Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De maritieme geschiedenis van Rotterdam volgens de kroniek van Van Waerschut

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Tromp en klik op ENTER




De maritieme geschiedenis van Rotterdam volgens de kroniek van Van Waerschut

In 1588, toen de grote Spaanse Armada tussen Calais en Dover verslagen en uiteengejaagd was, hebben de Heren Staten wat meer gelet op de beveiliging ter zee en ze hebben vijf colleges opgericht die men de Admiraliteit noemt. De Admiraliteit heeft de leiding over alles wat de oorlog ter zee aangaat, waarvoor de middelen gebruikt worden die men ontvangt voor konvooi (bedrag te betalen voor vrijgeleide bij de koopvaart) en licenten over uitgaande en binnenkomende goederen, ook van de binnenwateren.

Het College wordt gekozen uit de gecommitteerde edelen van de vorstendommen Gelre, het Sticht Utrecht, Holland, Zeeland, Friesland en Overijssel. De namen der plaatsen waar ze hun residentie houden zijn: Amsterdam, Rotterdam, Middelburg, Hoorn en Enkhuizen samen, Harlingen en Dokkum samen. Elk jaar of elke drie jaar verwisselen ze hun College. Zie verder E. van Meteren, fol. 296. Uit het College zijn kloeke zeehelden gesproten, zoals uit het College van Rotterdam de vermaarde zeeheld Lambert Hendriksz. van den Briel, alias Mooy Lambert, wiens veelvuldige acties en zeeslagen tegen de Spanjaarden en tegen de Duinkerkers, alsook tegen de Turken te lezen zijn in W. Baudartius door Van Meteren.

Mooy Lambert stierf in zijn bed in 1625, 75 jaar oud, ziek van zee gekomen en ligt begraven in het koor van de Grote Kerk in Rotterdam, waar zijn grafschrift te lezen is. En verder liggen er meer andere kloeke Batavieren, die in de geschiedenis vermeld zijn.

pietheyn

Maar in het bijzonder noem ik Pieter Pietersz. Heyn uit Delfshaven, oud-schepen van Rotterdam. Hij was vice-admiraal van de admiraal Willekes bij het veroveren van de Bahia de todos los Santos in 1624, admiraal bij het veroveren van de zilvervloot in de baai van Matança bij het eiland Cuba in West-Indië en daarna admiraal-generaal van de prins van Oranje. Piet Heyn werd in 1629 tijdens het gevecht op zee door de Duinkerkers doodgeschoten en na zijn dood werden alle drie de Duinkerkse oorlogsschepen veroverd en te Rotterdam gebracht. Hij is begraven te Delft in de Oude Kerk.

tromppt

Maarten Harpertszoon Tromp

Destijds stond zijn kapitein Maarten Harpertsz. Tromp hem terzijde, die daarna met hetzelfde ambt begiftigd is. Tromp is geboren in Den Briel, hij heeft van jongs af aan in Rotterdam gewoond, is anno 1640 hertrouwd met een juffrouw uit Den Haag, waar hij nu woont. Zijn daden liggen nu nog vers (fol. 46 verso) in het geheugen, zoals de slag van Mardijk tegen de Spanjaarden en de Duinkerkers de 27ste februari 1638, zoals de slag in Duyns tegen de grote Spaanse Armada in oktober 1639, waar vele lofdichten op gemaakt zijn. Onder andere een van Borghoorn onder zijn beeltenis:

1642. Wij laten Tromp nu op de kust van Vlaanderen om de schepen van de vijand tegen te houden. God geve hem veel succes ter verdediging van onze vaderlandse vrijheid. Nu zullen wij weer teruggaan om te verhalen over verre scheepsreizen en tot slot over de Oost- en West-Indische Compagnie, zo het de Here God behaagt. (P.T. Picolet).

