Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De Rotterdamse handel en nijverheid in het begin van de Eerste Wereldoorlog

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




De Rotterdamse handel en nijverheid in het begin van de Eerste Wereldoorlog

De eerste maanden van 1914 stonden in het teken van afwachting. Na de grote levendigheid in 1912 en 1913 was er op de goederenmarkt weinig leven en voorzag de scheepvaart een minder voordelig jaar. De verwachtingen voor de toekomst waren daarom niet minder hoog gespannen. Het is een natuurlijk verschijnsel, dat op een steile stijging een gelijkmatige beweging volgt, die gelegenheid geeft de krachten te verzamelen voor nieuwe inspanning. De lijnen van de ontwikkeling van Rotterdam naderden elkaar weer tot een knooppunt, maar het uitbreken van de oorlog gooide roet in het eten. President van de Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam, E.P. de Monchy Rz., omschreef dat angstige ogenblik in zijn nieuwjaarsrede op 4 januari 1915: "Een plotseling afgebroken verkeer. Gebrek aan aanvoer door teruggehouden ladingen. Vrees van de zijde der verbruikers en daarbij een dolzinnige angst om zich van alles zoveel mogelijk te voorzien."

Vrees voor gebrek voedt gebrek aan vertrouwen. De mens voelt behoefte om zo veel mogelijk voor zichzelf te nemen, teneinde zo weinig mogelijk meer van anderen te behoeven. Hamsteren van levensmiddelen, oppotten van gemunt geld waren het eerste gevolg van deze gemoedsgesteldheid, die de rampzaligste gevolgen had kunnen meebrengen voor onze maatschappij, gebouwd als zij is op onderling vertrouwen: op het fiduciaire ruilmiddel, op de geldswaardige handtekening, op het krediet. Met het wegvallen daarvan dreigden de grondslagen te bezwijken onder de maatschappelijke torenbouw. Ieder zegde de ander het vertrouwen op en niemand vreesde iets meer dan zelf zijn schulden aangezegd te krijgen. Daarom strekten velen de handen voor redding uit naar hen, die, naar men meende, alleen de macht daartoe bezaten, naar 's lands regering, die tijdelijk de band tussen crediteur en debiteur zou kunnen slaken. "Moratorium" was de van alle kanten opstijgende kreet, onbegrepen vaak natuurlijk, maar juist daarom het sjibbolet voor de menigte, die een toverwoord nodig heeft, om haar angsten te stillen en haar hoop op te wekken.

Ook onder de leidende mannen in de Kamers van Koophandel vond dit verlangen weerklank. Op 4 augustus 1914 ontving de president het volgende telegram:

"Verzoek u mij te seinen of u evenals ik doordrongen bent van de absolute noodzakelijkheid dat goederenhandel en industrie in Nederland door onmiddellijk uitvaardiging van moratorium gesteund worden tegen dagelijks aangroeiende moordende wisselverplichtingen bereid is morgenochtend tien uur met andere Kamervoorzitters Witte Sociëteit Haag samen te komen teneinde daarna minister Treub wien ik reeds daarover sprak te informeren dat deze maatregel althans de voorbereiding daarvan urgent is. Gips, voorzitter Dordrechtse Kamer." Later op de dag werd dit telegram gevolgd door een tweede: "In antwoord op een door u wellicht ook ontvangen telegram van de voorzitter der Kamer te Dordrecht ter bespreking in Den Haag moratorium heb ik geantwoord dat ik in verband met mij bekende regeringsplannen zijn voorstel op dit ogenblik ongewenst acht - Van Eeghen voorzitter Kamer Amsterdam".

's Avonds om acht uur kwam de Kamer ter bespreking van dit vraagstuk ten huize van haar president bijeen. De stemming was ernstig en tegenover de dreigende gevaren van de crisis woog de verantwoordelijkheid voor de aan te nemen houding zwaar. Te zwaarder, omdat Rotterdam in onwetendheid verkeerde omtrent de voornemens van de regering, die deze niet de dag tevoren in de Staten-Generaal had onthuld. De minuten waren kostbaar en moesten voor het nodigste worden benut. Op economisch gebied was dat de bezwering van de kredietcrisis en daarom moest Amsterdam, het centrum van de geldhandel, beter op de hoogte zijn. Veel indruk maakte de omstandigheid, dat in Engeland, het middelpunt van de Europese geldhandel, op zondag 2 augustus een wisselmoratorium was afgekondigd.

Hoe sterk ook in verantwoordelijke kringen in ons land het verlangen tot het nemen van een dergelijke maatregel leefde, was op 3 augustus 1914 in de beide Kamers der Staten-Generaal gebleken. Daar was echter mede naar voren gekomen, dat van socialistische zijde vooral ook werd gedacht aan andere dan wisselschulden, aan de huishuren. Dit gaf in de avondvergadering der Kamer van Koophandel op 4 augustus 1914 aanleiding tot het zich voor ogen stellen, waartoe een algemeen moratorium zou leiden. De mogelijkheid, dat zelfs de bankdeposito's niet opvorderbaar zouden zijn - een schrikbeeld, dat de provinciale bankiers toen de handel in levenden lijve voor ogen stelden; de bankiers te 's-Hertogenbosch betaalden zelfs, naar werd medegedeeld, niet meer dan 10 procent in de maand uit - bracht de aanwezigen tot nadenken. Bovendien was die dag reeds een ontspanning ingetreden; een bankconsortium had, gesteund door de regering en de Nederlandse Bank, een ruim krediet ter beschikking van handel en nijverheid gesteld en de wet van 3 augustus 1914, staatsblad 351, ter voorkoming van vasthouding en prijsopdrijving van waren had al evenzeer meegewerkt om de gemoederen te kalmeren. De run op de spaarbanken was dan ook op de 4de augustus 1914 reeds ineengezakt.

