Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Monsieur P.M.M. Lepeintre brengt een bezoek aan Rotterdam c. 1828

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Monsieur P.M.M. Lepeintre brengt een bezoek aan Rotterdam c. 1828

Vertaald uit het Frans.

Pierre Marie Michel Lepeintre, 1785-1847, Frans schrijver. Vier maanden in de Nederlanden, bijkomstige en kritische reis van twee schrijvers door België en Holland. Parijs, 1830, blz. 39 vlg.

Om te beginnen konden wij niet arriveren in een wezenlijk Hollandser stad dan Rotterdam is. Toen wij er een deel van de invallende duisternis hadden doorgebracht, heb ik hetzelfde gevoel van vervreemding gehad als wanneer ik in Kanton of Madras zou zijn geweest. Het hotel St. Lucas (dit stond aan de Hoogstraat) waar wij onze intrek hebben genomen, bevindt zich in een straat die op een dijk is gebouwd en in een wijk vol steegjes en koortsachtige drukte. Daar hadden onze handelspartners geboekt, ze moesten wel erg op de centen zijn om in het lelijkste deel van de stad te boeken.

Wat ons betreft, men heeft ons ik weet niet hoe ik het moet uitdrukken behandeld. We troffen er een onaangename ruimte aan, een vreemde zaak in Holland. De eetzaal is waarlijk een rookhol; en alhoewel wij er niets anders dan Frans spraken, werden wij er ook apart gehouden van de Vlamingen. Geen enkel belangwekkend woord, elk absurd gesprek was door mensen die de doctoren bespotten of die smakeloze kroegtaal bezigden. Trouwens niets van wat er beweerd werd in dit huis, noch over de stad noch over haar inwoners, noch over hun gewoontes kon ons tot inlichtingen dienen.
Eén enkele man van hoge leeftijd, een Fransman die sinds achtentwintig jaar in Haarlem was gevestigd, leerde ons de manier om de minst mogelijke kosten te maken in de publieke huizen, en, hoe zal ik het zeggen? de middelen van veilige omgang met de vrouwen van goede wil, waarvan er volgens hem in Rotterdam niet genoeg meer konden zijn voor de reiziger die geen weerstand kan bieden aan zijn gevoelsmatige neigingen.

Vertrekkend zonder ons te hebben kunnen voorzien van een gids om met ons naar een handelaar te gaan, waarvan meneer Vandermal ons het adres in St. Pierre had gegeven, gingen we binnen in een labyrint van smalle straatjes over de hele lengte verdeeld langs de kanalen, gevuld met een massa voetgangers, de een beladen, de ander aan het laden en bepakt met een grote hoeveelheid kool, aardappels, groentes, vis, levensmiddelen van allerlei soort.

In een naburige straat, even nauw als de andere, aangekomen, voelden wij ons plotseling in een soort plensbui verzeild geraakt. Hoe zal ik het zeggen? Waar komt deze wolk vandaan? Inderdaad, het is donker, maar dat komt doordat de straat heel smal is, voor het overige is de lucht sereen en hemelsblauw. Een minuut later zijn we doorweekt geraakt door een heel hevige regenbui.

We kijken omhoog: de dienstmeisjes aan twee kanten van de straat, verschanst achter de benedenverdieping, richten spelenderwijs wederzijds hun perspompen op de tegenoverstaande huizen; op een manier dat de dienstbode van het ene huis loodrecht omhoog spuitend het huis van haar linker kameraad besproeit, die bij haar hetzelfde doet. Het is als wederzijds bombardeeronderwijs, dat resulteert in een kruis van opspuitend water, dat na een parabool beschreven te hebben, terugvalt in overvloedige dauw op de mensen in het midden van deze straat, zodat de sproeisters er minder door geraakt worden en waar zij veronderstellen dat zich geen voorbijgangers bevinden. Op die manier hielden zij geen rekening met hen die het erop gewaagd hadden daar te lopen.
Wij slaakten een hevige kreet. Op datzelfde ogenblik stopten de pompen en de deuren gingen dicht. We stonden daar met kleren die ontluisterd waren, tot wij ons echter konden afdrogen met een damasten servet dat een van de dienstbodes, minder officieel en berouwvoller dan de anderen, die toegesneld was, ons gaf. Ze kwam om ons uiteindelijk te doen begrijpen, Hollands sprekend, dat die dag juist de dag was van de algemene wasbeurt van alle huizen.

