Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rotterdams muziekleven in de 17de en 18de eeuw

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Laurenskerk en klik op ENTER




Rotterdams muziekleven in de 17de en 18de eeuw

laurensmetspits16251645

goltfusorgel1644rdam (39K)

1635

De St. Laurenskerk met spits en het Goltfus orgel

Van een muziekleven was in het 17de-eeuwse Rotterdam nog nauwelijks sprake. Toen het machtige orgel van Goltfus voltooid was, konden liefhebbers van de muziek hun hart ophalen aan het spel van Jan Baptista Verreyt, de Bossche organist, die zich in 1644 voor de tijd van zeven jaar contractueel had verbonden tot bespeling van het nieuwe instrument. Men kon voortaan na iedere predicatie, zowel 's zondags als door de week, van zijn kunst genieten en 's winters bovendien dagelijks van zes tot zeven uur 's avonds. Op ongeveer dezelfde voorwaarden werd in 1657 Johannes Krabbe aangesteld. Hij was een musicus van grote begaafdheid. De dichter Johan Dullaert, neef van Heiman, stortte zijn hart in de volgende ontboezeming uit:


hemony (9K)

Buiten lieten de klokken van de gebroeders Hemony (rechtsboven) hun vrolijk gebeier over de stad weerklinken. Welk koopman, op weg naar Beurs of kantoor, zal op straat nooit een ogenblik getoefd hebben om te luisteren naar de heldere klanken van het carillon van St. Laurenstoren of Stadhuis? De oudst bekende instructie voor de klokkenist dagtekent van 1732: de betrekking was toen gecombineerd met die van organist van de Franse kerk. Als beiaardier moest hij dinsdag- en zaterdagochtend een uur het klokkenspel van de toren der Grote Kerk en donderdags van 12 tot 13 uur dat van het Stadhuis bespelen.

Sibmacher Zijnen heeft het nog over de stadsspeellieden, die door de goede zorgen van de overheid in herbergen en op straat voor het volk muziek maakten. Maar dergelijke functionarissen heeft Rotterdam nooit gekend. Ongetwijfeld waren er wel particuliere muzikanten, die ter opluistering van feestjes gehuurd werden. Zo werd er in de kaatsbaan op de Kipstraat meermalen muziek gemaakt. De eigenaar van de daarnaast gelegen touwslagerij betrapte er zijn baanjongens wel eens op, dat zij door de ramen stonden te gluren als er vioolmuziek klonk.

In de tweede helft der 17de eeuw woonde er een "muziekmeester" van meer dan lokale betekenis in Rotterdam, Joannes van Geertson. Hij was van oordeel dat de kerkelijke muziek, geschikt om tot "devotie te verwekken het binnenst van 's menschen gemoed", teveel overheerste en dat er behoefte was aan liederen, die dienden "tot oprecht vermaek". Daarom gaf hij een bundel minneliederen uit onder de titel: Canzonette amorose "van den aldersuiverste fonteinen deser eeuwe, de aldersoetste harmonieën, die men soude kunnen bedenken", zoals hij in een inleidend woord verklaarde. Tot deze uitgave was hij door een Rotterdams muziekliefhebber, de koopman Reinier Groenhout, in staat gesteld.

Een ruimere belangstelling voor andere dan orgel- of carillonmuziek openbaarde zich pas in de 18de eeuw. Vreemdelingen waren van oordeel, dat daarbuiten de muziek tot dusverre in Holland op een laag peil stond.

staddoelecoolvest1694

1694

De Doele(n) aan de Coolvest

Een eerste symptoom van een wending ten goede mogen we misschien zien in de vergunning, die de overheid in 1697 verleende aan de zangmeester Franciscus Aerts om elke woensdag van vijf tot zeven uur concerten in de Doelen te geven. Het was op dit wekelijks concert dat de beroemde Engelse zanger Abell het klaarspeelde om de tongen van "tweemaal honderd vrouwen" te snoeren. In 1715 kregen enkele muziekliefhebbers van burgemeesteren vergunning om gedurende de wintermaanden 's woensdags van vier en een half tot acht en een half uur in de Doelen te concerteren. In hetzelfde jaar werd de muziekmeester Philippe du Pres op zijn verzoek een jaarlijkse toelage uit de stadskas verleend. Misschien was Jacoba van der Wallen, die in 1719 in het huwelijk trad met de remonstrantse predikant Theodorus van der Hoeven, wel zijn leerlinge. Verschillende dichters als David van Hoogstraten en Joan de Haes, bezongen haar "keel vol nachtegalen" en Dirk Smits riep in vervoering uit:

dirksmits (26K)

