag van katoen.
Onze tocht door de haven vervolgende, bemerken we al spoedig, dat de werkzaamheden tot uitbreiding der Waalhaven met kracht worden voortgezet. Bakken met baggerspecie worden voortgesleept en uit de verte horen wij het krassen en steunen van de reusachtige baggermolen, welke reeds een groot deel van de dijk en het achtergelegen land wegbaggerde. Voorlopig zal een oppervlak van ongeveer 100 hectare tot vaarwater uitgebaggerd worden, diep genoeg, om daarin bij ijsgang op de rivier de enorme massa Rijnschepen te kunnen bergen. Bij hoog water, wanneer het achter de dijk gelegen land geheel onder water staat, tekent de toekomstige vorm der haven met zijn talrijke uitgebouwde pieren en centrale vaargeul zich tegen die wateroppervlakte af. Voor de zogenaamde "overslag op stroom" zullen evenwel voldoende ligplaatsen aan boeien of meerstoelen overblijven. Ook aan de oostzijde der haven bemerken wij een der pieren in een reeds vergevorderd stadium. De opening in de ten dele weggebaggerde dijk invarende, vallen ons ten zuiden der Waalhaven de vele gebouwen op van het Vliegveld. Bij het betreden van het Vliegveld trekt zijn uitgestrektheid onze aandacht: ruim 100 hectare groot, uitstekend geoutilleerd met zijn administratie- en douanegebouw, café-restaurant, station voor draadloze telegrafie, hangars, montagehal annex werkplaatsen, vormt het dan ook een der best ingerichte vliegvelden van Europa. Dagelijkse diensten der Koninklijke Luchtvaart Maatschappij verschaffen reizigers en post een gerieflijk , veilig en uiterst snel vervoermiddel op Amsterdam, Brussel, Parijs, Londen, Hamburg, Bremen, Kopenhagen, Malmö, Bazel, Duisburg en Keulen, terwijl andere verbindingen in voorbereiding zijn. Tussen de ingangen van de Waal- en de Maashaven ligt een brede strook van petroleumetablissementen, die op een afstand al de aandacht trekken door de witte tanks van velerlei vorm en afmeting. Sedert Rotterdam een omzet heeft van 320 miljoen kg (tegen 105 miljoen kg een twintig jaar geleden) is het een der voornaamste petroleumhavens van het continent.
Thans varen we de Maashaven binnen, de haven waarvoor de Gemeente zich zulke zware geldoffers heeft moeten getroosten (alleen aan onteigening der 225 hectare grond al f 5.200.000), omdat het eigenlijke bassin dwars door het dorp Katendrecht getraceerd werd, zodat 700 huizen met zijn 3500 bewoners verwijderd moest worden, wat eindeloze onteigeningsprocessen ten gevolge had. In deze haven, wier aanleg zelfs vooruitstrevende mensen overbodig achtten en waarvan het spottenderwijs heette: dat er wel geen boten in zouden komen, maar dat de Rotterdammers en tenminste een mooi viswater aan zouden hebben, in deze haven liggen nu de vrachtvaarders in vier dubbele rij. Overigens volgt hier de ene bezienswaardigheid de andere op slag. Dadelijk treft men bij de ingang aan stuurboord het grote gemeenschappelijke droogdok met een hefvermogen van 15.000 ton aan en merken we op de werven van Rijkee & Co, en van Bonn & Mees. Maar uw attentie wordt aldra afgeleid door de vele drijvende graanelevators, die ge hier in volle werking zien kunt. Deze wonderlijke torenhoge wrochtsels der techniek maken de indruk van dreigende oorlogsgevaarten of ontzaglijke grauwe monsters van een andere planeet, die als in een van Wells' fantastische verhalen de Aarde komen veroveren en zich met hun slangen en buizen als even zovele grijparmen aan de schepen vastgeklampt hebben om hen leeg te zuigen, hetgeen zij ook inderdaad doen, tevens het graan zuiverend en wegend en weer afgevend waar het wezen moet. Ruim een 30-tal van deze machines zijn aan het werk, elk met een capaciteit van 180-200 ton per uur. Mede door deze werktuigen kan men dan ook in Rotterdam een 7000 ton per uur verwerken. Aan deze haven bevindt zich ook de z.g. zakgoed-inrichting, die het graan door een elevator opneemt, zuivert, weegt en automatisch in zakken doet, waarna het langs schuine glijplanken ter bestemder plaats aankomt, hetzij in binnenschepen of in spoorwagons. Verder is er de Gemeentelijke Vuilverbranding, waar dagelijks een 3000 kubieke meter of meer dan een huis vol, vernietigd of in nog bruikbaar materiaal (bijv. trottoirtegels) kan omgezet worden en de nieuwe Stoommeelfabriek "de Maas". Aan het einde van het bassin valt u een groot, vierkant grijs gebouw op, dat met zijn nagenoeg blinde, 38 meter hoge muren, geheel uit gewapend beton opgetrokken, wel een onneembare vesting, een herrezen Bastille, lijkt. Het is de vermaarde Graansilo, die een voorraad van 20.000 ton kan bevatten in haar 42 achtkantige cellen, die de partijen graan geheel afgezonderd bewaren, zodat het overslaan van broeiing etc. en het doordringen van ongedierte tot de onmogelijkheden behoort. Bovendien wordt het goed er geregeld in omgewerkt en gelucht. De Maashaven weer uitvarend, komen we tenslotte nog langs de vier grote los- en laadbruggen der Naamloze Vennootschap Thomsen's Havenbedrijf.
Ook de Rijnhaven ligt bezaaid met grote stoom- en zeilschepen, aan dukdalven gemeerd en omringd door tjalken en lichters. De kaden, aan alle zijden bebouwd met loodsen, bieden een uitstekende gelegenheid tot opslag van goederen en verzending per spoor naar binnen- en buitenland. Ge vindt er o.a.: de loods "San Francisco" der Holland-Amerika Lijn en de loodsen Noord, Zuid, Oost en West der firma Wambersie & Zoon; verder de vaste gebouwen van het Nederlandse Veem ("De Eersteling"), van Handelsveem en Vriesseveem ("De Molukken"), van Wm. H. Müller & Co en van Blauwhoedenveem. De Rijnhaven uitvarend, zien we aan stuurboord het bekende landverhuizershotel en de kantoren der Holland-Amerika Lijn.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|