Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De grote nederlaag van de Delftenaars bij de Poldervaart

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Delft en klik op ENTER




De grote nederlaag van de Delftenaars bij de Poldervaart

Uit Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdij van den jongen heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog door K. van Alkemade




De Rotterdammers, aldus tweemaal overwinnaars geworden, besloten dit goede begin voort te zetten en het aanlokkelijke geluk verder te beproeven. Daarom trokken heer Dirk van Hodenpyl, heer Jan van Kroonenburg en Jan van Niewmegen met enig paardenvolk vanuit het veroverde dorp naar een zekere buurt aan de overkant van de Schie, de Polderwatering genoemd. Daar beroofden zij de huizen van de landbouwers en de andere woningen van alles wat hen aanstond en staken er vervolgens vanaf de Schie tot aan de Poldervaart de brand in.

De Delftenaars zagen deze vuurvlammen langs de Poldervaart oplaaien. Toen hen het bericht van het verlies van Ouderschie werd overgebracht, namen zij dit nieuws aan als een zekere bevestiging en een volkomen blijk van het naderen van de overwinnaars. Dat deed de baljuw van Delft, heer Arend Frankszoon vander Meer, en zijn zoon Luidwyk ijveren om zoveel weerbare mannen en burgerschutters als in korte tijd mogelijk was te verzamelen en snel bijeen te brengen. Hij werd daar temeer toe aangemoedigd toen men hem kwam verzekeren dat de baljuw van Rijnland de zijnen in Rijnland gereed had en nu in aantocht was om de Rotterdammers tegemoet te gaan.
Met zeshonderd mannen trok Arend vander Meer naar het dorp Kethel en verder naar de Poldervaart, waar de vlammen vreselijk omhoogschoten. Heer vander Meer was nog niet op de hoogte van de nederlaag die de Heer van Boshuizen te verduren had gekregen. Indien dit nieuws hem tijdig bekend was geweest, zou hij zich zeker de moeite van deze tocht, een kans op oorlog die zijn Delftenaars zo bloedig zou komen te staan, hebben bespaard. Het bericht van de komst van de baljuw over de Kethelweg was de Rotterdammers nog niet overgebracht, of zij, te zwak om op hem te wachten, pakten met de geroofde buit hun biezen en keerden terug naar Ouderschie. Daar voegden zij hun hele legermacht bijeen en stelden deze dicht onder het dorp op om de naar hen toe trekkende vijand op te wachten en goed te ontvangen.

Onderwijl had de zoon van heer Arend vander Meer door een onvoorzichtige dapperheid zijn schreden verdubbeld en zijn aantocht, door een gebrek aan ervaring dat jongeren eigen schijnt te wezen, zo snel voortgezet, dat de rijen en gelederen van zijn slagorde al uiteengevallen waren en er al openingen in waren ontstaan. Toen viel hij zonder ook maar een keer halt te houden om dat enigszins te herstellen met een vurige drift op de Rotterdammers aan.
Deze oude bentvogels en meest goed geoefende soldaten, die zich dicht aaneengesloten hadden en de schok standvastig doorstaan hadden, drongen zo heftig op de uit het gelid geraakte Delftenaars in, dat zij hen verder uiteenrijtende geheel omver wierpen en ze ogenschijnlijk allemaal zouden hebben gedood, als heer Arend vander Meer niet op tijd was aangekomen. Heer vander Meer herstelde, stapvoets de zijnen aanvoerend en een bepaalde dapperheid aan de haastige ijver van zijn jonge zoon toevoegend, de strijd en bracht deze in een staat van een van beide zijden vurig gevecht.

Drie uur lang werd er met een ongewone hardnekkigheid gestreden en met gelijke kansen, wat veel bloed kostte en met een dapperheid, die, zoals de oude lieden zeggen, alleen aan helden eigen is. Dit ging zo door totdat het neervellen van de zoon van heer Arend de moed der zijnen deed zakken. Degenen die de hevigste aanvallers waren geweest, waren ook de eersten die het hazenpad kozen. Dat deed de slagorde van de oude Heer breken en maakte hem onbestand tegen de eendrachtig voorwaarts dringende legermacht der vijanden. Daardoor moesten ook al zijn soldaten wijken en ze sloegen zo haastig en in wanorde op de vlucht, dat veel goede burgers uit Delft in de Poldervaart verdronken.

