(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
De Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam direct na de Eerste Wereldoorlog
Op 2 december 1918 hield de Kamer van Koophandel haar eerste vergadering na de wapenstilstand. Zo kort na het tenslotte nog vrij plotselinge einde van de strijd met de wapenen, gevolgd door de heftigste schokken op staatkundig en maatschappelijk gebied, achtte president E.P. de Monchy Rz., die zich in zijn nieuwjaarsredevoeringen zo scherp rekenschap kon geven van de uitkomsten van het verleden en de eisen van de toekomst, het ogenblijk voor diepgaande beschouwingen nog niet aangebroken. Slechts een woord vooraf, waarin werd gewezen op de noodzakelijkheid, om onze haven uit te rusten voor de te verwachten felle concurrentie, onderscheidde deze vergadering van de bijeenkomsten op minder historische ogenblikken. Deze terughoudendheid vond wel mede haar oorzaak in de overweging, dat het laatste van de rampzalige oorlogsjaren ten einde liep en dat dus binnen enkele weken het traditionele tijdstip voor herdenking en opwekking zou zijn aangebroken. Op 6 januari 1919 vond de president de gelegenheid, om in zijn nieuwjaarsrede de toestand te peilen en, voorzichtig nog, de eerste lijnen voor de toekomst uit te stippelen.
De wapenstilstand had niet het gevoel van verruiming gebracht, dat de smachtende mensheid enkele maanden tevoren daarmee nog had vereenzelvigd. Stilstand heerste in zaken en de handel was nog algeheel onderworpen aan officiële en semiofficiële lichamen, zozeer in strijd met zijn aard, daar hij, zoals hij dit in zijn elegante woordenkeus uitdrukte, "immers slechts bloeien kan in vrijheid en juist in die vrijheid de voldoening kan smaken, iets te hebben bijgebracht aan het algemeen welzijn." De moeilijkheden van de toestand duidde de president slechts vaag aan; zijn toehoorders hadden zijn welsprekendheid niet nodig, om zich deze voor ogen te stellen. De materiële, onmiddellijke uitwerking van de oorlogsverhoudingen deed zich nog in volle scherpte gevoelen. De blokkade werd nog gehandhaafd, al was zij op onzijdige mogendheden niet van toepassing, de praktijk wees toch uit, dat, tenzij een neutrale staat dienaangaande een schikking met de geassocieerde mogendheden had getroffen, hij van alle toevoer van overzee verstoken bleef. Vandaar dat de controle van de N.O.T. (Nederlandse Overzee Trustmaatschappij) op de invoer en die van de N.U.M. (Nederlandse Uitvoer Maatschappij) op de uitvoer nog onverzwakt voort bestonden, dat de schaarste aan het nodigste nog niet was overwonnen, dat het herstel van handel en bedrijf nog ternauwernood was aangevangen. Een overgangstijdperk met al zijn moeilijkheden stond voor de deur.
Van die moeilijkheden was president E.P. de Monchy Rz. zich bewust, toen hij op die januaridag in 1919 zijn hoorders wees op de noodzakelijkheid van zo economisch mogelijke wederopbouw in de meest mogelijke vrijheid, onverenigbaar met protectie. Reeds toen sprak de president niet zonder bezorgdheid over het weinige, dat in de oorlogsjaren was opgebouwd: de sterk uitgebreide nijverheid, waarin de laatste jaren zoveel kapitaal was gestoken, zou nog wel verdere eisen in die richting stellen. De heer De Monchy was huiverig voor het grote risico, dat het vaderlandse kapitaal bij gebreke van meer verdeling liep. De door hem aangehaalde woorden van Goethe hadden het motto voor zijn woorden kunnen zijn: "In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister." Aan de wieg van het nieuwe tijdvak stond de president als de goede fee uit de sprookjes: vrijheid van handel, vrijheid van verkeer, zelfbeheersing in handel en productie, dat waren de wijze raadgevingen, welke hij voor de nieuwe tijdkring verstrekte. "Die tijd stelt ons voor nieuwe eisen," zo besloot de inleiding tot het jaarverslag over 1918 haar gelijk gerichte beschouwingen, "en wij zullen daarmede rekening moeten houden, willen wij daarin kunnen leven en groeien. Opnieuw zullen wij ons moeten aangorden voor de vreedzame strijd tussen de naties; een strijd intussen, die het onderling verkeer der volken niet uitsluit, maar bevordert; een strijd, die denkbeelden doet uitwisselen en tot daden aanzet."
