(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Schiedam en klik op ENTER
De sluwheid en de potsenmakerij van een ruiter
Uit Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdij van den jongen heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog door K. van Alkemade
Te gelegener tijd veinzen dat je gek bent en je als zodanig gedragen is geen kleine schranderheid van een rijp verstand. Het is een bewijs van grote scherpzinnigheid, gunstig wanneer het vereist wordt of noodzakelijk is een volmaakt uitzinnige uit te beelden en vanzelf na te spelen; een bijzondere bedrevenheid voorwaar! die weinigen van nature bezitten en niet veel lieden in staat zijn uit te voeren.
Onder de Schiedamse ruiters was toevallig zo iemand, die, of uit een natuurlijke hoedanigheid, of door volharding, een niet alledaagse handigheid had verkregen om naar hartenlust allerlei verschijningen en wezens volmaakt na te bootsen en zijn uiterlijke gebaren en gelaat ermee overeen te doen komen, alsof deze bewegingen uit de grond en de aard van zijn innerlijke hartstochten voortsproten.
Toen de Schiedamse soldaten alles, wat tot het overmeesteren en doen verdwijnen van de wacht, alsook alles wat tot het overweldigen van de poort behoorde, voldoende hadden afgehandeld en de vastgestelde tijd voor de uitvoering hiervan naderde, scheen er niets te ontbreken behalve dat de aanval geheim bleef. Alleen de stadvoogd mocht inlichtingen over alles krijgen zonder dat er verder iemand in de ene of in de andere stad ook maar de minste lucht van kreeg.
De soldaten vonden zichzelf echter in het algemeen onbekwaam om deze taak uit te voeren, behalve als zij dachten aan hun eerder vermelde spitsbroeder, zodat zij deze afgerichte en slimme vogel verzochten om de Heer van Brederode op een geheime manier te spreken te krijgen en tijdens het naspelen van een uitzinnige een brief aan hem te overhandigen, waarin de stand van zaken betreffende de aanval aan hem bekend zou worden gemaakt.
De ruiter nam deze opdracht gewillig aan en verscheen op de dag, die voor het overvallen van Schiedam was vastgesteld, volledig bewapend, geharnast en met een gesloten helm over het gezicht, 's morgens om vijf uur terwijl het nog hoog duister was, voor de Delftse poort. Alsof zijn vreselijke schreeuwen niet genoeg deed, sloeg hij daarenboven met een grote steen onophoudelijk tegen de buitenpoort, totdat de wacht de poorten opende en twaalf kloeke mannen naar buiten zond om naar de oorzaak van dit geweld en naar wat er tegen te doen was te kijken. Deze lieden pakten zijn paard bij de toom en namen hem gevangen, waar hij het op toegelegd had. Daarna werd hij in het wachthuis gebracht. Hij stelde zich aan als een uitzinnige en sloeg al degenen die hij met zijn hand bereiken kon om de oren.
Nu eens schaterde hij van het lachen, dan weer schuimbekte hij als een dolle, alles op een zodanig kluchtige manier dat een behoedzaam iemand in moeilijkheden zou kunnen komen als hij hem niet voor een gek zou aanzien. Er kwam geen einde aan zijn geroep om de stadvoogd, Frans van Brederode wil ik zien! ik wil Jonker Frans spreken! was en bleef het oude deuntje. En zolang hem dat niet werd toegezegd en beloofd, was hij niet stil te krijgen.
Onderwijl brak de dag aan en het gerucht over deze onhebbelijkheid van de potsenmaker had zich zo ver door de stad verspreid, dat het volk uit gewone nieuwsgierigheid, die bij dergelijke aangelegenheden overmatig is, als in een oproep om te gaan strijden kwam toesnellen. Dit had tot gevolg dat Brederode de ruiter liet afhalen en gezien het oneindige aantal samengerotte mensen persoonlijk uit zijn slaapkamer kwam, terwijl hij beval de ruiter binnen te brengen. Op onvermoeibaar aandringen van de potsenmaker dat hij de stadvoogd alleen wilde spreken, liet Van Brederode hem in een afzonderlijk vertrek brengen.
