(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
Hulp na bombardement 31 maart 1943
De Textielstichting werd in Rotterdam ten zeerste beziggehouden met het probleem "aanvulling der goederenvoorraden", dat nauw samenhing met de toekomst van deze instelling. De voorzitter, de heer Vegter, had een vertrouwelijke bespreking gehad met de heer Heij, van Distex (1), die op middelen zon om de Textielstichting opnieuw goederen toe te wijzen. Maar dingen, waarover de heer Heij nog moest zwijgen, kon de heer Dankelman, als inspecteur bij de Textielstichting, wel in vertrouwen vertellen. Het departement overwoog namelijk de werkzaamheden van Distex te decentraliseren, natuurlijk in verband met de snellere frequentie der elkaar opvolgende bombardementen en het werd niet uitgesloten geacht, dat de Textielstichting als onderdeel van Distex zou worden ingeschakeld. Ging men nu bij Distex om een nieuwe toewijzing vragen, dan zouden deze plannen doorkruist worden. De heer Dankelman adviseerde dan ook rustig de komende dingen af te wachten en door te gaan met het distribueren der nog aanwezige voorraden. De enige aanvulling van die voorraden zou nog verkregen kunnen worden uit de Centrale Magazijnen. De belangen van de Textielstichting waren in ieder geval bij de inspecteur in goede handen. Het was nog altijd de moeite waard zich inspanningen te getroosten. Men begon de herbevoorrading voor 812 aangesloten bedrijven. Eind 1941 waren er daarvan reeds 487 geheel voorzien, terwijl er op het eind van 1942 nog 180 bedrijven op algehele bevoorrading wachtten, waarvan 24 industriële bedrijven, 36 grossiers, 120 detaillisten.
Nog voor de uiteindelijke bespreking met Distex plaats had, werd Rotterdam opnieuw getroffen door een buitengewoon ernstige ramp, die van 31 maart 1943, waarbij moderne woonwijken in het westen der stad, gelegen in de nabijheid van de daar aanwezige stukgoedhavens, in de vroege namiddag in zeer ernstige mate door een bombardement werden getroffen. Rotterdam betreurde wederom een groot aantal doden. Niet minder dan 2.637 woningen werden totaal verwoest, 224 zwaar en 8.100 licht beschadigd. Het aantal getroffen gezinnen bedroeg in ronde cijfers 4.500. Bij de S.E.C. (2) werden hierover meer dan 12.000 aangiften ingediend. Afgezien van de schade toegebracht aan onroerend goed, bedroeg het totaal dezer aangiften ruim f 29.000.000,-, waarvan f 17.000.000,- huisraadschade. Uiteraard waren deze cijfers niet identiek aan de uiteindelijk door de S.E.C. vast te stellen schade, welke niet onaanzienlijk lager placht te liggen. Nog in de nacht van 31 maart op 1 april 1943 kwamen de verschillende instanties, die op enigerlei wijze betrokken waren bij de gevolgen van deze ramp ten stadhuize bijeen. Deze bijeenkomst heeft op de leden van de S.C.V.R. (3) een onuitwisbare indruk van beklemming achtergelaten. Dr. F. Lichtenauer heeft er op ons verzoek een ooggetuige-verslag van gegeven, dat een luguber tijdsbeeld met fotografische gelijkenis schildert:
"Het was donker, regenachtig weer met sterke wind. Lang na het officieel toegelaten uur en ondanks het daaraan verbonden risico spoedden allen, die leiding hadden bij enige vorm van het hulpwerk, zich door de totaal verlaten straten naar het stadhuis in een gemoedsstemming, welke volkomen paste bij de weersomstandigheden van die sombere nacht. Het was in de grote kamer van burgemeester en wethouders een schouwspel om nimmer te vergeten. Aan het hoofd van de omvangrijke, ovale tafel troonde de N.S.B.-burgemeester (4) Müller, aan wie mag worden nagegeven, dat hij op zulke ogenblikken alleen en uitsluitend opkwam voor de belangen van de getroffen stadgenoten. Aan de tafels en op afzonderlijke stoelenrijen daarachter waren de mannen gezeten, van wie thans bijstand in de nood werd verwacht. Uit de aard der zaak behoorden zij in overgrote meerderheid tot de trouwe vaderlanders. Op enkele punten vielen daartussen vreemde types op te merken, triviale en soms afstotelijke gezichten, zich samenvoegend als eilanden te midden van de grote groep van degenen, wier aanwezigheid men kon en mocht verwachten. Dat waren - gunstige uitzonderingen daargelaten - de mannen van de nieuwe orde, van de "technische hulpdienst" en hoe de nieuwe instellingen meer mochten heten. In de debatten kwam die uiteraard niet tot uiting. Ieder moest in die dagen zijn eigen gedachten en overleggingen wel voor zich houden. Zo werd het bijvoorbeeld zwijgend opgenomen, toen de burgemeester op een gegeven ogenblik een vraag stelde aan een invloedrijke hoofdambtenaar uit de N.S.B.-groep, die zich moeizaam verhief van zijn plaats op één van de achterste rijen en in een lichtelijk zwaaiende stand mompelend een antwoord over zijn lippen bracht, dat niets, maar dan ook niets met de gestelde vraag had te maken. Zulk een blijk van dronkenschap bij zulk een man op een ogenblik, waarop van hem het uiterste mocht worden gevergd, passeerde officieel onopgemerkt. De burgemeester - wat moet er op dat ogenblik in hem zijn omgegaan? - ging rustig door met het stellen van vragen en het plaatsen van opmerkingen, als ware dit incident volledig aan hem voorbijgegaan. Hoe moeilijk het ook vallen mocht: de vergadering werkte door, want tienduizenden verkeerden in de diepste nood en konden slechts hulp verwachten van geslaagd overleg op deze sinistere samenkomst, welke zich tot laat in de nacht uitstrekte."
