Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De Rotterdamse haringvisserij in de Gouden Eeuw

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Haringvliet en klik op ENTER




De Rotterdamse haringvisserij in de Gouden Eeuw

visser (16K)

Gedurende het aanvangstijdperk der Republiek en nog geruime tijd daarna, in het eerste kwartaal der 17e eeuw, bleef de haringvisserij voor Rotterdam een van de voornaamste welvaartsbronnen, waarin brede lagen van de bevolking hun bestaan vonden. Een goede 80 buizen brachten geregeld hun vangst in Rotterdam ter markt en vonden gedurende de winter een ligplaats in het speciaal daartoe in de opwassen buiten de Oostpoort gegraven Buizengat. De betekenis van de visserij vond een officiële erkenning in een verklaring van het stadsbestuur, dat haar in 1599 als de "hoofdneringe" van de stad kwalificeerde.
Volgens Dr. Nicolaes Zas, die inzage heeft gehad van de boeken van de penningmeester der Groote Visscherij, was het geen zeldzaamheid, wanneer op 1 dag voor f 20 à f 30 000 aan haring binnen Rotterdam werd verkocht en als door 6 Rotterdamse buizen, in compagnie uitgerust, 700 last haring gevangen werd, die f 60 000 in contanten opbracht. Waar alleen al met de haringvisserij zoveel geld verdiend werd, was het niet te verwonderen, dat de strijd tegen de Spaanse overheersing met des te meer kracht voortgezet kon worden, of zoals Dr. Zas het uitdrukte:

Reizigers, die in de aanvang van de 17e eeuw Rotterdam bezochten, waren eenstemmig in hun oordeel over de bloei, die de stad aan de haringvisserij en al wat daarmee samenhing, ontleende. Een Venetiaan noemde Rotterdam de grootste haringvisserijstad in Holland; de Amsterdamse burgemeester Pieter Cornelisz Hooft schreef in 1615: "Rotterdam en Enkhuizen vloeyen zoozeer over van de buyssevaert, dat ze schijnen dezelve qualick te kunnen verzwelgen" en in Le Petit's Nederlantse Republijcke, die in datzelfde jaar het licht zag, wordt van Rotterdam gezegd: "Dese stadt werd van daghe te daghe rijcker, eerstlicken door de ordinarisse harinckvaert met heure grote buyssen, wel toegherust ende ghewapent".

vloot (37K)

Scheepstimmerlieden, zeil- en blokmakers, lijndraaiers, leveranciers van allerlei scheepsbenodigdheden en victualiën "en andere diergelijcke luyden, die meestal van seer cleyn vermogen sijn" namen vaak voor een gedeelte in de uitreding van een buis deel. Deze vrij algemene wijze van geldbelegging der kleine, weinig kapitaalkrachtige burgerij maakte het noodzakelijk de haring zo spoedig mogelijk na de uitvoer uit zee tegen contante betaling te verkopen en uit de opbrengst de verschillende crediteuren voor hun leveranties te kwijten en de gages van het scheepsvolk te betalen, om daarna het surplus over de gezamenlijke reders om te slaan.
Was het vissersbedrijf door de kwade kansen van een ongunstige weersgesteldheid op zich reeds riskant, de vijandelijkheden ter zee vormden zowel voor als na het Bestand een voortdurende bedreiging voor zijn veiligheid en rendabiliteit, vooral sedert Parma van Duinkerken een Spaanse oorlogshaven aan de Vlaamse kust had gemaakt en de vandaar uitvarende oorlogsschepen en particuliere kapers of commissievaarders de Hollandse handels- en vissersvloten grote schade toebrachten.

In 1631 werden door Admiraliteit en Visscherij 12 konvooiers ter bescherming van de haringbuizen uit de Maassteden in zee gebracht, die onder bevel stonden van de Briellenaar Witte Cornelisz. de With volgens een door de prins van Oranje als admiraal van het zeewezen verleende instructie. Ook trachtten de Rotterdamse reders zich wel voor vijandelijke aanvallen te vrijwaren door bij de Regeering der Spaansche Nederlanden paspoorten of saufconduits te kopen.

Samenvatting van een oude notariële akte van 30 augustus 1645 uit het stadsarchief van Rotterdam:

Cornelis Cornelissen van Rotterdam, 14 jaar, verklaart op verzoek van Cornelis en Balthasar Harmensz, kooplieden in Amsterdam, dat de haringbuis, waarop hij voer onder stuurman Theunis Willemsen en boekhouder Willem Bastiaensen, op 24 juli op de terugreis met een lading haring door een Duinkerker fregat, waarop Clement ter Heyden de kapitein was, is veroverd. Zij hebben twee dagen met het fregat op zee gevaren. Na een schermutseling met een loodsboot bij Texel zijn zij terug naar Duinkerken gevaren, waar zij met nog een andere haringbuis ten oosten van Duinkerken op het strand zijn gelopen. Admiraal Tromp heeft het scheepsvolk aan boord genomen en de buis in brand geschoten. Zondag daarna heeft schipper Anthony Aertsen hen overgenomen. Op 1 augustus zijn zij in Rotterdam aangekomen. Zie ook aktenr. 309.

