Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Mensen, die met vis omgingen

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Mensen, die met vis omgingen

Door A. Mineur

Hertaling.

Vissen, vis kopen en verkopen en vis eten - in deze vier handelingen zijn zowat alle betrekkingen uitgedrukt, die de mens in zijn dagelijkse doen en laten aan de vis binden en die in ons volksleven, straat- of stadsbeeld een voorname rol speelden. Men kan hele bomen opzetten over de vraag, welke van de vier bezigheden voor de mens het aangenaamst is, maar zal het er nooit over eens worden. Van de kant van de vissen echter staat de zaak er anders voor. Het gegeten worden is zonder enige twijfel voor hen verreweg het plezierigst, want het betekent, dat de stomme dieren dan voorgoed uit hun lijden zijn. Het vissen is alleen prettig voor de vissers.

De echte vissers vond je vanouds in wat je noemde de binnenstad en tot de ware beoefenaars van de edele vissport rekende je van kindsbeen af alleen de hengelaars. Het vissen met netten toch maakte op je ontvankelijke jongensziel doorgaans dezelfde ongelukkige indruk als het leegstropen van een visglas met een theezeefje. De hengelaars - dat waren pas je mensen! Maar tot de leden van dit gilde rekende je bijvoorbeeld niet de kantoor- en andere heren uit de Rotterdamse buitenwijken, die in later jaren, toen het hengelen niet meer als een "ordinaire" bezigheid werd beschouwd, voorzien van een hengel en bijbehorend vistuig, erop uit trokken, om zogenaamd te gaan vissen. Die hadden evenveel hengelaarsbloed in d'r lui boddie als wijlen je ouwe suikertante.

Ze gingen niet vissen, om te vissen, maar omdat het, naar hun zeggen, zo gezond en kalmerend was voor de zenuwen en omdat ze, zoals ze zeiden, zo van de natuur genoten. Nou, dat was waar, want je kon ze altijd ergens achter een glaasie bier naar de lucht zien zitten kijken, als ze tenminste al niet ingedut waren. 't Was zonde van het fijne en dure visgerei, dat ze bij zich hadden. Nee, de echte hengelaars, dat waren die kerels van vroeger, die, toen het water nog niet "verpest" was door die verd.... motorboten, voor dag en dauw naar de Schie, of de Rotte, of de plassen trokken, maar die ook even goed een zootje vis wisten te slepen uit de Rotterdamse havens. Het waren de wakkere knullen, die er ook volstrekt geen been in zagen, 's nachts om één, twee uur op pad te gaan "mettepóótewage", of in later tijden hoogstens met de fiets, om, ver van het stadsgewoel, in vaarten, vlieten of sloten hun hengelaarslusten uit te vieren.

Hoe moeilijker de tocht en hoe zwaarder het werk, om de vis op te sporen, te verschalken en aan de haak te slaan, des te liever het hun was. Ze ontzagen zich niet, om naar Maassluis te lopen om er te vissen in de Boonenvliet, of naar Schoonhoven of Spijkenisse te peddelen, En ze hadden een uitrusting, zó tiptop, dat je er eenvoudig geen begrip van had, waarvoor al die spulletjes dienden. Wat hadden die gasten een hardgrondige verachting voor het amateurisme van zo'n stumperig mannetje, dat er in het gunstigste geval slechts in slaagde een ongelukkig "witvissie" op te halen. Nee, ze wisten evengoed weg met bliek en voorn, als met brasem, zeelt, baars en snoek. En als 't spieringtijd en dus koud was, kon je ze aan de Rotterdamse havens zien zitten blauwbekken. Maar wat deerde hen dat? Ze konden met deeg vissen, evengoed als met levend aas: een vlieg, een worm of een steurkrabbe. Of met een aasvisje, bijvoorbeeld als ze gingen "snoeken".

Als de ene vismethode niet lukte, wel dan grepen ze een andere aan, zodat ze zelden of nooit platzak naar huis hoefden te gaan. Een bewegelijk en temperamentvol hengelaar - want, die had je er heus ook onder, - ging altijd het liefst "baarzen". Daar moest ie voortdurend bij lopen, van het ene visplekkie naar het andere. Voor de fijnere vissport was meer geduld nodig. Anders was het echter met "baarzen": had je eenmaal een goede baarssloot ontdekt, dan ging 't meestal direct gesmeerd. Lei je in zo'n klein onooglijk kroosslootje in, waar een niet-ingewijde hoogstens wat stekeltjes zou vermoed hebben, nou, dan kon je er zo goed as zeker van zijn, dat er, zodra je haak maar even onder 't kroos gezakt was, subiet werd teruggetelefoneerd. Want baars zit me niet, zoals de meeste andere vis, behalve snoek, maar an je aasie te zuige en te sabbele, maar hapt ineens flink toe.

Aardig was 't, zo'n drukdoende Rotterdamse hengelaar, die was wezen "baarze", te zitten afluisteren, wanneer hij in een of andere kroeg, onder 't genot van een stevige borrel, verslag uitbracht van z'n laatste visserservaringen, die bijna altijd betrekking hadden op het vangen van een bijzonder groot exemplaar. In z'n sterk gekruid en dikwijls vrij ongelikt, maar daarom niet minder karakteristiek taaltje, vertelde hij dan de volgende spannende roman: "'k Had al de hele morrege zitte visse, maar nie veel gevange - hoogstes zalle t'r zowat een stuk of dertig geweest zijn, maar meest klein goedje. Ik seg so tege me maat: Arie, zeg ik, lane me 't nou eris effetjes in de polder probere. Afijn, we stappe d'r heen en lope zowat rond te dalleve, toenneme een paar aardige kroosslootjes in de lamp krege, vlak bij mekaar. Neem jij dat eerste, dan neem ik dat ding, dat 'r vlak naast leit, zeg ik tege Arie. Om kort te gaan ; 'k pak me spulletjes uit, sla 'n wurm an en leg in. En op tselfde moment, dat ik inleg, zeit me dobber "tjoep!" Me maat, die nog niet klaar was met uitpakke, zag 't. 't Lijkt gedorie wel of t'r een walvis an je haakie zit te porre, zeit ie nog zo tege me. En mèt, dat ie dat seit, haal ik me gobbewáárme toch een kanjer van 'n báárs op, meneertje - nou, 'k sal nie liege, maar toch zeker wel een dingetje van 'n pond of drie en 'n half. 'k Mot je erelik bekenne, astat ik ook niet wist, dat er zukke kaaimanne van baarze bestonge, maar 'k sta hier geen smoesies te verkope.

Maar laan me nou die baars tòch nog verspele! Hoe 'k so stom kwam, weet ik sellef niet, maar nèt toe 'k een rukkie wou neme, om de haak uit s'n bakkes te trekke, schiet 'r me dat ding as 'n aal uit me jatte en tjoep weer 't water in! 'k Had 't land as 'n stier, dà kè je begrijpe! En me maat sei nog, om me zo'n beetje te peste: Die levemaker is te hekkesluiter, Kees! En jawel: 't was so, hoor! Toe die plons gezeid had, toe was meteen ook de hele mieterse boel voorgoed verpest! 't Leek govverdikkie wel, of tie alle baarze in de buurt 'n seintje had gegeve! 'k Socht nog andere faine kroosslootjes op, waar 'k se vroeger dikkuls genoeg bij de vleet had uitgehaald - maar 't hoefde niet meer, hoor! Wat ik dee, of nie dee, geen stootje heb ik meer gezien, niet so'n ellendig klein peststootje!"




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

20 April 2021