(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld IJsselmonde en klik op ENTER
Delfshaven, Schoonderloo, slot IJsselmonde, de Schiedammers, Woerden
Uit Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdij van den jongen heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog door K. van Alkemade
Het afbranden van Delfshaven en Schoonderloo. De verovering van het slot IJsselmonde. De schermutselingen met de Schiedammers. De verovering van Woerden.
Hoewel het verlies en de nederlaag der Rotterdammers voor Schoonhoven groot waren, benam het hen echter niet de moed om soortgelijke en grotere aanvallen te ondernemen, waarover wij vervolgens zullen spreken.
Met Schiedam, hun naaste buurstad, hadden zij wel het meest te maken en geen van beide was te traag om elkaar een voordeel afhandig te maken.
Het speet de Schiedammers enorm wanneer zij dachten aan het vorige gevecht, toen zij, gesard onder hun wallen en door bedrog naar buiten gelokt zo lelijk onderschept en verslagen waren. De vrees voor een ergere gebeurtenis deed hen er zich met alle voorzichtigheid en vlijt op toeleggen de Rotterdammers de geleden schade en schande betaald te zetten en hun vijand een gevoelige neep te geven.
De haven van de stad Delft, Delfshaven genaamd, is gelegen aan de grote Maasdijk, ongeveer in het midden tussen de steden Rotterdam en Schiedam. Het is een open vlek, die, sedert de Delftenaren door een bijzonder voorrecht van de Hollandse graaf de machtiging kregen om daar sluizen te steken en de Schie te graven en die plaats tot haven van hun stad uit te rusten, binnen korte tijd tot een mooi dorp was uitgegroeid. Deze plaats was de Rotterdammers en de Schiedammers evenveel dienstvaardig, omdat ze tussen deze twee plaatsen in gelegen was.
Hoe de kleine onaanzienlijke landstreken, steden en vlekken, die liggen tussen twee machtiger elkaar vijandig gezinde volken, er over het algemeen zeer ongelukkig en ellendig aan toe zijn, en, hoe onzijdig zij zich opstellen en gedragen om buiten het wederzijdse gekrakeel van hun twistende buren te blijven, men moest echter de boze opzet, de stroperijen en de aanvallen van zowel de een als van de ander ondergaan en afkaatsen, zo ondervond ook dit dorp dat vernietigende lot der oorlog.
Hetzij dat de Schiedammers zich hadden voorgenomen deze plaats sterk te maken tegen het uitlopen der Rotterdammers, ofwel onze stad daardoor dicht in te sluiten en met meer nadruk van nabij geweld uit te oefenen, het is zeker, dat de lieden uit Rotterdam er lucht van kregen en het geraden vonden zich niet zo gemakkelijk al slapend te laten insluiten. Daarom trokken zij de achttiende van de wintermaand te velde met driehonderd mannen onder de leiding van de hoofdmannen Heinryk Willemsz, Gerard Rooftas en Daniel Lepeltak, de Schiedamse poort uit langs de hoge dijk naar Delfshaven. Ze staken alle schepen (er lagen er vele) in brand en in het dorp werd zelfs de Rode Haan (niet één huis overlatende) aan de vlammen opgeofferd en in een hoop puin veranderd. En daarenboven, alsof hun overmoed met deze brand nog niet genoeg was gekoeld, hebben ze nog tijdens het terugkeren het kleine dorp Schoonderloo, ook aan de Maasdijk, maar wat dichter bij Rotterdam gelegen en in ouderdom ver boven Delfshaven uit komend, in de as gelegd. Zo kwamen ze om drie uur in de middag met het geroofde overschot der ongelukkige inwoners de stad binnen. Aldus werden de Rotterdammers met het aanrichten van dit deerlijke schouwspel van hun vrees voor de invallen van de Schiedammers bevrijd en hebben ze de beveiliging van hun stad met de opbrengst van de arme vissers en de ellende lijdende dorpelingen verzegeld en veilig gesteld.