Dirk Smits



Onder de vocalisten werd ook Maria Theodora Burgvliet genoemd, wier stem "....op goude noten met een triomfanten toon, Fioccoos glory helpt vergrooten" (Nachtegael). P.A. Fiocco was een Italiaans componist. Maria stamde uit een kunstzinnige familie. Haar vader was de bekende Lucas Burgvliet, die "om op 't aerdsche levensspoor lauwerloof te winnen, drie volschoone gezellinnen" verkoren had, namelijk de zang-, de speel- en de dichtkunst. Haar broeders waren de beiaardier Adraan en de organist Gerardus Burgvliet, terwijl ook haar zuster Cornelia zich aan het "Piërisch hoefbronnat" gelaafd had.
Van de instrumentale kunstenaars bezongen de dichters de violisten Hendrik van der Ameide, Louis Boiclair en Johannes Quickelenberg en de pianiste Regnera van der Heide. Krachtens vroedschapsresolutie van 7 januari 1716 werd aan Johannes Quickelenbergh , "een seer uytnemend meester op fiool en andere instrumenten", een jaarlijkse toelage van f 200,- uit de stadskas verleend om hem te "encourageeren om alhier te blijven wonen tot instructie aan de jeugt". Het horen van Van der Ameide's spel gaf Smits een gedichtje in de pen, waaruit tevens iets van diens repertoire blijkt:


Arnold Nachtegael bezwoer Rotterdam's regenten, ter ere van de Franse Amphion Boiclair "een muzykaltaer te stichten in Apollo's lauwervelt" en Joan de Haes bezong Quickelenberg's vedelspel en bewierookte de "kunstrijke joffer Regnera van der Heide", die "op 't elpenbeen met duim en vingeren de cimbelklanken vlug en eêl dooreen te slingeren" wist als geen ander.

In de tweede helft van de 18de eeuw was het vooral Petrus Albertus van Hagen, organist der Grote Kerk, die de "zangdrift" van de dichters opwekte, de musicus,


aldus Frans de Haes.

Van Hagen gaf te zijnen huize in de Bierstraat openbare concerten. In 1760 trad zijn zesjarig dochtertje er op in een vioolconcert van Tartini. Later bewoonde de musicus J.C. Zentgraaf dit pand.

burney (38K)

De Engelsman Charles Burney, die in 1772 een reis door Europa maakte om materiaal te verzamelen voor een algemene muziekgeschiedenis, vertelt, dat Van Hagen niet alleen een voortreffelijk violist en organist was, maar ook componeerde in de trant van de grote meester Geminiani.

geminiani (38K)

Van Hagen concerteerde geregeld met enige muzikale stadgenoten voor


Frans de Haes, die het wist te waarderen, nu en dan "lieflijk (te) worden verzaed, niet aen een tafel vol gebraed, maer aen een' "eedler disch vol hemelsche englenspijzen", hoorde hem meermalen musiceren in gezelschap van François Woordhouder, de organist van de Grote Kerk, die zijn "grofgesnaerde bas op 't konstigst wist te streelen", Witbols en anderen. Ook Woordhouder's zoon Toussaint, die viool en piano speelde, was van de partij. Op 27 maart 1776 gaf Van Hagen "ten zijnen huize in de Bierstraat in de groote concert-zaal" een groot vocaal en instrumentaal concert, met medewerking van verschillende virtuozen. In 1777 organiseerden J.C. Zentgraaf en C.A. Steger wekelijks concerten in deze zaal. Steger was muziekmeester en orkestdirecteur van de schouwburg en werd in 1783 eigenaar van het huis in de Bierstraat. Omstreeks 1800 constitueerde zich onder zijn leiding een dilettantenorkest, dat zich daar tijdens de zogenaamde zaterdagconcerten deed horen. Een Duitser, die zo'n concert in "dem artigen sehr schön erleuchtetem Saale" bijwoonde, schreef in 1803: "Fast alle Instrumenten waren durch Liebhaber besetzt, von welchen einige sich durch Vortrag und Fertigkeit bedeutend auszeichneten. Besonders gefielen mir einige Sänger und Sängerinnen, wie man wohl selten unter Dilettanten findet. Ein grosser, eleganter Zirkel von Zuhöreren war dort versammelt und sowohl die stille Theilname der passiven als die Kunstfertigkeit der tätigen Mitglieder der Gesellschaft dienten zum Beweise, dass diese erheiterende Kunst hier mit wahrer Liebe getrieben wird".

Een ander talentvol musicus en componist uit het laatste kwartaal der 18de eeuw, Jacob Tours, was een leerling van de Rotterdamse organisten J.H. Bruininkhuyzen en Jan Robbers. In 1797 werd hij aangesteld tot organist van de Grote Kerk als opvolger van Bruininkhuyzen. Als componist maakte hij naam met "Air de Malbrouc, varié pour le clavesin ou piano forte" en "Zangwijzen tot de stigtelijke kindergedichtjes van Van Alphen", voor zang en clavecimbel.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

7 November 2015