Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Jonker Frans verovert Rotterdam

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Jonker Frans en klik op ENTER




Jonker Frans verovert Rotterdam

In het jaar 1488 nam jonker Frans van Brederode zich voor met een grote vloot van schepen, die de zeeroof die zomer had opgeleverd, een zeetocht naar Holland te wagen. Hij had voornamelijk Rotterdam op het oog, omdat die stad, in het hart van het land en aan een mooie waterstroom gelegen, voor hem en de zijnen altijd een zekere en ongehinderde doorgang naar zee en naar Sluis bood.
Daarom liet hij de beste vaartuigen gereed maken en van alle benodigdheden voorzien en bemannen en kwam daarmee klaar binnen de tijd van twee maanden.

Op St.-Elizabethsavond, de twintigste van de slachtmaand in het jaar 1488, stak de vloot, achtenveertig schepen sterk, onder Brederodes oppervoogdij te Sluis van wal. Om niet beschadigd te worden door de blokhuizen van Middelburg en Arnemuiden, indien ze beoosten Walcheren binnendoor zouden zijn gegaan, trok de jonge zeevoogd een onbekend pad buitenom door de zeebaren.
Daar trof hij als goed voorteken van zijn gelukkige scheepstocht een nieuw Diep aan, dat nooit tevoren door enig schipper bevaren was en dat hem de tegenwoordige (1724, K. van Alkemade) welbekende naam Jonker Fransen Gat verschuldigd blijft. Dit peilde hij en zeilde hij af en Jonker Frans kwam de nacht na St.-Elizabethsdag met een genoegzame voorspoed in de Maas.

Doch zoals grote aanslagen veelal met grote hindernissen en rampen gepaard gaan, zo kon ook de vloot niet verder dan tot voor Delfshaven komen. Dit kwam doordat de Maas tot daartoe door een sterke vorst gestremd was en vast lag.
Hier ging de vloot voor anker en Brederode zelf ging na gehouden krijgsraad met achthonderd en vijftig mannen aan land. Het overige volk liet hij met de schepen over aan de zorg van zijn bastaardbroer heer Walraaf van Brederode, drost van Hagestein en van heer Joris van Heemstede, een hoofdman van buitengewone dapperheid.

Op de dijk stelde de veldheer het aan land gegane volk in slagorde op en schaarde het in twee groepen onder de volgende bevelhebbers.
De eerste groep voerde hij zelf aan samen met heer Jan van Naaldwijk, Kornelis van Treslong, Anthonis van Brederode, Gerard van Nieveld, Jan van Vliet en Jan van Jaarsveld.
De tweede groep schikte hij onder het bevel van heer Steven van Nieveld, Heinryc van Wyts, Heinryc en Willem Willemsz.

Aldus gereed om voort te trekken, sprak de veldheer zijn dappere volk, dat hevig naar de aanval verlangde, toe, om hen een hart onder de riem te steken en hun moed, hoe groot die ook al was, door zijn toespraak nog meer op te wekken.

"Edele heren en spitsbroeders", sprak hij, "wij staan hier dicht bij de stad, die ik boven alle Hollandse plaatsen het hoogst geacht heb en er uitgepikt heb om er onze goede zaak door te handhaven en ons leed te wreken; een stad zo goed gelegen, dat ze in staat is om de macht van het hele land te weerstaan en te verduren en om u dagelijks geschenken te geven uit de buit van degenen die onze bedieningen, heerlijkheden en goederen op zo onrechtvaardige wijze geroofd hebben en bezitten; en als wij op het laatst (wat God zal verhoeden) voor de Koninklijke macht moeten zwichten, dan geeft deze stad ons echter altijd nog een ongehinderde en zekere aftocht, om, wanneer wij maar willen, met onze vloot wederom naar Sluis te keren; onderwijl heb ik me voorgenomen uw dapperheid in deze stad morgen te belonen.
En al belet de felle vorst ons met de vloot hogerop te komen en in het hart van de stad van boord te stappen, zo heeft dezelfde vorst een weg gebaand om er over de toegevroren veldwateren en over een brug binnen te treden; wij hebben alleen maar met voorzichtigheid te naderen en de zorgeloze wachten te overvallen, want de rechtvaardigheid vergezelt onze zaak en verzekert ons een goede uitkomst. En opdat het niet mag schijnen dat ik uw algemene kloekmoedigheid wantrouw, zal ik niet langer met woorden, maar in het voorgaan de eerste zijn".