De overwinnaars namen honderd en vijftig mannen gevangen, meest rijke en welgestelde brave lieden, die zij naderhand, niet zonder hoge losgelden te eisen, vrijlieten, zo er verteld werd.

polderburg1

polderburg2

polderburghsteen

Heer Philip van Wassenaer heeft dit huys Polderburgh geheeten,
omdat het lant daeraen ende omtrent gelegen leege landen sijn, de landen daerby gelegen konden by noot van water haere goederen op dit huys bergen

Op een hoog gelegen stuk land aan de Poldervaart tussen het dorp Kethel en de Schiestroom, trok, naar enkele geschriften melden, heer Philip van Wassenaar, die Heer van Kethel was, in het jaar 1313 een mooi huis, Polderburg genoemd, naar de naam van de grond waarop het gebouwd werd, op. Dat huis werd in het jaar 1351 enkel uit haat tegen de bezitter ervan, die de Hoeken was toegedaan, door de Kabeljauwse Delftenaars vernield. In het jaar 1387 zou het door de heer Dirk van Wassenaar herbouwd zijn. Ditzelfde huis werd andermaal om dezelfde reden door de Delftenaars in brand gestoken voordat het gevecht begon en de vlammen sloegen eruit toen zij door de Rotterdammers werden achtervolgd. Het was op datzelfde hoge stuk land, dat de vluchtende baljuw heer Arend vander Meer in het grootste gevaar zich in het riet verborg en waar hij, indien de bewoner van het Polderburgse boerenhuis hem niet in boerenkledij zou hebben vermomd en in de nacht via omwegen naar Delft had voortgeholpen, zeker in handen van de overwinnaars gevallen zou zijn.

Aldus voor de derde maal op één dag de overhand bevochten hebbende, wisten de Rotterdammers in de trotse loop van zoveel zeges geen maat te houden. Zij verbeeldden zich daardoor door niemand gestuit te kunnen worden en bezoedelden zo de lof van hun dapperheid met de euveldaden van roverij en brandstichting, die bij dergelijke voorspoedige toestanden gewoonlijk de eerste daden zijn van het overwinnende dartele krijgsvolk.
Derhalve trokken zij, na de voetknechten en niet zonder moeite de ruiterij over de Poldervaart gezet te hebben, op naar het mooie dorp Kethel en verbrandden ze het met alle omliggende huizen, woningen en boerenhoeven. Hierna ijlden zij, geen rust houdende voordat zij alle huizen aan de Schie en langs de singels van de stad tot aan de poorten toe ook in vuur en vlam hadden gezet en op eenzelfde wijze vernield hadden, naar Delft. Zij verrichtten al deze zaken zelfs in het zicht van de stedelingen, die dit werk zonder erover te durven reppen of zonder er iets tegen te durven ondernemen, met spijt en hartzeer van over hun vesten moesten aanschouwen. De schok vanwege hun verse nederlaag was namelijk zo groot en de gevangenneming van zoveel rijke en voorname poorters had zo'n algemeen gevoel van verslagenheid en bedeesdheid in de stad veroorzaakt dat niemand zich buiten de poorten durfde te begeven om het verbranden van de voorstad en van verdere huizen te beletten.
Ook zouden de overwinnaars die begonnen waren de stad aan te vallen deze met gemak in bezit hebben kunnen nemen en tengevolge daarvan hadden zij ook de banden van de gevangengenomen Heren-Oversten, de ware en voornaamste oorzaak van hun verbittering jegens de stad, verbroken en losgemaakt.
Dit kloeke optreden van de wakkere Rotterdammers noodzaakte de angstige Delftenaars tot het afbreken en vernietigen van de nabijgelegen tuinen en het omhakken van de bomen in de boomgaarden en tot het gereedmaken van blokhuizen om de stad beter te beschermen. Dit blijkt uit verschillende aantekeningen, voornamelijk uit de Giftbrief van Kerstand Dirkszoon van Alkemade (aan wie deze boomgaarden toebehoorden), naderhand in het jaar 1496 op de vijftiende van de sprokkelmaand opgemaakt ten overstaan van heer Kornelis van Dorp, ridder, en Raadsheer in het Hof van Holland.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

15 Augustus 2017