Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rotterdam rond het jaar 1300 volgens de kroniek van R.J. Koopmeiners

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld stadswapen en klik op ENTER




Rotterdam rond het jaar 1300 volgens de kroniek van R.J. Koopmeiners

In de voorgaande opstellen is aangetoond:

1e. dat Rotterdam in Crooswijk zijn begin moet hebben gehad;

2e. dat dadelijk na het gereedkomen van de Rotterdam langs de Maas zich op en aan de Middeldam 's graven ambacht Rotterdam heeft ontwikkeld;

3e. dat Rotterdam lang vóór 1340 stadsrecht heeft bezeten.

Uit de periode rond het jaar 1300 bevatten de oude kronieken berichten die er op wijzen, dat Rotterdam in die jaren reeds een plaats van enige betekenis moet zijn geweest. Ze komen op het volgende neer:

floris5pt

1256 - 1296

Graaf Floris V van Holland

In 1296, na de moord op graaf Floris V, werd Jan van Avesnes, graaf van Henegouwen, o.a. te Rotterdam als graaf van Holland gehuldigd.

In 1296 scheepten zich een aantal vooraanstaande edelen te Rotterdam in, om Jan, de zoon van graaf Floris V, die zich in Engeland bevond, te gaan halen en naar Holland te brengen.

In het begin van 1297 ging de zoon van Floris V, nu graaf Jan van Holland, met groot gevolg te Rotterdam aan land.

In 1297 ontbood graaf Jan van Holland zijn neef Jan, graaf van Henegouwen, naar Rotterdam om van zijn beleid in Holland rekening en verantwoording te doen.

bulgersteyn1300

slotbulgersteinrec

Twee spekulaties van Slot Bulgersteyn

In 1298 werd ridder Nic. Persijn op 's graven last op het slot Bulgersteyn in gijzeling gesteld.

In het jaar 1300 werd Nic. Persijn met nog zes andere ridders naar Rotterdam ontboden, om daar in gijzeling te gaan.

In 1304 werd o.a. Rotterdam door de Vlamingen ingenomen en ze werden er in hetzelfde jaar weer uit verdreven.

familiewapenruigrok

stadswapen

Het wapen van Rotterdam, resp. zonder en met de twee rode en twee zwarte leeuwen, resp.Holland en Henegouwen

In 1305 werd Rotterdam door graaf Willem III beloond wegens zijn belangrijk aandeel bij het verdrijven van de Vlamingen uit Holland en Zeeland. Rotterdam mocht voortaan het wapen van Henegouwen, twee rode en twee zwarte leeuwen op een veld van goud, aan zijn wapen groen-wit-groen, toevoegen.

Het is nodig dat die berichten in onderling verband worden toegelicht:

De adel van het graafschap Holland (de gewone bevolking telde niet mee), was in twee politieke stromingen verdeeld, n.l. in Engels- en in Fransgezinden.
Graaf Floris V was de Engelse politiek toegedaan. Hij liet zijn zoon Jan aan het Engelse hof opvoeden. Hij en koning Edward werden het er over eens, dat Jan met de dochter van koning Edward zou trouwen. Toen Jan één jaar was werd hij met prinses Elisabeth verloofd. Maar in 1295 gooide Floris V het roer om en sloot een verbond met Frankrijk. Vermoedelijk, omdat de verwikkelingen, die ontstaan waren tussen het huis Avesnes en dat van Dampière, de veiligheid van Zeeland in gevaar brachten. Het behoeft zeker geen betoog, dat koning Edward en niet minder de Engelsgezinde Hollandse edelen, daarmee geen genoegen namen.
Waarschijnlijk op instigatie van koning Edward, in ieder geval met zijn instemming, ontstond onder de Engelsgezinde edelen een samenzwering met het doel om graaf Floris V naar Engeland te ontvoeren. Zij lokten hem in een hinderlaag. Maar toen het landvolk daarvan lucht kreeg, kon het plan niet ten uitvoer worden gebracht. Dit kostte graaf Floris V het leven.

