Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Kaat heeft "woorden"

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Kaat heeft "woorden"

Uit: Echt Rotterdamsch!
door A. Mineur

Hertaling.

De Rotterdamse "vismart" was voor iemand met durf verreweg wel de beste leerschool, om er zich de onvervalste plat Rotterdamse volkstaal eigen te maken. Het scheen, dat het kopen en verkopen van vis enkel en alleen dán vlot kon verlopen, als beide daarbij betrokken partijen zich van dat speciale vismarktjargon bedienden.
Een visvrouw, die niet van dat taaltje op de hoogte was, wás geen visvrouw en een rechtgeaard Rotterdammer zou het ook niet in zijn haren hebben gehaald om bij zo'n mens te kopen: je vertrouwde het immers niet. Gewoonlijk werd ze ook door de andere "visdames" gemeden, als ze haar tenminste niet kort en goed "van de mart wegpestten", zodat ze ergens naar de buitenwijken moest trekken, om daar met haar levende waar te venten.
Van de andere kant moest de man, die met succes op de "mart" wilde kopen, zich niet als een fijne meneer aanstellen en vooral geen mooie stadhuiswoorden gebruiken. Maar hij moest bovendien ook warenkennis bezitten, want anders werd hij in dubbele zin "genomen": ze lachten hem midden in zijn gezicht uit en hij werd nog in de nek gezien op de koop toe.

Een geroutineerde klant van de "vismart" verstond dan ook terdege de kunst van afdingen: hij kende de normale visprijzen en wist, dat hij niet teveel mocht onderbieden. Een koopwillige, die een te grote omhaal van woorden gebruikte, als de vraagprijs hem te hoog voorkwam, die een uitvlucht zocht en beweerde, dat hij de vis wat te klein van stuk vond, werd al gauw tot de orde geroepen met een : "Man, leg nou asjeblieft niet an me kop te klesse - zeg op: wat geef je?" ("Man, lig nou alsjeblieft niet aan mijn kop te kletsen - zeg op: wat geef je?")
Wanneer de aldus geïnterpelleerde aarzelde, om de prijs, die hem oorspronkelijk voor de geest gezweefd had, te noemen, was hij een verloren man. Want de visverkoopster wierp dan met rappe hand nog een stuk of drie "visitekaartjes" bij het zootje en onder een: "Nou vooruit, 'k sal 't goed met je make!" ("Nou vooruit, ik zal het goed met je maken!") vloog het vlijmscherpe mes door koppen, staarten en vinnen en was de man "verkocht" en de vis zonder meer van eigenaar verwisseld.

Er bestond geen knappere psychologe, dan een Rotterdamse visvrouw. Ze zag meteen aan iemands gezicht, of tie (hij) verstand van vis en visprijzen had, of niet, of tie royaal of "hard" was, of tie al of niet kooplustig was, of alleen maar kwam om de boel zo'n beetje af te neuzen en hier en daar wat aan te merken.
Was iemand een echte viskenner - nou, dan mocht ie heel wat zeggen. Maar had ie geen "verstaje" (verstand) van vis, dan deed hij er maar het beste aan, zijn mond te houden. Want dan kon hem niet overkomen wat ik eens zo'n kijk- of winkelklant te beurt zag vallen, die ook eens even voor de aardigheid de "mart" opgegaan was en, staande voor een wagen met vis, tegen iemand naast hem de opmerking had durven maken: "Niet veel bijzonders: slap goedje!"
De visvrouw, die bij dat "slappe goedje" hoorde en tot nu toe schijnbaar gedachtenloos met grote schelle staarogen naar onbestemde verten had staan te blikken, omdat ze al dadelijk in de lamp had gehad, dat ze hier niet met kopers, maar met kijkers te doen had, liet plotseling een paar kolen vuur door haar oogkassen rollen. "Had meneer soms wat?" vroeg ze quasi poeslief, maar met een flikkering van kwaadaardigheid in haar ogen.
Geen antwoord. "Ja, ziet u, ik doch, dat uwes ies sei. Ik verstond, dat u zei: slap goedje. Ja, sta daar nou maar niet te kaike as lamme Tinus! Mojje govvergééme is effe zien! dat noemt ie slap goedje! Kaik is, wat 'n kieuwe, bloedrood, meneertje! Nee en dan mot je voor de aardigheid is effetjes voele! Kersvers spulletje, zo hard as 'n bikkel! Geen aasie slappigheid te bekenne!" ("Ja, ziet u, ik dacht, dat u iets zei. Ik verstond, dat u zei: slap goedje. Ja, sta daar nou maar niet te kijken als lamme Tinus! Moet je, God vergeef me, eens even zien! Dat noemt hij slap goedje! Kijk eens, wat een kieuwen, bloedrood, meneertje! Nee en dan moet je voor de aardigheid eens eventjes voelen! Kersvers spulletje, zo hard als een bikkel! Geen aasje slapheid te bekennen!")