Hierna hielden de Rotterdammers zich geruime tijd stil en lieten de bewoners van de omliggende gebieden met rust, terwijl ze met een onvermoeide ijver bezig waren de stad te versterken en de grachten en wallen, waar ze het zwakst waren, te verbeteren.
Hierboven is vermeld, dat de hoofdman Otto van Botland met enige zwaargewonden door de lieden uit Schoonhoven gevangen werd genomen en voor een goede som geld werd vrijgekocht. Hij is na zijn vrijlating met de zijnen naar Montfoort, een der stuitende steden van het Sticht Utrecht, door hun eigen achtentwintigste bisschop omtrent het jaar 1160 op de grenzen, tegen de Hollanders gebouwd, gezonden.
Botland werd alhier door de burggraaf, die een goede vriend van de Hoeken was en zijn stad voor hen openstelde, minzaam ontvangen. Zo minzaam zelfs, dat hij, die fel op de Kabeljauwen gebeten was, weinig moeite had om aldaar enig bijeengeraapt volk te verzamelen. Met hen naderde hij in de laatste dagen van de wintermaand het platteland van Montfoort, waarna ze, aldaar flink huisgehouden hebbend, rijkelijk met buit beladen op nieuwjaarsdag Rotterdam binnen kwamen. Ze brachten een aangename tijding, die de Rotterdammers en alle Hoeken ten hoogste verblijdde; namelijk, dat heer Jan burggraaf van Montfoort en zijn oom Zweder van Montfoort het sterke slot Woerden in de nacht van de zevenentwintigste van de wintermaand hadden ingenomen.
Dit slot was een zaak van bijzondere aangelegenheid en de overwinning ervan was zo groot, dat wij reden hebben om de eigen woorden van Reinier Snoius over dit voorval uit te schrijven.
"De burggraaf", zegt hij, "heeft het slot Woerden in de nacht met behulp van ladders beklommen, of, wat waarheidsgetrouwer is, door verraad ingenomen. Dit slot was het sterkste van alle sloten die er in Holland waren en werd geacht onoverwinnelijk te wezen, als er maar een voldoende bezetting binnen was, zoals dat over het algemeen werd genoemd".
De sleutel van Holland
Het gerucht over de inneming van slot Woerden werd alom door het land verspreid, maar niet geloofd. En toen men het begon te geloven, werd er gezegd, dat de bemachtiging van dat sterke slot vast en zeker niet anders dan door tussenkomst van verraad was verricht. Maar omdat de slotvoogd, heer Arend van IJsselstein, bastaardzoon van heer Willem van Egmond en IJsselstein, krijgsgevangene bleef van de overwinnaars, twijfelden de verstandige lieden met recht aan de waarheid van dit verspreide bericht over verraad. Het echte antwoord op deze opmerkelijke zaak uit de stroom van onzekerheden te halen en de bijzondere gebeurtenissen van onze Rotterdamse oorlog met zekerheid aan het licht der waarheid te brengen is de moeite meer dan waard.
De slotvoogd IJsselstein, een groot vriend der Kabeljauwen, had de zorg voor dit onoverwinnelijke slot verkregen door de gunst van Maximiliaan en trok er uit de Hollandse kas een aanzienlijke som geld voor uit. Maar zoals het bekleden van een hoge waardigheid en gierigheid onverzadigbaar zijn, zo zijn ze ook verblind en onbekwaam om zaken met een zodanige behoedzaamheid en een zodanig toezicht te behandelen, als er noodzakelijkerwijs vereist wordt.
IJsselstein had, in tegenstelling tot alle manschappen, waar hij geld voor uittrok, voor de bezetting van het slot maar één enkele bewaker in dienst, die telkens op ieder uur eenmaal op de wal van het slot de ronde deed. Dit was de burggraaf van Montfoort bekend en het gaf hem de beste gelegenheid om de slotvoogd vanwege zijn gierigheid te bedriegen en te overvallen. Hij beklom de wal in het diepst van de nacht tussen St. Steven en St. Jan in de kerstdagen, met zoveel behendigheid, dat hij niet alleen het gehele slot in zijn macht had, maar hij was reeds in de slaapkamer, waar de slotvoogd en zijn bedgenote de gebruikelijke nachtrust namen, binnengetreden voor iemand het gewaar werd en ook maar in staat was om enig tegenweer te bieden.