Het behoeft nauwelijks gezegd, dat het graafschap na deze schokkende gebeurtenis een hevige crisis doormaakte en dat de Frans- en de Engelsgezinde edelen daarvan trachtten te profiteren. De Fransgezinden deden een beroep op Jan van Avesnes, graaf van Henegouwen, een neef van Floris V. Zij verzochten hem zo spoedig mogelijk naar Holland te komen, en tijdelijk de teugels van het bewind in handen te nemen. Hij gaf daaraan maar al te gaarne gehoor.
De Engelsgezinde edelen, bevreesd dat het graafschap in het Franse kielzog terecht zou komen, spraken af dat een aantal hunner zich naar Engeland zou begeven, om de jonge graaf Jan naar Holland te brengen. Volgens de oude Hollandse kronieken scheepten zij zich in te Rotterdam. Onderwijl liet graaf Jan van Henegouwen zich in enkele Hollandse steden, waaronder ook Rotterdam, tot graaf van Holland huldigen. (55)

In allerijl nam koning Edward maatregelen om de band tussen Engeland en Holland te verstevigen. Op 7 januari 1297 werd het huwelijk tussen de 13-jarige graaf Jan van Holland en prinses Elisabeth voltrokken. Met groot gevolg vertrok nu graaf Jan naar Holland.
Nu vermeldt Joh. Beka, een geschiedschrijver uit de eerste helft der 14e eeuw, dat het doel van 's graven reis Holland was, maar dat hij, door tegenwind daartoe genoodzaakt, te Veere op Walcheren aan land is gegaan, terwijl andere kronieken vermelden, dat hij te Rotterdam geland is. (56)
Neemt men aan, dat wat Beka over die reis vertelt, waar is, en er is geen reden om dat te betwijfelen, dan staat het toch vast, dat, weer en wind dienende, de reis naar Holland is voortgezet, en dat men te Rotterdam, vanwaar men was uitgevaren, ook aan land is gegaan.

janavenes (28K)

Jan van Holland, ook wel Jan I genoemd, inderdaad die van

In Den Haag daar woont een Graaf

Toen graaf Jan van Avesnes vernam dat zijn neef Jan van Holland was gearriveerd, begaf hij zich onmiddellijk naar Dordrecht. In de oude kronieken wordt daaromtrent vermeld:

Grave Jan van Henegouwen, als hy verhoorde dat Jonkheer Jan, syn neve, uyt Engeland overgekomen was, is gereist op Dordregt, ende sont notabele heeren tot Jonkheer Jan, dat hy quame tot Dordregt, hy wilde hem dat regiment van Hollant weder resigneren denwelken Jonkheer Jan wederom ontboot "komt tot my met hondert man op een vrygeleyde tot Rotterdamme", daer grave Jan wederom op antwoorden: "daer en is geen vyantschap tussen ons beyde, aldus behoef ik syn geleyde niet". Doe spraken die heeren ende oversten van Dordregt "Doorluchtige Prince ende Heere, believe u te reysen tot Rotterdamme, wy willen met u reysen met alle onse magt." (57)

Graaf Jan van Holland weigerde dus zijn neef in Dordrecht te ontmoeten en stond er op dat de bijeenkomst te Rotterdam zou plaats vinden. Dit moet worden toegeschreven aan zijn raadsman Wolfert van Borselen, die hij op last van koning Edward had moeten beloven, niets te doen zonder medeweten of toestemming zijnerzijds.

wolfertborsln (41K)

Wolfert van Borselen

Van Borselen had op die manier alle macht in Holland aan zich getrokken, en, aangezien hij een fel aanhanger was van de Engelse politiek, zag hij in de Fransgezinde graaf Jan van Henegouwen een vijand, die mogelijk, onschadelijk moest worden gemaakt. En die mogelijkheid bestond, wanneer hij hem naar Rotterdam kon krijgen, waar hij hem op het slot Bulgersteyn in gijzeling kon houden. Graaf Jan van Henegouwen schijnt dit te hebben begrepen en maakte zich uit de voeten naar Henegouwen.