Toen anno 1578 Amsterdam het het langst van de Hollandse steden hield met de koning van Spanje, zodat de handel ter zee haar geheel belet werd, kwamen de Oosterse schepen de Maas op naar Rotterdam, waardoor de stad begon te floreren. Maar doordat Amsterdam met de Staten van Holland en de prins van Oranje tot overeenstemming kwam, zijn de kooplieden vanuit Rotterdam weer naar Amsterdam vertrokken, omdat zij daar het meest thuis hoorden. Rotterdam is evenwel in die tijd toegenomen, zowel in de scheepvaart alsook in het groter worden van de stad, door de komst (fol. 47) van vele kooplieden uit Brabant, Artois, Henegouwen etc., welke provincies alle ingenomen werden door de prins van Parma. Door de langdurige oorlogen werden die landen totaal verwoest. De koopman, die vrijheid zocht, begaf zich meestal naar Holland.
Daardoor kwamen de Hollandse steden in een florerende staat, hetgeen te merken is aan de vele zeereizen die gemaakt werden. Hierover ga ik deels vertellen, behalve over de dagelijkse scheepvaart op Spanje, Frankrijk, Engeland, Schotland en andere gewesten.

In het jaar 1595 hebben de kooplieden uit Rotterdam ook deelgenomen aan de twee reizen naar het noorden om het Waaigat of de Straat van Nassau door te zeilen of om rond de kusten van Nova Zembla te zeilen. De kooplieden uit Rotterdam hebben daar ook aan deelgenomen met een jacht, waarop komijt (bevelhebber van een galei of ander schip) Hartman en Hans van Nuffelen (naderhand brouwer in 't Anker) meevoeren. Maar deze reizen zijn vruchteloos geweest, niet goed te doen door de grote ijsgang, zoals te lezen is in de journaals van Ellert de Veer en J.H. van Linschoten.

mahucordesrdam

1598

De Vloot van Mahu en Cordes voor Rotterdam bestaande uit

De Hoop, het Admiraalsschip
De Liefde
Het Geloof
De Trouw
De Blijde Boodschap

In 1598 zijn onder het gezag van de admiraal Jaques de Mahu in Rotterdam vijf schepen uitgerust om door de Straat van Magellanes in de grote Mar del Sur langs de kusten van Peru, Chili, Rily en zo de hele aardkloot rond te zeilen. Maar deze vloot is op de Zuidzee in de vernieling geraakt door stormwinden, alsook door de Spanjaarden van Calre, Lima, Civitad del rey vernietigd. Naderhand werden er nog gevangenen van andere vloten daar vandaan bevrijd.

Op de 4de september is alleen kapitein Zebald de Waard met twee schepen van de vloot afgedreven en teruggedreven in de Straat van Magellanes. Daar bleef hij wel 4 maanden in onuitsprekelijke armoede en moeilijkheden, het ene schip achterlatend om het andere te bemannen, omdat zij daar wel 68 mannen verloren hadden. Zij zijn er uiteindelijk toe gedwongen geweest langs Kaap de Goede Hoop naar het vaderland terug te keren en zijn in juni 1599, na 25 maanden weggeweest te zijn, te Rotterdam aangekomen. Zie het journaal van Barent Jansz., chirurgijn, die mee op reis is geweest.

(fol. 47 verso). Op 2 juli 1598 zijn vanuit Rotterdam de twee schepen "Mauritius", als admiraalschip en "de Eendragt" uitgezeild. Voorbij het Goereese gat zijn zij verder gevaren naar Duyns om de andere twee schepen op te wachten, die vanuit Amsterdam kwamen. Dit waren de "Henrik Frederik" als vice-admiraalschip met het jacht "de Hoop" onder het bevel van de generaal Olivier van Noord uit Utrecht. Zij wilden om de aardkloot zeilen, zoals ook Jaques de Mahu zich voorgenomen had.

