Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Het innemen van de stad St. Geertruidenberg door de Rotterdamse wapens

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Maximiliaan en klik op ENTER




Het innemen van de stad St. Geertruidenberg door de Rotterdamse wapens

Uit Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdij van den jongen heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog door K. van Alkemade




Nadat de bijeenkomst en de onderhandelingen te Kapelle vruchteloos waren afgelopen en tegelijkertijd de hoop op een verdrag afgesneden scheen te zijn, vervolgens Koning Maximiliaan van Dordrecht naar Brabant was vertrokken, bereidden de Rotterdammers zich voor op het ten uitvoer brengen van een grote onderneming.

De stad Geertruidenberg, gelegen in Zuid-Holland, aan de twee stromen de Merwede en de Donge, aan de Biesbos, is van een buitengewoon grote ouderdom en ontleent haar naam aan de H. Maagd Geertruid, dochter van Pipyn, hofmeester van de koning van Frankrijk, abdis van het hoog adellijk sticht Nivelle in Waals Brabant, overleden in het jaar 664, die in die tijden zeer vermaard is geweest vanwege haar heilige levenswandel, aan wie deze plaats in eigendom toekwam. Daarom werd het erfgoed van de uitverkoren Maagd ook in een zeker handvest van keizer Otto II en in een ander oud geschrift de Berg des Oevers genoemd, daar de H. Maagd Geertruid er lichamelijk verblijf heeft gehouden en er een Godshuis gesticht heeft.
Geertruidenberg is vanwege haar bodemgesteldheid en algemene toestand zeer sterk en met een slot, dat er in het jaar 1321 in de onmiddellijke nabijheid gebouwd is, nog sterker gemaakt. Na verloop van een eeuw, in het jaar 1420 ten tijde van vrouwe Jakoba, heeft haar slotvoogd heer Dirk van Merwede zich er, nadat de stad al overwonnen was en zich overgegeven had, dapper van zijn plichten gekweten.

Naar deze stad trokken heer Jan van Naaldwyk, heer Jan van Kroonenburg en heer Frederik van Zevender, met achthonderd mannen, die in drie buizen, acht kromstevens en zes kloeke roei-jachten of sloepen scheep gegaan waren. Ze kwamen 's nachts langs Dordrecht, op de 31ste maart voor de waterpoort van de stad Geertruidenberg. Hier stapten ze aan land en de masten van hun schepen genomen hebbende en gewapend met bijlen en soortgelijk stormtuig, ramden ze de poort open en namen de kerk, die niet ver van de poort stond, in. Vandaar trokken ze naar het stadhuis, midden in de stad staande, en bezetten het meteen met de wachthoudende burgers erbij, die zich stil hielden en die geen tegenstand boden. Dat kwam hetzij doordat ze te zwak waren, nadat de stadspoort reeds ingenomen was eer ze het wisten of konden beletten; hetzij, wat wel het meest geloofwaardig is, dat ze het met de Hoeken gehouden hebben en hen toegedaan waren. De overwinnaars hebben de burgers van deze stad niet de minste overlast aangedaan, noch hebben zij hen belast met een of andere heffing. Ze hebben alleen, toen ze voorhadden de stad aan zich te onderwerpen om hierdoor altijd een open weg in Brabant te hebben, gewild, dat de burgerij zou helpen werken aan het versterken van de poorten.

Nadat er voor deze zaken gezorgd was, trok een deel van het voetvolk op Witte Donderdag de 14de april Geertruidenberg uit naar de dorpen die gelegen waren rondom de stad Breda, terwijl ze alles wat ze te pakken konden krijgen roofden en brandschatten. Maar de drossaard van Breda, die een hoop boeren bijeengekregen had, trok hen tegemoet. Hij sloeg veel soldaten van zich af en nam er ook enige gevangen, die hij binnen de stad gebracht, kort daarna, enkelen met het zwaard en enkelen door middel van de strop, strafte. Ook gaf de drossaard opdracht aan alle boeren uit de buurt, dat ze, als ze deze snoeshanen zagen, onmiddellijk de klokken moesten luiden en elkaar moesten bijstaan.