De "meneer", tot wie het woord gericht was, waagde het nog steeds niet, om iets in het midden te brengen en evenmin om weg te lopen, want hij vreesde, dat het mens een schandaal zou maken van jewelste. "Nee, meneer", ging het woedende viswijf nu voort, "ik doch, eigenlijk gezeid, dat uwes hier kwam om vis te koope, maar u komp hier ijskoud staan, zien ik, om flauwe kletspraatjes te verkoope! Mojje mijn soms hebbe? Nee? Nou, mieter dan gauw vamme wage vandaan, leelijke hangbuik! Die wou wat van slap goedje zegge! Man, la na je kaike! As je nog is wat weet, zeg 't me dan! Maar as je Kaat op de hak wil neme mot je vroeger opstaan! Begrepe? Koop jij dan maar liever visch uitte winkel, daar hebbie ze ommers veel verscher en bejje altijd veel goedkoper uit ook! Dag hoor! Tabbee! De groete an je waif en zeg ze maar uit mijn naam, dasse lekker zal vrete van je visch uitte winkel!" ("ik dacht, eigenlijk gezegd, dat u hier kwam om vis te kopen, maar u komt hier ijskoud staan, zie ik, om wat flauwe kletspraatjes te verkopen! Moet je mij soms hebben? Nee? Nou, mieter dan gauw op van mijn wagen vandaan, lelijke hangbuik! Die wou wat van slap goedje zeggen! Man, laat naar je kijken! Als je nog eens wat weet, zeg het me dan! Maar als je Kaat op de hak wilt nemen moet je vroeger opstaan! Begrepen? Koop jij dan maar liever vis uit de winkel, daar heb je immers veel verser en ben je altijd veel goedkoper uit ook! Dag hoor! Tabee! De groeten aan je wijf en zeg haar maar uit mijn naam, dat ze lekker zal vreten van je vis uit de winkel!")

In dit weinig gekuist taaltje werd de luidruchtige eenzijdige gedachten ontwikkeling dan nog enige tijd in het bijzijn van andere visvrouwen voortgezet, tot het zulk een geschreeuw en geherrie werd, dat het gevaar van een oploopje niet denkbeeldig was en een gemoedelijke agent de aanvoerster van de bende tot kalmte kwam manen. Maar dan was het kostelijk te zien, hoe weinig indruk dit op de aangesprokene en haar aanhang maakte, die nu in hartroerende solidariteit de zich stilletjes verwijderende belager van een ongeschonden visvrouwreputatie in een kring namen, terwijl de "beledigde partij" nog een laatste woordenoffensief richtte tegen "die vent, die altijd maar op de mart kwam kaike, om is te probeere of tie een fesoendelijk waif, dat gedorie metterpoote d'r eige kossie most verdiene, in d'r broodwinning kon skandalizeere." ("die vent, die altijd maar op de markt kwam kijken, om eens te proberen of hij een fatsoendelijk wijf, dat verdorie met haar poten (handen) haar eigen kostje moest verdienen in haar broodwinning kon schandaliseren.")

"Hei, faine meneer!" ("Hé, fijne meneer!") klonk het dan in schel gekrijs tergend over de markt, "hange bij uwes soms die mooie gordaine voor de rame? Zeg, Kee en Trui, mot je is effe hoore! Dat misselijk stukkie gráterighait hier wou me effetjes komme vertelle asdat ik rotte visch sting te verkoope! Wat seg je d'rvan? Zou je 'm hier en gunder niet voor z'n voorgevel timmere! Zoo'n stuk vergif! Zoo'n dajakker! Nou man, 't is goed dajje main vent niet ben, want ik trok, zoo waarachtig assuk hier sta, je 'n poot uit je laif en sloeg je met 't bloeiende endje op je duvel. En nou astewé érlicht van de mart af, of ik slá je d'r af!" ("hangen bij u soms die mooie gordijnen voor de ramen? Zeg, Kee en Trui, moet je eens horen! Dat misselijke stukje graterigheid hier wou me even komen vertellen dat ik rotte vis stond te verkopen! Wat zeg je daarvan? Zou je hem hier en gunder niet voor zijn voorgevel timmeren! Zo'n stuk vergif! Zo'n Dajakker! Nou man, het is goed dat je mijn vent niet bent, want ik trok, zo waarachtig als ik hier sta, je een poot uit je lijf en sloeg je met het bloedende eindje op je duvel. En nu als de weerlicht van de markt af, of ik sla je eraf!")

De bedreigde partij had deze aansporing niet meer nodig. En het scheldende wijf redde met deze laatste uitval haar figuur, nu ze de agent, wiens geduld ten einde liep, een houding zag aannemen van: "Nou laan ik toch niet langer meer memme spotte!" ("Nu laat ik toch niet langer meer met me spotten!") En ze begreep dat ze de aftocht moest blazen.
"Mensche, doorloope, of er valle klappe!" ("Mensen, doorlopen, of er vallen klappen!") dreigde de politieman. En schoorvoetend gingen viswijven en nieuwsgierigen uit elkander, de agent, met de handen op de rug, erachter...




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

1 December 2018