Maar een beperkt moratorium dan, niet voor de grote massa, maar ten behoeve van het op krediet werkende bedrijfsleven? De heer Hintzen wees erop: was een algemeen moratorium ondoenlijk, een beperkt zou billijk zijn. Het voorbeeld van de Balkanlanden, die nog zo kort tevoren het Europese record van strijdlustigheid op hun naam hadden gehad, was al evenmin opwekkend. Bulgarije en Roemenië ontvingen nog slechts goederen onder rembours, en het feit dat zij zich daarbij neerlegden, bewees voldoende, dat zij nergens meer krediet genoten. Helpt liever de zwakken, ried de heer Van Beuningen aan, dan door een moratorium de positie van de sterken te schokken. Met algemene stemmen werd tenslotte besloten tot het volgende antwoord aan de voorzitter van de Dordrechtse Kamer:

"Kamer van Koophandel Rotterdam is van oordeel, dat zowel in belang groothandel als in belang kleinhandel moratorium vooralsnog beslist moet worden ontraden. De Monchy president."

De vergadering in 's-Gravenhage van voorzitters van andere Kamers van Koophandel ging natuurlijk desniettemin de volgende dag door. De aanwezige heren gingen die dag zelfs bij minister Treub op audiëntie, om aandrang op die bewindsman tot het afkondigen van een moratorium uit te oefenen. De Rotterdamse Kamer hield zich aan haar in de avond van 4 augustus 1914 uitgesproken mening en het is bekend, dat de uitslag haar inzichten heeft bevestigd. De regering wist, in samenwerking met de Nederlandse Bank, de vertrouwensmannen van het particuliere bankwezen en de geld- en fondsenhandel, de vertrouwenscrisis te overwinnen zonder het "paardenmiddel", zoals de heer Hintzen een moratorium aanduidde. De Kamer heeft, toen dit eenmaal vaststond, getracht voor elkaar te krijgen, dat het in Duitsland ingestelde beperkte moratorium, dat "auf dem Gedanken der Gegenseitigkeit" berustte, niet op Nederland zou worden toegepast. Dit resultaat kon evenwel niet bereikt worden.

De acute crisis was dus overleefd, maar het Rotterdamse bedrijfsleven had daarom geen reden, om opgelucht adem te halen, zoals zo menige andere groep, die, aan het ergste ontkomen, het erge haast kon waarderen. Geriefd met zilverbonnen en regeringstoezicht op de Beurs, met clemente uitvoering van de faillissementswet en maatregelen tegen prijsopdrijving van levensbehoeften, bleef Rotterdam verkeren onder de ongunstigste omstandigheden, waardoor een haven ken worden getroffen: het scheepvaartverkeer was gereduceerd tot een klein gedeelte van dat vóór de oorlog. In de eerste zeven maanden van 1914 kwamen 6.245 schepen binnen met een netto-inhoud van 7.969.071 ton, in de laatste nog slechts 1.302 schepen met 1.482.620 ton. Deze noodlottige gang van zaken werd in de hand gewerkt door de houding van de geallieerde mogendheden, de beheersers der zee, die de blokkade der centrale rijken doorvoerden met een gestrengheid, die leidde tot ook voor de neutrale vrachtvaart zeer belemmerende omstandigheden. De maatregelen tegen het vervoer van contrabande werden ver uitgebreid buiten de door het volkenrecht toegelaten grenzen, het begrip contrabande werd al even ongeoorloofd ruim geïnterpreteerd. De Kamer van Koophandel kon natuurlijk niets veranderen aan deze maatregelen en moest derhalve volstaan met daarover in haar jaarverslag een uiteenzetting te geven, evenals van de krachtige en waardige protesten van onze regering.

Aanvankelijk slaagde de regering er inderdaad in om enige verbetering in de toestand te verkrijgen. Gedurende de laatste maanden van 1914 verminderde het door Nederlandse schepen ondervonden molest geleidelijk. De Rotterdamse haven werd daardoor naar verhouding echter weinig geholpen. De terugval der verkeerscijfers was zeer scherp, voornamelijk ten gevolge van de vermindering van de doorvoerhandel op Duitsland. Door dezelfde oorzaak werd het drukke Rijnvaartverkeer lamgelegd, waarvan de binnenvaart de weerslag ondervond. De zee-rederij had daarbij tenminste nog voor, dat de fabelachtig hoge scheepsvrachten de beperkte vaart, zij het bezwaarlijk en riskant, dan toch uitermate voordelig maakten. De handhaving der Nederlandse neutraliteit kwam, vooral door de mobilisatie van onze strijdkrachten, aan de schatkist te staan op zeer aanzienlijke offers, die niet konden worden bestreden uit de gewone middelen, waarvan de opbrengst in 1914 zelfs beneden de raming bleef. De oorzaak van de verminderde opbrengst van invoer-, zegel- en registratierechten, van de loodsgelden en het briefport was natuurlijk niet ver te zoeken.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

5 Juni 2020