Hierop gaf hij bevel aan de eerste benden, die in manschap de sterkste waren, dat zij langs de hoge zeedijk zouden trekken tot voor de poort, die uitzicht bood op Delfshaven en Schiedam (toen staande op de plaats waar tegenwoordig het nieuwe gemeenlandshuis van Schieland is gebouwd) en zich aldaar achter het hoge riet, tussen de poort en de kromte van de dijk, te verbergen en stil te houden.
Aan de tweede gelastte hij binnendijks over het veldijs tot de westhoek van de stad benoorden de genoemde poort te naderen en in alle stilte de stadsgracht, waar door zorgeloosheid geen bijten in waren gehakt, over te trekken, de muur te beklimmen en de poort van binnen te bemachtigen.

stadhuismetdehoopmolen

Molen de Hoop op de ons bekende Coolsingel, is ooit gebouwd daar waar ongeveer de Jan Vettentoren stond

De vier bevelhebbers van deze laatste groep vervulden hun plicht met veel voorzichtigheid en met zo'n grote dapperheid, dat zij bij de Jan Vettentoren (een sterkte aan de wal, genoemd naar een zekere priester, achter het Hof van Kralingen en het vervallen slot Bulgersteyn, omtrent het tegenwoordig zogenaamde Bombazijnekerkhof) over de stadsgracht en muur geklommen, in zulk een stilte en gezwindheid tot voor de Schiedamse poort oprukten, dat de sluimerende wachters onzacht gewekt en met de uiterste verbazing en wanorde naar het geweer tastende, overrompeld en overwonnen waren eer zij enige tegenstand konden bieden.

Aanstonds werden de grote poort en de voorpoort opengeslagen en degenen die, niet om pijpjes te maken, in het rietveld zaten, binnengelaten, hetwelk allemaal zo gemakkelijk en zonder bloedvergieten gelukte, dat zij veel reden hadden om op een goede uitslag te mogen hopen.
Voorts deed Brederode, na deze poort van een voldoende bezetting voorzien te hebben, allebei zijn groepen mannen de stad intrekken, zoals ze deze ook genaderd waren.

laurenspoortbltoren1560

1560

De ingang van de (Oude) Haven

Met links de St. Laurenspoort en rechts de Blauwe Toren

blauwetoren1700

1700

De Groote Stadskraan en de Blauwe Toren: in 1700 een oude waltoren en gevangenis
van 1635 tot 1700 was in de Blauwe Toren de Wisselbank gevestigd

Links de Kleine Draaibrug naar de Kleine Draaisteeg en dat alles gezien vanaf de Kolk

later werd hier Plan C gebouwd

De ene groep nam de weg langs de Maaswal (in 1724 de noordzijde van de Blaak en de Vissersdijk) tot de Blauwe Toren (daar bij de Wisselbank), een sterkte die de westzijde van de stadshaven beschermde. Hier bestond de wacht uit acht mannen, die vanwege het grote aantal onverwachte vijanden het geweer makkelijk neerwierpen en het hazenpad kozen.
Deze toren werd bezet met twaalf mannen en het optrekken werd voortgezet over de Draaibrug (toen uitkomende in de Rijstuin, tegenover de Vissersdijk) naar 't Hoofd, toen gelegen aan het einde van de Hoofdsteeg, omtrent de tegenwoordig zogenaamde Mosseltrap. Hier vonden zij aan de oostzijde van 't Hoofd (waar thans de Rode brug en de veerplaats der Utrechtse marktschepen is, een zwaar Blokhuis. Door het geschut daarvan werd de stad langs de Maaskant beheerst.
Brederode, zich bewust van de buitengewone sterkte daarvan, nam zich voor het zo mogelijk bij verrassing te overrompelen, wat hij beter vond dan het voor de vuist weg te nemen, zodat hij zich er in alle ijver naar toe spoedde.

Doch, het was zo dat iemand van de bezetting van de Schiedamse poort of van de Blauwe Toren de onheilsboodschap had overgebracht.
Hij vond de wachters op het Blokhuis en aan 't Hoofd in de wapenen. Daarom naderde Brederode hen met een bijzondere voorzichtigheid zonder te schieten, om niet de hele stad diep in de nacht op de vleesbank te brengen en omdat hij voorhad niet alleen de stad, maar ook de harten van de burgerij voor zich te winnen. Met de degen in de vuist viel hij aan.
Na een scherp handgemeen van een half uur had Jonker Frans het Blokhuis ingenomen en bemachtigd: waarlijk een grote overwinning in zo korte tijd en met zo'n gering gevecht; niet behaald door een of andere flauwhartigheid van de wachters, die zich manhaftig weerden, maar veroorzaakt door een al te zwakke bezetting, die niet bij machte was om zulke aanzienlijke sterkten te beschermen.

De andere groep mannen was langs de dijk naar het Spuihuis getrokken om dat in hun macht te hebben en verder naar de Grote Markt, die zij leeg aantroffen en die groot genoeg was om daar zo'n honderd en vijftig mannen te plaatsen, tegen alle onvoorziene samenrottingen der bezettelingen of burgers. De overigen trokken naar het Stadhuis, hetwelk zij zonder slag of stoot in bezit namen.