Nu is het opmerkelijk, dat, waar de kronieken vermelden, dat de voorgenomen samenkomst te Rotterdam moest plaats vinden, Melis Stoke in zijn Rijmkroniek niet Rotterdam, maar Bridorp noemt. Hij doet dit met de volgende woorden:

melisstoke (42K)

Melis Stoke aan het hof van Jan II van Avesnes, graaf van Holland en Zeeland

Nu was Melis Stoke een man van aanzien. Hij was klerk (toen een hoge positie) op de tresorie en kanselary der grafelijkheid en moet dus geacht worden uitstekend op de hoogte te zijn geweest van wat er in Holland gebeurde, terwijl hij een tijdgenoot was van graaf Jan.
Het behoeft dus niet te verwonderen, dat men aan zijn bericht de voorkeur gaf. Men stelde toen vast, dat de graaf van Henegouwen niet naar Rotterdam, maar naar Bridorp op Schouwen is ontboden. (59) Maar het moet toch haast onmogelijk worden geacht, dat twee vorsten, met gevolg, lijfwacht en krijgslieden elkander in een armelijk dorpje, waar nagenoeg niemand een behoorlijk onderkomen kon vinden, zouden hebben kunnen ontmoeten?
Nee, dat moet onbestaanbaar worden geacht.

Loopt men de Rijmkroniek verder na, dan wordt daarin zèlf de oplossing aan de hand gedaan. De handeling, waarin dit tot uiting komt, speelt een paar jaar later. Na de moord op Wolfert van Borselen, die op 1 augustus 1299 te Delft plaats vond, verzocht graaf Jan van Holland, zijn neef Jan, graaf van Henegouwen, bij hem in Den Haag te komen, vermoedelijk tot herstel van het geschokte vertrouwen. Er is toen ook gesproken over de mislukte bijeenkomst in het voorgaande vermeld.

Melis Stoke geeft Jan van Avesnes nu de volgende woorden in de mond:

Uit deze aanduiding blijkt duidelijk dat er van Bridorp op Schouwen geen sprake kan zijn geweest. Daar ter plaatse, noch in de omgeving er van, heeft nimmer een slot gestaan. Er heeft zich daar ook nooit een sluis bevonden, die voor een topografische aanduiding in aanmerking kwam.
Het Bridorp van Melis Stoke lag bij Rotterdam. De "Bridorper Sluse" was de latere Spoye, het Spui bij de Vlasmarkt. En met "den huse" wordt het slot Bulgersteyn bedoeld, waar een paar jaar later Nic. Persijn en andere ridders in gijzeling hebben gelegen.
Er zijn nog gegevens aanwezig waarin gesproken wordt van de Bridorper Sate, die later Enghebrechtsbroek werd genoemd; van de Bridorper watering en van Bridorp, welke aanduidingen later verbasterd zijn tot Blijdorper wetering en Blijdorp. (61)

Nu was het in oude tijden gebruikelijk, dat de sluizen werden aangeduid door het noemen van de ambachten, die, omdat zij er hun overtollig water in loosden, met het onderhoud of de onkosten er van waren belast. Zo had men in de Rotterdam de Rottesluis, die op diepte moest worden gehouden door het ambacht Rotten, de Bleiswijker- en de Zevenhuizersluis. Ligt het nu niet voor de hand, dat de sluis, die op de afwatering van de Bridorper sate betrekking had, als de Bridorper sluse is aangeduid, welke aanduiding later verdrongen is door Spoye of Spui? En in de onmiddellijke nabijheid van die sluis stond het slot Bulgersteyn, het huis, waarin blijkens brieven uit die tijd, voor de graaf gevaarlijke edelen werden gegijzeld. Het behoeft dus niet te verwonderen, dat Jan van Avesnes, toen hij "te Bridorper sluze op den huse" ontboden werd, wel wist wat hem daar wachtte en de benen nam.

In een brief van 21 september 1298 verklaart Nic. Persijn o.m. dat hij zich op last van de graaf in gijzeling begeeft "op 't huus dat Ghysbrecht Bokels was." (62) Met dit huis wordt slot Bulgersteyn bedoeld.

Graaf Jan II was óók niet gerust inzake het gedrag van Nic. Persijn.
In een brief van 4 juli 1300 gelastte hij Nic. Persijn en nog zes andere edelen, om binnen vier dagen naar Rotterdam te komen om daar in verzekerde bewaring te blijven, omdat hij een kwaad vermoeden tegen hen had. (63)
Ook deze heren zullen ongetwijfeld op Bulgersteyn zijn gegijzeld.

Voor de geschiedenis van Rotterdam zijn bovenomschreven gebeurtenissen van weinig of geen belang, maar er blijkt toch uit, dat Rotterdam méér was dan een plaatsje, dat nog maar nauwelijks een gehucht mocht heten, zoals wordt beweerd.