Natuurlijk werd van de zijde van de S.C.V.R. toegezegd, dat al het mogelijke zou worden gedaan om de slachtoffers van nieuwe gebruiksgoederen te voorzien. De dienst van de Stichting werd daarop met de andere betrokken instanties gehuisvest in een schoolgebouw aan de Roemer Visserstraat, waar de hulpverlening was gecentraliseerd. Gelijktijdig ontstond er een massale toeloop naar het Beursgebouw, waar het Bemiddelingsbureau Huisraadaankopen Getroffenen met ingang van 5 april 1943 zijn deuren openstelde uitsluitend voor gedupeerden. De Stichting bracht zo spoedig mogelijk gegevens omtrent de omvang van de schade ter kennis van verschillende Rijksbureaus waar deze diepe indruk maakten. Met grote spoed werden extra contingenten grondstoffen en afgewerkte producten ter beschikking van de S.C.V.R. gesteld en alle betrokken diensten en dochterinstellingen verzetten met grote inspanning een enorme hoeveelheid werk. Distex, dat in andere delen des lands zelfstandig de verzorging van de slachtoffers van het oorlogsgeweld met textielgoederen ter hand placht te nemen, deed voor Rotterdam ook ditmaal een beroep op de Textielstichting. Wie over deze hulpverlening de beschikbare documenten bestudeert, moet tot de conclusie komen, dat het in de steeds moeilijker wordende omstandigheden bereikbare, ook inderdaad in het belang van de getroffenen is verwezenlijkt.
De textielpositie was reeds slecht geworden. Niettemin werden de herbevoorradings-werkzaamheden energiek voortgezet. In totaal werden ingenomen 5.050 verzamelstaten en 90.300 leverings- en puntenmachtigingen of afleveringsbewijzen. Voor dit ene onderdeel waren regelmatig 6 personen van de Textielstichting werkzaam, welk aantal op de inleveringsdagen werd aangevuld met 7 Inspecteurs van Distex. Voor de uitreiking der artikellijsten waren gemiddeld 15 à 20 man nodig. Na de ramp van 31 maart 1943 werden de herbevoorradingswerkzaamheden ten gunste van de grossiers voor het grootste gedeelte stilgelegd, daar Distex een beroep deed op de medewerking van de Textielstichting bij de herbevoorrading der Rotterdamse detaillisten, op basis van de door hen aan oorlogsgetroffenen geleverde goederen. Deze herbevoorrading vond plaats om de Rotterdamse textielhandel schadeloos te stellen voor de enorme bressen, die in zijn toch al niet ruime voorraden waren geslagen, en om het alle getroffenen mogelijk te maken zich van nieuwe textielgoederen te voorzien. Wij vinden dit vermeld in een verslag door de Textielstichting uitgebracht over de werkzaamheden verricht in het tijdvak 23 maart 1943 tot 12 oktober 1943. Dat de grootte van de schade en vooral van de huisraadschade reeds zo spoedig bekend was, dat op 12 oktober bovengenoemd rapport kon worden uitgebracht, wijst op de werkelijk weergaloze voortvarendheid van de S.E.C., waarvoor de heer H.M.de Boer een woord van hulde niet mag worden onthouden. Eveneens hierbij een woord van hulde voor de Textielstichting. Haar Inlichtingendienst bracht ongeveer 1.900 adviezen uit aan detaillisten, die deze persoonlijk kwamen inwinnen, terwijl er 2.200 telefonische adviezen werden gegeven. Dit werk moest echter van 12 juni tot 28 juni 1943 stopgezet worden in verband met de verplichte inventarisatie van de gehele textielhandel. De daarna ingestelde bepalingen nopens de textieldistributie maakten directe herbevoorrading van detaillisten onmogelijk.
Noten:
Distex = Distributie Textiel
S.E.C. = Schade-Enquête-Commissie
S.C.V.R = Stichting Centrale Voorziening Rotterdam
N.S.B. = Nationaalsocialistische Beweging
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|