Het slot Woerden is vooraf bedacht en op een goed gelegen plaats gebouwd om daardoor het voornemen te bewerkstelligen uitvoering te geven aan waartoe het eigenlijk was aangelegd en diende. De andere sloten in Holland waren daarentegen merendeels bij toeval geworden wat ze waren.
In het jaar 1160 heeft namelijk Godfried, de achtentwintigste bisschop van Utrecht, dit slot tegen de weerspannigheid van zijn stad doen aanleggen en sedertdien is het vele malen de oorzaak geweest van zware oorlogen tussen de Hollanders en de Utrechters. In zijn eerste tijd en wezen behoorde het aan de Utrechtse bisschop toe en naderhand is het eigen goed van de heren van Woerden geworden, totdat de samenzwering der Hollandse edelen en de daaropvolgende moord op graaf Floris de vijfde de stad en het slot Woerden door het recht van verbeurdverklaring heeft overgebracht op de Graaflijkheid van Holland.
De algemene blijdschap over deze aangename tijding binnen onze stad werd aanstonds gematigd of beter gezegd verminderd door een gerucht over de komst van Maximiliaan van Oostenrijk. De waarheid betreffende dat gerucht werd bevestigd door een bode, die op de vierde van de louwmaand in het jaar 1489 door heer Filip van Kleef vanuit Sluis was uitgezonden en in Rotterdam aankwam. Hij bracht aan jonker Frans van Brederode de boodschap over dat de koning had besloten naar Holland te komen om de steden Rotterdam en Montfoort aan zich te onderwerpen en tot gehoorzaamheid aan hem te dwingen. Ook maakten de dagelijkse geruchten Brederode ervan bewust dat de Hollandse steden bezig waren volk te werven en het zag ernaar uit dat men het op Rotterdam had gemunt.
Daarom liet de stadvoogd alle bevelhebbers en hoofdmannen in het stadhuis bijeenkomen en gaf daar een uitgebreide uiteenzetting van de komst van de koning om hun standvastigheid betreffende het naderende onweer dat van alle kanten kwam te ervaren. Doch zij gaven hem allemaal de volledige verzekering van hun goede wil en onwrikbare kalmte, eenstemmig ten heiligen zwerend dat zij de stad getrouw zouden bewaken en tot het uiterste zouden beschermen.
Na gehouden krijgsberaad werd besloten dat ze het slot en het dorp IJsselmonde, die vanwege de goede ligging de Rotterdammers bijzonder van nut waren vanwege de beveiliging van hun stad en om de vijand schade te berokkenen, zouden veroveren.
1647
Het in 1550 door Hendrik de Merode gebouwde Slot IJsselmonde
Dit slot IJsselmonde was niet het eerste oude slot dat in de tijden van de eerste Hollandse graven bekend en vermaard is geweest en sedert het minder worden van de stroom zo ver is tenietgegaan, dat de plaats van zijn grondslag niet met volkomen zekerheid te vinden is. Het is het tweede slot dat lager aan de Maas en recht tegenover de tegenwoordige (1724) mond van de IJssel omtrent een uur lopen vanaf Rotterdam gebouwd is. In het jaar 1483 is het opnieuw gebouwd door heer Floris Oom van Wijngaarden, ridder en echte zoon van heer Floris van Wijngaarden, burgemeester van de stad Dordrecht en baljuw van Zuid Holland en van vrouwe Baartje vander Boekhorst.
In latere tijden is dit slot nog tweemaal herbouwd en het slot is nu (1724) in bezit van de ambachtsheer van deze heerlijkheid.