In 1304 kreeg Rotterdam het te kwaad met de Vlamingen. In dat jaar werd Zierikzee door de Vlamingen belegerd. Een groot gedeelte van de vloot stevende onverwacht naar Holland en overrompelde de steden Rotterdam, Gouda, Delft, Schoonhoven, Utrecht, Leiden en zelfs Haarlem, zonder dat er van een ernstig verzet sprake kon zijn. Uit deze plaatsen werd een aantal gijzelaars genomen, dat op het kasteel te Gouda in verzekerde bewaring werd gehouden. Ruim een maand later werden de Vlamingen weer uit die steden verdreven. (64)

In het jaar 1305 verkreeg Rotterdam het voorrecht, om aan het stadswapen, een staande paal zilver op een veld van sinopel, het wapen van Henegouwen te voegen, n.l. twee zwarte en twee rode leeuwen op een veld van goud, omdat de Rotterdammers zich bijzonder verdienstelijk hadden gemaakt bij het verdrijven der Vlamingen uit Holland en Zeeland. (65)

Aan deze berichten mocht zeker wel wat méér aandacht worden geschonken dan wordt gedaan. Het feit alleen, dat Melis Stoke in zijn Rijmkroniek Rotterdam niet noemt, schijnt men als een afdoend bewijs te beschouwen, dat het aan de strijd tegen de Vlamingen geen deel heeft gehad.
Terwijl Schiedam reeds door Melis Stoke in 1302 genoemd wordt als plaats van inscheping tegen Vlaanderen, en in 1304 wordt geprezen wegens zijn flink optreden tegen de vreemde indringers, waarbij "de vrouwen hare mannen trouwelijk hielpen," wordt van Rotterdam niet gesproken. (66)

Nu noemt Stoke heel weinig plaatsen in zijn Rijmkroniek. Maar voor de Schiedammers maakt hij een uitzondering en steekt hen een extra pluim op de hoed. Natuurlijk deed hij dat, want Schiedam stond onder de protectie van vrouwe Aleydis, de zuster van graaf Willem, Rooms koning, weduwe van Jan van Avesnes, graaf van Henegouwen, wiens oudste zoon na het overlijden van graaf Jan van Holland in 1299 graaf van Holland geworden is. En Stoke vervulde een zeer hoge positie aan het hof in die jaren. Geen wonder dat hij aan de Schiedammers meer aandacht schenkt dan aan de andere steden, die de strijd tegen de Vlamingen streden. Maar dat die er bij geweest zijn, staat vast. Iedere plaats was verplicht in tijd van oorlog een bepaald aantal krijgslieden te leveren. Daaraan ontkwam geen enkele plaats, óók Rotterdam niet. Om zich op dit terrein te kunnen oriënteren moet rekening worden gehouden met het volgende:

willem34kleur

Graaf Jan II (1299-1304) lag ernstig ziek te Valenciennes. Zijn zoon, Willem van Oostervant, later graaf Willem III, nam zich voor om de Vlamingen voorgoed uit Zeeland te verdrijven. Hij stelde een welbemande vloot samen, die op de Maas bij Schiedam bijeen kwam. Vandaar werd de tocht naar Zierikzee aangevangen, dat door de Vlamingen belegerd werd. Op de Gouwe, een brede stroom tussen Schouwen en Duiveland, lag een sterke Vlaamse vloot.
Het ging de Hollandse vloot echter niet voor de wind. In de Willinge aan de mond van de Bornisse, kreeg zij met stormweer te kampen. Daarna werd het windstil. De zeilen hingen slap aan de ra's. Men kon niet vooruit komen. De tocht van de Maas naar de Gouwe duurde niet minder dan 14 dagen!
Op zulk een langdurige reis was natuurlijk niet gerekend. Er ontstond ernstig gebrek aan eten en drinken op de vloot. Water was er genoeg, maar dat was zout, dus was er een groot gebrek aan bier, in die jaren de gewone drank tot lessing van de dorst. De Zeeuwse bevolking bood geen hulp, want een zeer groot gedeelte daarvan stond aan de zijde van de Vlamingen.
Op de vloot zag men ook reikhalzend uit naar de proviandschepen, die, geëscorteerd door welbewapende koggen, de vloot waren nagezonden. De vijandige Zeeuwen deden echter hun best om te verhinderen dat de nagezonden levensmiddelen de vloot zouden bereiken. Zij lagen met hun schepen in een hinderlaag, om, als de kans daarvoor gunstig was, deze te overrompelen en de inhoud er van te bemachtigen. Hieraan wijdt Melis Stoke de volgende regels:

