Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

"Passagierende" zeelieden in Rotterdam

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




"Passagierende" zeelieden in Rotterdam

Hertaling.

Wie oud-Rotterdam kende, zal het geenszins vreemd vinden, dat hij nu ineens naar de zeemanswereld wordt verplaatst. Was het niet slechts een klein stapje van de Zeevismarkt, zoals ze officieel heette, naar de Schiedamsedijk (kortweg "de dijk") of via Korte Hoogstraat naar de beruchte Zandstraat, waar de zeeman z'n vertier zocht, waar "gepassagierd" werd, gedanst, gedronken en jool gemaakt met licht vrouwvolk, maar ook met uitgaande fabrieks- en winkelmeisjes? Dit "passagieren" gaf de oppervlakkige beschouwer zó'n totaal verkeerd beeld van de varensgezel in het algemeen, dat het jaren geduurd heeft eer de misvattingen, die omtrent de graad van beschaving en het zedelijk gehalte der "jongens van de zee" bestonden, voor een deel althans uit de weg waren geruimd. Wanneer men van zeelieden sprak, dacht het grootste deel van het Rotterdamse publiek, dat immers in de geheimen van het zeemansleven niet was ingewijd, slechts aan banjeren en boemelen, aan het opmaken van zuurverdiende gages, in gezelschap van verdachte vrouwen, in obscure dans-, drink- en logeergelegenheden; aan liederlijkheid en dronkenschap.

Men zocht voor een en ander een verklaring in de ellendige omstandigheden, waarin de zeeman tijdens zijn lange reizen veelal verkeerde: dat hij aan boord van schepen zo slecht en ongezellig behuisd was - weinig ruimte, slechte lucht in volgepropte verblijven, gebrekkige ligging, enz. - en dat hij, bij wijze van reactie op al die narigheid, zich nu eens wilde uitleven. Ook werd, om de eigen verkeerde voorstelling van het zedelijk peil van de zeeman te schragen, een vergoelijking voor zijn vermeende verdorvenheid gezocht in nog andere hardheden van het lot van de zeeman: de slechte bezoldiging, die grote categorieën zeevarenden ontvingen en het misbruik, dat zogenaamde ronselaars, vaak tevens "kostbazen", van de berooidheid en de goede trouw van de zeeman maakten. Het kon immers gebeuren, dat hij, wanneer hij bijvoorbeeld bij afmonstering een goede 360 gulden aan gage beurde, daarvan in laatste instantie slechts een dikke tien gulden in handen kreeg, terwijl de ronselaar-kostbaas de rest in ontvangst nam als bemiddelingspremie en kostgeld voor slecht logies en slecht eten tussen twee reizen in.

Maar wisten de laatdunkende beoordelaars en veroordelaars van de zeeman wel, welke schuld de wereld van reders - later is dat in meer dan één opzicht beter geworden - en ook de kleine, brave en fatsoenlijke burgers hadden tegenover de zeeman? Ach, het scheen sommige goed menende, doch dikwijls weinig ingewijde schrijvers zo aantrekkelijk toe, fel gekleurde taferelen op te hangen aan het aan primitieve instincten toegeschreven "pretleven" der "ruwe zeebonken" (hoe hadden die kerels, die voor geen gevaren terugdeinsden, soms harten, zo week als was!) met opgedirkte en opgetuigde meiden van verdacht allooi. Om daartegenover dan, in goedig begrijpen, naar die schrijvers meenden, als scherp contrasterend beeld te stellen het trieste hondenleven aan boord, het uitzuigen door ronselende "hyena's" en tenslotte het uitschudden door veile deernen en hun gewetenloze exploitanten.

Men dacht daarmee een zuivere voorstelling van zaken, in oorzaak en gevolg, gegeven te hebben, doch men vergat daarbij één voornaam ding: dat de grote wereld, blind voor de morele kracht, welke schuilt in ware belangstelling in het lot van de zeeman, in respect voor zijn persoon en voor zijn dikwijls zo prachtige karakterhoedanigheden, de man, aan wie zij haar levensonderhoud en bestaan te danken had, liet verschobberen en verschooieren. Dat zij hem, die door zijn zware en opofferende arbeid in dienst der gemeenschap ook haar belangen diende, behandelde en bejegende als een verschoppeling, een uitgestotene, een paria, die het niet durfde wagen in een fatsoenlijk café te komen, omdat eigenaar en bezoekers hem met de nek aanzagen en duidelijk lieten blijken, dat hij maar liever elders z'n fortuin moest zoeken. Als minderwaardigen en onbeschaafden, als zuipende zwabberaars, die hoogstens alleen maar geduld konden worden in de beruchte zeemansbuurten, als zedelozen en verdierlijkten werden de zeelui door een deel van het publiek uitgekreten en derhalve gemeden. Zeeman was voor menigeen synoniem met: lol makende losbol, die in drank en vrouwen zijn enige levensdoel scheen te zoeken.

Gelukkig is die opvatting in de loop der jaren dankzij het werk van opofferingsgezinde mensen, die, met steun van waarlijk edel denkende en voelende reders, contact met de zeeman zochten en ook andere goedgezinde personen met hem in aanraking brachten, wijziging gekomen. Die ijveraars van het waarlijk menslievend werk ten behoeve van de zeelieden in onze Rotterdamse havenstad (ook in andere havensteden in binnen- en buitenland voeren deze internationaal georganiseerde vrienden van de zeeman hun zegenrijke actie) hebben aan de mannen van de zee hun gevoel van minderwaardigheid ontnomen, hun daarvoor in de plaats het zo nodige zelfrespect gegeven en hen door een juist gevoerde propaganda aan de buitenwereld getoond in hun ware gedaante van goede, alle achting verdienende mensen.