Aldus werd de stad Rotterdam 's nachts omtrent drie uur tussen de twintigste en de eenentwintigste van de slachtmaand bemachtigd, zonder dat men vindt aangetekend dat er een enkel mens sneuvelde.
In de morgenstond bevond de burgerij zich onverwacht in de bescherming van een andere heer en onder de stadvoogdij van een jongeling die voorheen een volslagen vijand was.

De strenge vorst, die in deze nacht zeer fel was en het opzeilen van de vloot belette, had de inname van de stad in grote mate begunstigd, doordat het ijs zich een vaste weg naar de stad baande en tot een brug over de vest diende, alsook doordat de wakers door de koude verkleumd bij het vuur waren gekropen en slordig de wacht hadden gehouden. Al vroeg in de morgenstond had Brederode de hoofden van de vloot in kennis gesteld van de gelukkige overwinning en hen gelast dat zij met al hun manschappen en alles wat meegebracht kon worden ten spoedigste naar hem toe zouden komen. Waarop zij aanstonds de ankers lichtende en de schepen in Delfshaven geborgen hebbende, bij het aanbreken van het daglicht bepakt en bezakt Rotterdam binnenkwamen.

De burgerij sloot heel gemakkelijk een goed verdrag, met behoud van lijf en goed, met de nieuwe stadvoogd, omdat de overwinnaar alsook de overwonnenen niets meer begeerden.
De hoofden der Kabeljauwen werden gevangen genomen en uit de stad verbannen. Dat gaf een droevig schouwspel aan de stedelingen, die met een hartverscheurend vaarwel verdrietig afscheid namen van hun vrienden. Zij moesten het echter doorstaan.

Een oude schuld was betaald naar zeggen van de overwinnaars.

Heer Willem van Reimerswaal, baljuw der stad Rotterdam en van Schieland vluchtte heimelijk de stad uit met zijn bedgenoot vrouw Lijsbet vander Does, dochter van heer Adriaan vander Does en met zijn twee zonen Jan en Goverd van Reimerswaal, beiden jonge heren van een grote groep mensen. Hij stak over naar Zeeland, van waar hij afkomstig was en waar hij zijn meeste goederen bezat.

Binnen de havens van onze stad bevonden zich veel Keulse -; Brabantse -; Engelse -; Franse - en Oosterse schepen met koren, wijn en andere koopmanswaar geladen, die allemaal voor een goede prijs aan het krijgsvolk ten beste werden gegeven.
Alles wat de Rotterdamse stedelingen toebehoorde werd daarentegen onbeschadigd en onverminderd gelaten en als een heiligdom gespaard. Ook wilde Brederode van alle schatten en grote buit niets voor zichzelf nemen. Hij vergenoegde zich met de dappere moed, die deze mildheid zijn volk gaf en in het toenemen van hun genegenheid, een deugd en oorlogskunde die aan de grootmoedige veldheren van de Romeinen eigen is geweest en hun namen onsterfelijk heeft gemaakt.

Dit waren de grondslag en het begin van de nieuwe stadvoogdij van de jonge veldheer, waarin de burgers ten hoogste vergenoegd een volmaakt behagen schepten. Wanneer zij dachten aan het vele leed en onrecht de Hoeken aangedaan, hadden zij vele redenen hun dank te betuigen voor deze goede koop.

De jonge stadvoogd wist goed dat steden overwinnen en ze niet kunnen of willen beschermen, alsook onderdanen te maken en je zelf niet te houden aan de plicht van gehoorzaamheid, een zwaar verlies van mensen en tijd veroorzaakte en dat dusdanige misslagen dikwijls met de levens der overwinnaars waren beboet.
Jonker Frans was zich er ook van bewust dat er meer kunst en arbeid gelegen is in het wel bewaren dan in het winnen. Vooral daar er zo vele en zulke grote vijanden waren, waren de bescherming van de stad en de versterking van haar wallen en bolwerken zijn eerste zorg. Hij gelastte met een openbare afkondiging dat het volk in zijn geheel, met vrouwen en kinderen en iedereen die maar enigszins tot arbeiden in staat was, op de zevenentwintigste van de slachtmaand aan het werk moest gaan ter vergroting en versterking van de schans of het Blokhuis aan 't Hoofd en aan het opwerpen van twee bolwerken of halve manen voor de Oostpoort en voor de Schiedamse poort.

Alhoewel dit door de korte dagen met een felle kou en een hard bevroren aarde volslagen ondoenlijk scheen te zijn, was echter de bereidwilligheid van de burgers en de ijver der krijgslieden zo groot en onvermoeibaar, dat deze zware werken na verloop van maar vijf weken waren voltrokken.
Alles was tot zo'n volmaaktheid gebracht, dat het geschut, dat bij de stad en de schepen overvloedig in voorraad was, op de tweede van de louwmaand in het volgende jaar 1489 erop geplaatst was. Zoveel vermocht rustige ernst en standvastige ijver tot het uitvoeren en voltooien van die onmogelijke zaken.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

19 Januari 2017