Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Het Land van Beloften, gelegen in het voormalige Hof van Weena, buiten 't Hofpoortje van Rotterdam

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Weena en klik op ENTER




Het Land van Beloften, gelegen in het voormalige Hof van Weena, buiten 't Hofpoortje van Rotterdam

hofvanweena1400

vermoedelijk een fantasie tekening van het Hof van Weena,
zoals het eruit zou hebben gezien rond 1400

In de 17de eeuw, om precies te zijn van 7 mei 1643 tot 20 augustus 1649, hadden mijn stamgrootouders Joost Florisz van der Laen (alias Pronck), pottebacker en zijn vrouw Maertge Leenderts een huis en erf met daarop een pottenbakkerij in eigendom, genaamd Het Land van Beloften.

Joost Florisz is geboren als zoon van Floris Jorisz de Calckmeter en Judith Joosten in Delft voor 1617, de exacte datum is niet bekend.
In "De Delftse pottenbakkersnering in de Gouden Eeuw" wordt hij al als pottebacker vermeld als producent van rood pottengoed.
Het echtpaar kreeg 8 kinderen.

Joost Florisz pottebacker huurt in 1636 een huis met erf en pottenbakkerij aan de Delftse Vaart in Rotterdam voor 130 gulden per jaar.

In 1643 koopt Joost Florisz Pronck voor 1500 gulden Het Land van Beloften, beoosten der volmolen (vollen is het doen vervilten van wollen weefsel) aen 't gangpadt, ten oosten Mees Jacobsz scheepmaker, streckende voor van cade tot achter aen de voorzegde gang, gelegen bij Katshoek.

Op een pottenbakkerij moesten diverse werkzaamheden worden verricht. De eigenaar-pottenbakker werkte met zijn gezinsleden in het bedrijf. Slechts bij een tekort aan deze arbeidskrachten was er sprake van betaalde arbeid, loonarbeid van beperkte omvang.
De echtgenote van de eigenaar-pottenbakker nam in de bedrijfsvoering een essentiële plaats in. Bovendien kon zij na het overlijden van haar man het bedrijf voortzetten zonder de verplichting een dure meesterknecht in dienst te nemen.

Voor de berekening van de productie op jaarbasis diende rekening te worden gehouden met de periode in de winter dat het werk in de pottenbakkerij stil lag. Niet alleen was door vorst transport van grondstoffen en brandstof per schip uitgesloten, ook was bij vriezend weer de kans op vorstschade wat de vormelingen betreft groot.
De nog vochtige klei van het draaigoed in de droogruimten van de pottenbakkerij was uiterst gevoelig voor temperatuur onder het vriespunt.

De oven werd van beneden tot boven vol gezet. Boven op de oven werd het ruwe goed voor de eerste keer gebakken. Voor het stoken werd hout gebruikt. Het aardewerk stond ongeveer dertig uur (eerst een smeulend vuurtje, daarna klein vuur en ten slotte groot vuur) in de oven voordat het was "afgebakken".

In "De Rotterdamsche Plateel- en tegelbakkers en hun product van 1590 - 1851" wordt vermeld dat wegens de snelle uitbreiding van het plateel- en tegelbakkersbedrijf in de jaren 1620 - 1640 Schout, Burgemeesteren en Schepenen van Rotterdam het raadzaam en wenschelijk oordeelden dit bedrijf wettelijk te regelen.
Zij besloten de plateel- en tegelbakkers, die geen afzonderlijk gilde vormden, op te nemen in het Sint-Lucasgilde.
1649 No. 97. Joost Floriszn. Pronck, ook wel kortweg Joost Floriszn. genoemd, wordt nu als tegelbacker, dan weder als pottebacker aangeduid.
Hij is evenwel eigenaar van eene pottebackerij geweest; vermoedelijk zijn dus de tegels, die hij vervaardigde, geen majolica-muurtegeltjes, doch vloertegels geweest.

Op 29 april 1661 verklaart Maertge Lemerts, weduwe van Joost Floriszoon, wonend in Schiedam, 65 jaar oud, dat ongeveer 21 jaar geleden haar man een zeker erf, waarop de pottenbakkerij van de genoemde Bundervoet tegenwoordig staat, gekocht heeft om daar een pottenbakkerij op te richten.
Op aanklacht van enige buren is hem dat verboden door de magistraat van Rotterdam.

Doch zes weken na het betreffende verbod heeft de magistraat meegedeeld, dat hij, als ze op dezelfde verstandige wijze zouden doorgaan, mits stevig en sterk te bouwen, toestemming kreeg hiervoor.
Haar man heeft toen zelf een geschikte pottenbakkerij gebouwd, die door hem en daarna door haarzelf continu in bedrijf is gehouden tot de pottenbakkerij omtrent elf jaar geleden is verkocht aan Gerrit Michielszoon Bundervoet. Gedurende de tijd dat de pottenbakkerij in gebruik was, is hun nooit een verbod opgelegd door de eerdergenoemde magistraat, maar hebben zij steeds de pottenbakkerij zonder onrust en vreedzaam bezeten en gebruikt.

Het Land van Beloften, de pottenbakkerij van Joost Florisz van der Laen, (alias Pronck), was gelegen in het voormalige Hof van Weena, buiten 't Hofpoortje van Rotterdam.

In "Beschrijvinge der stad Rotterdam en eenige omleggende dorpen" wordt vermeld dat kort na 1590 de lakenramen van het terrein tusschen de Westewagenstraat en Coolvest zijn overgebracht naar het door de stad aangekochte Hof van Weena,dat een adellijk Slot en Stamhuis van de Edelen van Wena is geweest, welke uit een jonger broeder van den Heer van Wassenaar, Burg-graaf van Leiden, gesproten zouden zijn.
In 't jaar 1676 of 77 wierd alhier, in 't graven in een Raam, nog een zilveren drooplepel en eenige fundamenten gevonden.

Het Hofpoortje heeft voor dezen een van de Stadstorens geweest, gelijk er nu nog veel om stads vesten leggen, dog het is in de Hoeks- en Kabbeljaauwsche tijd, als zommige willen, doorgeslagen voor den Heer van Wena, andere zeggen Brederode, Gouverneur der Stad en dat die ook Heer van Wena was.
Voorts werd er nog bij gevoegt, dat er niemand door 't Hofpoortje mogt gaan als dezen Heer; die had er de sleutels van en kon nagt en dag in de Stad komen als 't hem geliefde.
Voor dit regt of prevelegie moesten de Heren van Wena in oorlogs tijd zestien gewapende mannen houden, te weten tussen de Delfse en 't Hofpoortje.

delfschepoort1670

1670

De Delftse Poort met links de Hofpoort

In 1426 viel Wena in handen van Willem van der Nagel, die van gravin Jacoba van Beieren de opdracht kreeg alle sloten van haar vijanden te vernielen.
Ook slot Bulgersteyn werd verwoest.

bulgersteyn1300

slotbulgersteinrec

Twee spekulaties van Slot Bulgersteyn

Met Weena ging een aantal zeer belangrijke archiefstukken verloren, betrekking hebbend op de geschiedenis van de stad Rotterdam.
Het slot werd niet meer herbouwd. Tijdens de Spaanse troebelen gingen de nog overeind staande resten verloren.

Dit zuchtte een onbekende dichter uit 1661.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

15 Oktober 2014