De inwoners van Rotterdam zijn beotiërs, zei hij, ze hebben niet alleen geen openbare bibliotheek, hoewel ze met goed 40.000 mensen zijn. Ze hebben wetenschappelijke sociëteiten en geen geleerden; een sociëteit voor schone kunsten en geen artiesten; een mooie exotische tuin, omdat dat verplicht is in iedere stad in Holland. Zij hebben helemaal geen schilderijen, nog tellen zij tien keer minder amateurs dan er zijn in Antwerpen en in Brussel. In veel zaken van het leven, zijn zij even weinig geciviliseerd als de Spanjaarden en de Turken. Tenslotte wil ik duidelijk mijn verachting uiten over de platvloerse taal die men heel stoer vindt en over de behandeling van bruinvissen en eenden die zo is, dat ze de luidruchtige hilariteit van alle toeschouwers opwekt.

We konden het niet laten de buitengewone schoonheid en glans van de verf aan de buitenkant van alle gebouwen te bewonderen en wij waren verrast door de mooie uitzichtpunten die de kades, de kanalen, de bruggen boden. Ik heb de meest bijzondere perspectieven gezien waaraan men vreugde beleefde in de omgeving van onze Pont Neuf. Een deel van Rotterdam is ruim en zeer aangenaam. Brede en diepe kanalen die de stroming en het terugvloeien van de Maas beletten ongezond te zijn, waar men de grootste schepen voor anker ziet gaan voor de magazijnen en de winkels van de rijksten en men elkaar spreekt op de duizenden ophaalbruggen. Er zijn fantastische kades aan de zijde van die kanalen, verfraaid met rijen grote lindebomen en bezet met hoge huizen, waarvan men zei dat ze pas gebouwd zijn: voilà de algemene eerste indruk.

Enkele wijken zijn pittoresk, zoals die van de Admiraliteit met zijn scheepshellingen, een kade biedend mooier dan alle andere, waar de Maas een bocht maakt, die gevolgd wordt door een prachtige beplanting, afgewisseld door bakstenen huisjes, waarvan de rangschikking diverse dessins vormt. In het midden van de stroom die deze woningen omspoelt, zogezegd weg van de golven, toont zich een eiland bedekt met bosjes. Nee, ik herhaal het, niets kan een idee geven van de gevoelens die wij ervoeren in een land waar alles zo geordend en zo gevarieerd is, in een mate zo verschillend van wat men in het onze ziet.

Wat ons het meest trof, is het streven naar reinheid, dat heerst in en buiten de huizen, waarvan België zelfs, hierin zo superieur aan Frankrijk, ons zo ver leek af te staan van de plaatsen waar wij juist aangekomen waren. Wat schetst onze verbazing: wij hadden net vernomen dat diezelfde inwoners van Rotterdam, zo fanatiek rein op hun meubels, hun muren en scheidingswanden, hun plaveisel en trappen, dat geenszins waren op zichzelf.
Wij hadden al vanaf onze aankomst opgemerkt dat de mensen op straat erg vies waren; dat de vrouwen, waarvan het er 's avonds wemelde, vies zijn, dat de werklui vies zijn.

Ziehier de burgers.
Wij gaan naar het Royal Bath Hotel (dit stond aan de Boompjes) om een bad te nemen. Het is het enige etablissement in zijn soort dat er is in Rotterdam, maar we zijn verbaasd over zijn geringe omvang. Men deelt ons mede dat het nog niet langer dan een jaar bestaat in de stad en dat ze er daarvoor nooit een had gehad. Dus, zeg ik, iedereen moet zich er wel naartoe haasten en u gaat rijk worden. Het is jammer dat het niet groter is. - Hè! meneer, het is nog groot genoeg; er zullen alleen maar vreemdelingen komen. - Onmogelijk! Maar hebben de burgers baden bij u? - Nee, meneer, niemand heeft die in Rotterdam. Iedereen probeert al zijn dingen te doen zoals zijn vader het deed en men denkt helemaal niet aan dergelijke verfijning. - Hoezo verfijning? Maar de reinheid dan? - Men let hier niet op de reinheid zich te baden. - Zelfs de dames niet? - Zij die zich baden geven aanleiding tot kletspraatjes; en wanneer ze toevallig naar de stad gaan, kunnen ze zich maar beter verstoppen.
Ik kwam niet meer bij van verbazing, de dames baden zich niet! Welke conclusie trekt men daaruit? Ten eerste zijn ze helemaal geen kokette dames. De echtgenoten moedigen hen er helemaal niet toe aan. Als het uit onbekendheid met oude zeden is, dan is het zo te zeggen uit grove onwetendheid wat betreft de oude tijd. De inwoners van Rotterdam zijn inderdaad beotiërs, die tevreden zijn met een bestaan zonder hun lichaam te wassen.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

26 Februari 2018