In onze schrijftrant overgebracht komt dit hierop neer:

Het was in de avond vóór St. Laurensdag, die op een zondag viel, (9 augustus 1304), dat die van Zeeland overal in een hinderlaag lagen om de spijzen en de drank, ondanks de behoedzaamheid der Hollanders, te bemachtigen. Een schip, dat door vier koggen werd begeleid, had vóór Bridorp 95 vaten, gevuld met bier, gezouten zalm en vlees ingeladen, waaraan men meende genoeg te hebben.

Stoke noemt dus ook hier weer Bridorp. En als men daar nu gewoon overheen leest, dan denkt men natuurlijk aan het dorp van die naam op Schouwen. En dit te eerder, omdat het Middelnederlands woord "brieden" brouwen betekent. Bridorp zou dus zijn naam ontleend hebben aan de daar gevestigde bierbrouwerijen. En het in de nabijheid gelegen Brouwershaven, zou dan zijn naam danken aan de te Bridorp gebrouwen bieren die daar verscheept werden.
Zo werd en wordt dat gedeelte van de Rijmkroniek geïnterpreteerd. Maar dat is beslist onjuist. Te Bridorp op Schouwen heeft nimmer een bierbrouwerij kunnen bestaan. Er was daar geen ander drinkwater dan hetwelk in de regenton werd opgevangen. Al het water was er zout. En ook de bodem was er van doordrenkt. De hoofdbron van bestaan op Schouwen bestond dan ook uit "sel barnen", d.w.z. dat een gedeelte van de bodem tot zout werd verbrand. De derrie of darink, werd daartoe uit de bodem gebaggerd en daaruit werd dan het zout gestookt. Bridorp dankt zijn naam dan ook zeer waarschijnlijk aan de daar in de omgeving brijachtige darink. De bodemvernieling had in de loop der eeuwen daar zùlk een ernstige vorm aangenomen, dat Karel V het darink delven op Schouwen heeft moeten verbieden. Bierbrouwerijen waren dus te Bridorp op Schouwen onbestaanbaar. Brouwershaven is door graaf Floris V gesticht met het doel om daar de Hollandse bieren op te slaan en vandaar te verschepen naar de plaatsen waar er behoefte aan was.

Voorts dient men rekening te houden met het feit, dat Bridorp op Schouwen in1304 niet meer per schip bereikt kon worden. Omstreeks 1285 zijn de eilandjes, waaruit Schouwen bestond, door een ringdijk tot één eiland gemaakt. De stromen, waaronder de Helchesee en de Duvenee, waren in 1291 reeds geheel of voor een groot deel verland. (68)
Bridorp op Schouwen was toen dus reeds geheel van bevaarbaar water afgesloten. Het moet dus uitgesloten worden geacht dat de Hollandse schepen daar levensmiddelen voor de vloot hebben ingeladen. Trouwens, al zou de toestand daar ter plaatse ook anders zijn geweest, dan is het nòg ondenkbaar dat de vijandige Zeeuwen daar levensmiddelen voor de Hollandse vloot zouden hebben afgestaan. Integendeel, ze lagen in een hinderlaag om de Hollandse schepen te plunderen.

Ook in dit geval kan Melis Stoke met zijn Bridorp niet anders bedoeld hebben dan de plaats van de Bridorper sluis aan de Rotterdam.

Uit een bewaard gebleven rekening van 's graven rentmeester over het jaar 1317 blijkt, dat zich daar bier- en botertollen bevonden. (69)

In het kort samengevat mag dan ook worden aangenomen, dat waar Rotterdam in 1304 door de Vlamingen is ingenomen, die er in datzelfde jaar weer uit zijn verdreven: dat Rotterdam, evenals de andere Hollandse steden, mannen geleverd heeft voor de strijd tegen de Vlamingen; dat als vaststaand mag worden aangenomen, dat de proviandschepen, die de vloot in 1304 zijn nagezonden, van Rotterdam zijn uitgegaan, geen enkel steekhoudend argument kan worden aangevoerd om het bericht in twijfel te trekken, dat het de Rotterdammers in1305 vergund werd het Henegouwse wapen en chef aan het hunne te verbinden.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

12 April 2016