Hier legde de ruiter zijn voorgewende zotheid af en toonde onder het mom van deze grappenmakerij te zijn gekomen door zijn boodschap met geestdrift door te vertellen en de brief, die door zijn makkers geschreven en ondertekend was, persoonlijk in handen van de stadvoogd af te geven.
De brief behelsde een omstandig verhaal van het gevorderde plan om het Rotterdamse krijgsvolk de komende avond Schiedam binnen te laten en de burgerschutters van de Hollandse steden met geweld te overmeesteren. Voorts vertelde de potsenmaker dat zijn dwaasheden voor geen ander doel waren aangewend dan alleen om zonder dat iemand er verder over zou nadenken deze zaak van belang te verrichten en dat zijn komst zo vroeg was, opdat deze zo beter geheim kon blijven. Daarenboven was het voornamelijk zo geregeld, opdat de stadvoogd tijd zou hebben om met zijn bevelhebbers en hoofdmannen alle nodige voorbereidingen en vereiste bevelen voor een zo grote aanval goed te kunnen regelen en ze op tijd gereed hebben. Ook verontschuldigde hij zich ervoor dat men er niet van tevoren aan gedacht had dat het volk zou toestromen, maar dat dat niet door hem of de zijnen voorzien had kunnen worden.
Tenslotte verzocht hij of Gerard van Houten en vier andere ruiters, die in Rotterdam waren gebleven, mochten helpen de aanval uit te voeren en als aanwijzers van de weg dienende, het krijgsvolk langs de meest stille wegen onder Schiedam te leiden om bij het horen van de afgesproken leus en bij de opstijgende galm van een bepaalde schreeuw in de ruimte samen en gelijktijdig te kunnen aanvallen.
De stadvoogd leende hem met veel plezier het oor en prees zijn voorzichtige aanpak en zijn handigheid. Voorts gelastte hij, nadat de ruiters hun makkers ontboden hadden, dat zij die dag samen moesten genieten en vrolijk zijn.
Hierna begaf Brederode zich naar een stevig overleg over deze gewichtige zaak, die zoveel bloed zou kunnen doen vloeien. Hij liet daarom al zijn krijgshoofden bijeen komen en maakte daar de aanval, die hij tot dan toe voor zich had gehouden, bekend. Hij las hen de door hem in ontvangst genomen brief op zijn allerluidst voor. Daarop werd er besloten dat men met achthonderd mannen in twee groepen verdeeld, 's avonds op St. Valentijnsdag omstreeks acht uur onder de stad Schiedam zou staan.
Tot opperhoofd van de ene troep werden heer Heinryk van Hodenpyl, heer Anthonis van Brederode en de hoofdman Heinryk Wyts gekozen, die ervoor moesten zorgen onder de leiding van de drie meerdere malen vermelde ruiters op de vastgestelde tijd voor de poort van Ouderschie te zijn.
Over de tweede krijgstroep zou het opperbevel worden gevoerd door heer Walraaf van Brederode, de drossaard van Hagestein, heer Heinryk zijn broeder, heer Jan van Naaldwijk, heer Kornelis van Treslong en heer Jan van Vliet, die tot aan de Rotterdamse poort geleid zouden door Gerard van Houten en de dolle ruiter, met Jan Hoek, een van de gemelde Schiedammers die bij Beukelsdijk gevangen was genomen en in Rotterdamse dienst was overgegaan.
Dit was het besluit van de krijgsraad over de leiding en het ondernemen van deze opmerkelijke en hoogst gewichtige zaak, waarvan de uitvoering met alle mogelijke ijver even oprecht werd behandeld als het begin en het tot rijpheid komen en die in het geheim was beraamd en in gang gezet.
Maar de afloop ervan heeft in deze, zoals in vele andere oorlogsvoeringen het geval is, geleerd, dat geringe en onvoorziene toevalligheden dikwijls de beste aanvallen verijdelen.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|