De 21ste september zijn zij met deze vier schepen vanuit Duyns uitgezeild. Zij arriveerden op het laatst van november in de Straat Magellanes, waar zij het schip van kapitein Zebald in een desolate toestand vonden. Zij voorzagen het van vers water en van verse spijzen voor zover zij konden missen, omdat zij zelf nog een lange gevaarlijke reis te maken hadden. Eindelijk kwamen zij door de straat in de grote Zuidzee, waar zij veel avonturen beleefden op de kusten van Peru, Chili, Lima, op 't eiland la Mocha. Ze staken eindelijk de Zuidzee over en kwamen zo van achter op de Filippijnse eilanden in Manilla. Daar leverden zij veel slagen met de Spaanse schepen, zeilden op dezelfde manier verder door geheel Oost-Indië naar het vasteland van Malakka, naar Kaap de Goede Hoop, naar het eiland St. Helena en keerden in augustus 1601 met het schip "Mauritius" met alleen de generaal (en 45 man) terug naar Rotterdam.

Voor haar wonderlijke avonturen, eigenaardigheden en gevechten te water en op het land zie de beschrijvingen die te Amsterdam en te Rotterdam zijn gedrukt.

Te Rotterdam werd vanwege het zien van het ongewone verschijnsel van een schip, dat als eerste vanuit de Nederlanden of uit de hele wereld de aardkloot rond gezeild had, de grote vreugde getoond door de klokken te luiden.

Verder is de scheepvaart op Oost- en West-Indië toegenomen, maar omdat de schepen van de kooplieden de ander dikwijls in de weg voeren of dezelfde bestemming hadden (fol. 48), is er anno 1602 met octrooi van de Heren Staten en Zijne Excellentie de prins van Oranje besloten tot het oprichten van een generale Oost-Indische Compagnie, bestaande uit zes kamers, te weten: Amsterdam, Zeeland, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen, die elk hun bewindhebbers hebben.

bewindhebberenrdam1

Rotterdam had negen personen, dit waren: Fop Pietersz. van der Meyde, Willem Jansz. Frank, Gerrit Huygensz. Vis, Pieter Leendertsz. Busch, Johan van der Veeke, Willem Jansz. van Loon, Jan Jakobz. Mus, Adriaan Spiering, Cornelis Matelief de jonge. Verder elke kamer naar zijn kwaliteit. Voor haar verdere geleidelijke ontwikkeling etc. zie E. van Meteren, lib. 24, cap. .. fol. 81, 82 etc. Nu is deze Compagnie een vaste welgestelde republiek onder het gezag van de staat. Haar generaal kantoor is in de buurt van Batavia, waar de schepen afgevaardigd worden. Batavia wordt voor een niet te veroveren stad gehouden, Borre in zijn beschrijving van 's-Hertogenbosch, fol. 409.

De West-Indische Compagnie heeft lange tijd particuliere handel gedreven op de kusten van Genera, Angola, Congo, Brazilië, de eilanden Florida, Nova Spajola etc. en alles wat zich uitstrekt van de Kreeftskeerkring tot de Steenbokskeerkring bezuiden de evenaar. Het is zo dat ze met het aflopen van de Treves (het Twaalfjarig Bestand) anno 1621 en 1622 ook een dergelijk octrooi verkregen, wat ze tijdens de Treves niet konden krijgen. Het was strijdig met het traktaat dat met de koning van Spanje was aangegaan. Het octrooi was voor de Treves al in onderhandeling geweest, maar na de Treves is de compagnie volledig toegestaan door de Staten Generaal en door Zijne Excellentie. Ze hebben nog twee kamers meer dan de Oost-Indische Compagnie, de steden Groningen en Dordrecht. Zie Baudart, 13 boek, fol. 74 en fol. 76,77.

De namen van de eerste bevelhebbers van de kamer van Rotterdam zijn: Henrik van Ek, uit Arnhem; Thomas Verwey, uit Deventer; Nikolaas Puyk, uit Rotterdam; Cornelis van Driel, idem; Hendrik Nobel, idem; kap. D.P. van der Veen, idem; J. Velthuyzen, idem.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

16 Januari 2016