Onderwijl was de stadhouder heer Jan van Egmond in allerijl naar Noord-Holland getrokken om het oproer, dat in Hoorn was ontstaan, te doen ophouden. De burgers van de overwonnen partijen begonnen de hoofden bij elkaar te steken, manhaftig te spreken en zich erover uit te laten dat de grijze hoeden, waaraan de Kabeljauwen te herkennen waren, wel spoedig aan één kant zouden komen te staan, dat de Prins zelf zou overkomen en het recht zou herstellen en dat degenen die nu het onderspit dolven, er wel spoedig bovenop zouden komen, enz.
Dit veroorzaakte in de stad, die nog nauwelijks tot rust gekomen was, weer nieuwe onrust. De wachten werden verdubbeld en verspieders werden alom uitgezonden. Omdat de nieuwe wethouders geen goede kijk meer op hun burgerij hadden, hebben ze heimelijk de Stadhouder gevraagd te komen, die op Goede Vrijdag 1489 behendig binnenkwam.

Dit veroorzaakte een grote vlucht onder de burgers, die uit vrees voor straf alles achterlieten. Maar gedaagd om binnen te komen, kwamen ze op het Stadhouderlijke woord weer de stad in. Zo heeft de Stadhouder zonder bloedvergieten, maar niet zonder grote geschenken en eerbetoon te ontvangen, een bestand bewerkstelligd. Hij stond enige hulpmiddelen, zoals het aannemen van wat krijgsvolk uit hun eigen burgerij voor hun bescherming toe en bracht een opmerkelijke vermindering van het ruitergeld en een vrijstelling voor hen van een krijgstocht naar Rotterdam teweeg.
Toen de Stadhouder Delft weer was binnengekomen, ontsloeg hij hopman Wittenhorst uit zijn gevangenschap onder plechtige belofte bij handslag het Land trouw te zullen wezen. De hopman, eenmaal vrij, meende dit tegen zin van de Stadhouder te kunnen nakomen door de zijde van de Hoeken te kiezen en kwam daarop Rotterdam binnen.

Ook had heer Reyer van Broekhuizen, die met enige soldaten vanuit Woerden de Rijn afkwam, tussen Zwammerdam en Alphen de Goudse Sluis, de belangrijkste doortocht in Holland, aan stukken geslagen. Daarna had hij de stroom gestremd met enkele gezonken schepen vol stenen en zo de doorvaart verstopt. Dit werd gedaan om de Hollandse steden te beletten de andere door aanvoer van oorlogsbenodigdheden bij te springen en koophandel te drijven. Deze vijandelijke daad is echter goedgekeurd door de steden Gouda, Amsterdam, Haarlem en andere steden en in hun voordeel benut. Hun stedelingen, voor het koopmanschap geboren en in de scheepvaart grootgebracht, zouden zo ophouden deze doortocht te gebruiken, zodat hun schepen en waren niet meer in handen van de vijanden vielen, zoals gewoonlijk gebeurde. Om deze reden is de Goudse Sluis afgesloten en door de Stalmeester des Konings zelf voorzien van een behoorlijke bezetting.

De Rotterdammers kwelden onderwijl vanuit Geertruidenberg alle omwonenden, wat de lieden vanuit Breda niet konden doen ophouden. Daardoor kwamen ze ertoe te verzoeken of er een bijeenkomst in het dorp Houten kon worden beraamd. Het doel hiervan zou zijn om met de anderen, om verder onheil te voorkomen, een goed verdrag te sluiten. Hiertoe leenden de Rotterdammers onmiddellijk het oor, nadat er voortdurend geruchten naderden, dat de Koning en de Hertog van Saksen op het punt stonden met een machtig leger naar Holland te komen en dat de Koning beslist had de stad Geertruidenberg als eerste aan te vallen. Ook viel er weinig meer te halen dan op een uiterst gevaarlijke wijze en met klappen en wonden, omdat de boeren zo gauw er enkele soldaten naar buiten kwamen gewapend klaarstonden.

Derhalve namen de onderhandelingen door wederzijdse afgevaardigden op paasmaandag een aanvang. Ofschoon beide partijen, zowel de ene als de andere, hevig naar het verdrag verlangden, scheidden ze echter vruchteloos vanwege kleine oneffenheden. Daarop hebben de lieden uit Breda andermaal een verzoek ertoe gedaan en nadat hen een tijdstip om de onderhandelingen te hervatten was doen toekomen, kwamen ze op de 25ste april tot een verdrag. Tengevolge hiervan moest Rotterdam de door hen ingenomen stad verlaten en moest de andere partij een som van tweeduizend schilden tot 16 stuivers 't stuk opbrengen, welke penningen voldaan zijn.
Zo verlieten de Rotterdammers op 28 april 's middags om vier uur met afnemend water Geertruidenberg en ze kwamen de volgende dag in de ochtend, beladen met buit en geld, weer Rotterdam binnen.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

21 September 2017