Het eerdergenoemde besluit van de krijgsraad werd op Driekoningenavond in werking gesteld. Heer Dirk van Hodenpijl, heer Frederyk van Zevender, heer Gerard van Nieveld en Daniel Lepeltak waren de bevelhebbers van vierhonderd voetknechten met wie zij op twintig sloepen of roei-jachten in de nacht omtrent elf uur werden ingescheept en tijdens een voorvloed afvarende, eerst het dorp en vervolgens het slot zonder veel tegenweer innamen. De slotvoogd werd met zijn vrouw en kinderen in een roeischuit naar Dordrecht gezonden om er de tijding van het einde van zijn slotvoogdij en het bericht dat de overwinnaars voortaan voor de goede bescherming van het slot zouden zorgen, te brengen.
Nadat de voogdij over het slot aan Frederyk van Zevender was opgedragen en van een voldoende bezetting van tweehonderd mannen en verdere benodigdheden was voorzien, kwamen de bevelhebbers met een deel van hun vaartuigen weer terug. Daarbij komt dat de verovering van dit slot de zaak van de Rotterdammers in hoge mate heeft bevoordeeld en de vijanden veel schade heeft berokkend. Alle schepen die de Maas-, Lek- en IJsselstroom dagelijks op en af kwamen werden door de IJsselmonders in beslag genomen. Daardoor leden de steden Gouda en Schoonhoven zulke grote schade, dat het hen de lust benam om schepen te zenden en hun wederzijdse koophandel langs deze stromen te drijven.
De Rotterdamse bezettelingen, door deze gunstig verlopen aanvallen aangemoedigd, werden tot hachelijker ondernemingen geprikkeld. Brederode wilde de moed van zijn volk niet stuiten, zo lang de aanvallen niet door een zware belegering, waarover de geruchten iedere dag toenamen, verhinderd werden, want hij zag wel aankomen dat zijn zaken tegen de grote Koninklijke macht en die van het hele land, geen stand zouden houden, dan alleen door de uiterste dapperheid.
Derhalve gaf hij, nadat de eerder vermelde bevelhebbers met hun volk 's morgens om acht uur uit IJsselmonde waren aangekomen, toestemming voor een volgende aanval naar beneden de Maas af. Deze werd ook zonder dralen door driehonderd mannen in tien jachten en vier kromstevens ondernomen. Zij dreven bij afnemend water tot voorbij Schiedam en Vlaardingen tot voor het dorp Maasland, waar zij aan land gingen en een mooie buit aan boord binnensleepten, zonder echter enige brandschatting aan te richten.
Hiermee verrijkt, kwamen zij bij een afnemende vloed de Maas weer opzeilen, waar, door de Schiedammers verwittigd, hoofdman heer Niklaas Wittenhorst, met enig krijgsvolk en enkele van hun burgers aldaar in bezetting liggende, voldoende vaartuigen afzond. Deze in grote haast van wal stekende lieden zagen de Rotterdammers tussen Vlaardingen en Schiedam en raakten terstond met hen in een hevig gevecht. Dit duurde twee volle uren met evenveel voordeel en evenveel dapperheid aan allebei de kanten. Totdat de Schiedammers het uiteindelijk te kwaad kregen en met verlies van twee schuiten op de vlucht sloegen naar hun haven. De Rotterdammers hadden twaalf doden en vele gewonden en het verlies van een roei-jacht, dat de grond in was geboord. Het volk daarentegen wist zich te redden en kwam met een grote buit en een bloedige zege om vier uur in de middag thuis.
Intussen berokkende heer Jan van Montfoort zeer grote schade aan Holland en West-Friesland vanuit zijn nieuw gewonnen Woerden en maakte alle wegen en wateren onveilig. Zijn volk wist zelfs enkele rijke burgers uit Hoorn, die met hun kooplieden opwaarts trokken, gevangen te nemen en tot betaling van zulke hoge losgelden te dwingen, dat sommigen van hen niet alleen hun welvaart kwijtraakten, maar eveneens tot de bedelstaf gebracht werden.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|