Allereerst moest de geschokte samenleving de materiële hindernissen opruimen, welke de belligerenten aan alle zijden hadden opgeworpen. Ten aanzien van de overgrote meerderheid van deze belemmeringen is dit werk reeds in 1919 met grote energie aangevat en doorgevoerd. Het verslag over dat jaar vermeldt haar verdwijning op vele bladzijden. De blokkade behoorde na de vrede van Versailles tot het verleden - reeds in maart 1919 deed de Kamer stappen bij minister Van Karnebeek om aan te dringen op pogingen, teneinde tot opheffing der zwarte en grijze lijsten te geraken - de aanvoer uit overzeese gebieden vond weer plaats, de rantsoenering behoorde grotendeels tot het verleden, de voedselschaarste was aanmerkelijk minder geworden. De tijd, dat de handel ten aanzien van de buitenlandse postverbindingen geheel in het duister tastte, was voorbij, al hadden deze nog niet de oude snelheid en frequentie herwonnen. De meeste distributie bepalingen waren geleidelijk opgeheven. Het toezicht van de N.O.T. behoorde vrijwel tot het verleden en deze nuttige instelling werd uitgeleide gedaan met overstelpende dankbetuigingen, niet het minst - de mens leeft snel - voor haar verdwijning. De N.U.M. toonde zich taaier, hetgeen het jaarverslag toeschreef aan haar karakter - vitium originis, zo men wil - van overheidslichaam, dat niet "zo spoedig (pleegt) te worden afgeschaft, wanneer (zijn) voortbestaan niet langer dienstbaar is aan het algemeen belang." Er is ook na 1919 - de notulen van de Kamer getuigen ervan - nog een taaie strijd achter de schermen nodig geweest, om deze Cerberus, die zich onze uitvoerhandel in de weg stelde, onschadelijk te maken.
Het is hier niet de plaats uitvoerig na te gaan, hoe het gehele crisisapparaat stuk voor stuk is afgebroken. De algemene aandrang van het bedrijfsleven was zó sterk, dat de Kamer slechts zelden mee ten aanval hoefde te tijgen. Behalve aan de N.U.M. gaf zij een bijzonder consilium abeundi aan de C(entrale) B(ouwmaterialen) V(oorziening). Ten aanzien van de uitvoer van klompen trad zij tegen de minister van Landbouw, Nijverheid en Handel in het krijt voor de ten bate van de klompenmakers achtergestelde klompenhandelaars. De hinderpalen van deze aard waren vrij spoedig omvergelopen: de intrekking van nog enkele uitvoerverboden in 1925, van enkele crisiswetten in 1926 en 1927, was voor het overgrote deel van die maatregelen een blote formaliteit. Een langer leven zou zijn beschoren aan de formaliteiten en hoge kosten, verbonden aan het overschrijden der grenzen. Paspoorten en pas-visa bleven nog jarenlang een ergernis voor de beweeglijke en snelle handelsman. De Kamer heeft tegen dat overblijfsel uit de oorlogsjaren een hardnekkige strijd gevoerd, aanvangende met een adres aan de Minister van Justitie op 27 januari 1920 met betrekking tot controle op vreemdelingen, en voortgezet door een motie, welke zij aannam in haar vergadering van 3 januari 1921:
"De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Rotterdam, kennis genomen hebbende van een schrijven d.d. 28 september 1920 van het "Passport and Postal Reform Committee" te Londen, waarin wordt aangedrongen op zo spoedig mogelijke afschaffing van alle visa op paspoorten en zolang dit nog niet mogelijk is, op het heffen van een uniform tarief van ongeveer één shilling en in elk geval het ten enenmale breken met dit stelsel om de leges voor buitenlandse paspoorten tot een bron van inkomsten te maken; acht het wenselijk: dat de verschillende landen de kosten voor het viseren van buitenlandse paspoorten op een uniform bedrag stellen, overeenkomende met de werkelijke onkosten; dat maatregelen worden genomen om het verkrijgen van paspoorten en visa te vereenvoudigen; dat, zo mogelijk, het eisen van een visum wordt nagelaten bij het verkeer tussen die landen, die overeen zullen komen, dat, behoudens uitzonderingen, de paspoorten door de ene regering uitgegeven zonder visum vrije toegang zullen verschaffen tot een ander land."
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|