Ach, ge moet eens van hart tot hart gesproken hebben met die kinderlijk-openhartige kerels, om iets te kunnen peilen van het diepe zeemansleed, veroorzaakt door een houding van onverdiende verachting, waarmee men hen vaak tegemoet trad. Hen, die zulk een behoefte hadden aan hartelijkheid, aan echt-huiselijke gezelligheid, die ze aan boord zo zeer misten, en die ze - dat voelden ze heel fel en schrijnend, al deden ze uiterlijk nog zo onverschillig en al bralden en lalden ze nog zo luid, om die innerlijke pijn te verdrijven - onmogelijk konden vinden in de sfeer van onnatuur, van klatergoud en verblindend licht, van gemaakte en opgelegde, in de grond door lage zelfzucht en profijtbejag ingegeven, vriendelijkheid, van uitgelatenheid en schijn-blijheid, waaraan elke innerlijke vreugde vreemd was.

Zo'n ogenschijnlijk rauwe en vrijbuiterig-doende "jongen van de zee" voelde toch vaak zo mooi en zo teer, dacht zo dikwijls aan de dierbaren, die hij thuis achterliet, en tobde soms zo zwaar over hen - het zwaarst juist na die ogenblikken, waarin hij zichzelf vergat en in een toestand van beneveling deed, wat hij zelf bij nuchter inzien, beschouwde als ontrouw, oneer en schande. Zo'n knul kon toch zo zuiver en eerlijk denken en wist met een aangeboren mensen- en zakenkennis het natuurlijke en echte zo scherp te onderscheiden van al het gehuichelde en al de namaak-rommel, waarmee men hem in het "plezierleven" van een grote havenstad wist te omringen. Maar wat deed je, als je, om zo te zeggen, "op schobberdebonk liep", als je met fatsoen nergens anders terecht kon om je amusement te zoeken dan "op de Dijk" en in de Zandstraat? Wat kon zo'n "rare gast", als hij merkte, dat je belang in hem stelde, dat je hem op één lijn plaatste met andere mensen, die eerlijke arbeid verrichten, ja hem misschien nog hoger schatten, kinderlijk-trouwhartig z'n hele ziel aan je blootleggen en in oprechte zelfkennis zichzelf uitspreken, om slechts te "roemen op z'n zwakheden".

Vaak stond je verstomd van de graad van ontwikkeling en beschaving, de nette manier van uitdrukken, de goede omgangsvormen, juist en op de allereerste plaats tegenover de dames, welke zeelui, ook van lagere rang, wisten ten toon te spreiden. Schaamde je je over je vroegere laatdunkendheid, als je zag, hoe die eenvoudige mensen, vol geestdrift, maar toch ook weer niet onbehoorlijk-uitgelaten, hun voldoening betuigden over hetgeen de medewerksters, zich wijdend aan de amusementsavonden voor zeelieden, deze wisten te bieden; hoe die mannen goede muziek-, zang- en voordrachtkunst wisten te waarderen. Het was een openbaring voor je, als je gadesloeg, met welk een fijn respect, een haast eerbiedige terughoudendheid, en toch zekere charme tevens, die varensgezellen stuk voor stuk de dames - alle ontwikkelde jonge vrouwen, die een stuk of wat vreemde talen machtig waren - tegemoet traden, als ze haar ten dans nodigden, wanneer de aard der gegeven muziek hun daartoe aanleiding gaf.

Hoeveel van diezelfde "jongens" hadden vroeger misschien maar op de Schiedamsedijk en in de Zandstraat lopen rondscharrelen, niet wetend waarheen. Het leven van verwording daar was hun zoeken niet, maar het had in z'n uitdagende en barre brutaliteit tenminste iets opens en eerlijks - dat gelal en gegiechel van bont-uitgedoste meiden, te midden van draaiorgel- en orkestlawaai. Zij zochten de gezellige omgang met vrouwen, gelijk ook in de wereld der beter-gesitueerden damesgezelschap op prijs wordt gesteld, om het samenzijn te veraangenamen, zonder dat daarbij iets verkeerds of iets minderwaardigs in het spel behoeft te zijn. Dat jool-leven was nog het slechtste niet. Doch ze werden steeds dieper ontgoocheld, naarmate ze meer en meer merkten, dat die dolle vreugderoes slechts aangegrepen werd als middel, om hen mee te trekken en mee te tronen naar de donkere geheimzinnige stegen en sloppen van de uiterlijk en innerlijk vervallen zeemansbuurten in de omtrek, waar aan lager wal geraakte en verliederlijkte individuen uit de zeemanswereld zich overgaven aan schandelijke zedeloosheid. Van die verdierlijkten had de gezond denkende zeeman eenzelfde afkeer en eenzelfde walging als gij en ik. En voelde hij ook niet een groot medelijden?

Ge moet het met eigen ogen gezien hebben, met welk een ernstige, haast vrouwelijke schroom, die forse, bruingebrande, uiterlijk ruwe kerels zo'n door alcoholexcessen en ontucht tot beest geworden zwart bestoven, uitgemergelde stoker omringden, die in een aanval van delirium zich al de kleren van het lijf had gerukt, en hoe ze, zonder een zweem van lach, of spot, 's mans schande met hun eigen kleren bedekten.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

21 Mei 2021