Het tweede kwartaal van de 17e eeuw vertoonde een achteruitgang van de Rotterdamse haringvisserij. Aandelen in haringbuizen schenen in deze periode hun aantrekkelijkheid als geldbelegging grotendeels verloren te hebben en de haringrederij ging haar arbeidskrachten meer en meer betrekken uit de Hollandse kustdorpen, daar de ambitie van de Rotterdamse burgerij op den duur meer scheen uit te gaan naar de profijtelijker grote vaart. Een tijdelijke opleving bracht in 1638 de vestiging van tien Delfshavense haringkoper-reders te Rotterdam.
In de vroedschapsvergadering van 16 januari 1638 werd namelijk onder belofte van geheimhouding meegedeeld, "datter seeckere luyden sijn, die aengeboden hebben met de Regeringhe te comen in handelinge, waeruut soude comen te ontstaen, een notabel voordeel tot vermeerdringhe van de neringhe ende welvaert deser stede, waervoer bij deselve luyden werden versocht ende geëyst seeckere sommen van penningen, neffens seeckere commoditeyten, die haer van stadtswegen souden werden gegunt". De vergadering benoemde een commissie om met hen in onderhandeling te treden en te trachten tot overeenstemming te komen "ten meesten dienst en minsten laste deser stede". Nog dezelfde dag werden de voorlopige contracten getekend, zodat in de vergadering van 25 januari meegedeeld kon worden, "dat de coopluyden van Delfshaven hebben beloeft ende haer verbonden alhier te comen met haer tienen, dat is hare familien, haren handel ende wes daervan dependeert ende hier souden brengen 40 haeringschepen, die òfte haer selfs eygen toecomen, òfte waervan sij het bewint hebben".
Als tegenprestatie verbond de stad Rotterdam zich, aan ieder van hen ter tegemoetkoming in de onkosten van verhuizing en omdat de reders hun vaste goederen in Delfshaven onder de waarde zouden moeten verkopen, een som geld uit te keren of gratis een stuk grond ter bebouwing af te staan. Bovendien kregen zij gezamenlijk een erf om er een taanhuis op te bouwen, benevens verschillende voorrechten als vrijdom van verponding, van schuttersdienst en van het bekleden van stadsambten.
De nieuwe burgers vestigden zich merendeels aan het einde van de Leuvehaven op de grond, die zij daartoe van de stad gekregen hadden. De ten noorden van dit terrein gelegen straat, die vroeger aangeduid werd als Nieuwe steeg, heette voortaan in de volksmond Havenaarsteeg (later heette ze Wijde Nieuwsteeg). Vooral de gebroeders Dane brachten daar hun bedrijf tot grote bloei. Zij werden eigenaars van pakhuizen, zoutketen en taanhuizen en konden zich weldra onder de vermogendste kooplieden rangschikken. Blijkens het kohier van de 200sten penning werd Dane's vermogen in 1654 geschat op f 50 000.

Omstreeks het midden der 17e eeuw stond de Hollandse haringvisserij op het hoogtepunt van haar bloei. Zelfs nog in 1665 mocht Oudaen zeggen: "De haringhvaart en handeling derzelve is alhier tot zulk een vermaartheyd gestegen, dat de Rotterdamse brand in alle gewesten boven andere vermaard is en tot hoogere geldingh verkocht kan worden". Naar schatting waren er omstreeks 1650 in Holland en Zeeland ongeveer 2000 haringbuizen in de vaart. Daarna liep dit aantal vrij snel terug, zodat Pieter de la Court het in 1669 taxeerde op 1000. Want de Engelse oorlogen hadden het vissersbedrijf een geduchte knak gegeven. Nog voor de eerste Engelse oorlog kwamen talrijke klachten binnen over door Engelsen genomen of geplunderde buizen.

Toen in 1652 de vijandelijkheden tussen Tromp en Blake aanvingen viel de haringvloot kort na het uitzeilen als eerste slachtoffer. In 1653 had de Generaliteit geen konvooischepen beschikbaar, zodat men zich behielp met het uitreiken van commissiën, een soort kaperbrieven, aan sommige stuurlieden van buizen. Maar niemand had het nodige vertrouwen in zo'n bescherming en de haringvloot werd dat jaar door de reders dan ook thuis gehouden. Na de vrede van Westminster in april 1654 werd de visserij met de aanvang der teelt hervat, maar de klachten over geweld door Engelse oorlogsschepen aan Hollandse buizen gepleegd hielden niet op. De oorlog met Zweden werd door de Engelsen zelfs aangegrepen als een middel om de haringvloot met Engelse van Zweedse kaperbrieven voorziene schepen te bestoken.
In 1664 begonnen Hollanders en Engelsen elkaars schepen in volle vrede te nemen en 26 januari 1665, nog eer de oorlog verklaard was, verboden de Staten-Generaal voor het eerst het uitzeilen van alle vaartuigen, hetzij koopvaardij- of vissersschepen. Pas op 1 juli 1667 werd dit verbod ingetrokken, maar toen was wegens het vergevorderde seizoen de beste tijd voor de haringteelt voorbijgegaan. Het ongeluksjaar 1672 bracht mee dat de vissersvloot opnieuw opgelegd moest worden. In 1675 en 1677 stonden de Staten-Generaal en Frankrijk elkaars schepen de vrije visserij toe, doch beide keren werd die toestemming spoedig weer ingetrokken.

Na de Vrede van Nijmegen (augustus 1678) scheen een periode van opleving in te treden: tussen de jaren 1679 en 1689 wijzen de jaarrekeningen van het college der Groote Visscherij op overschotten in plaats van tekorten. Maar toen in 1690 de oorlog met Frankrijk hervat werd, stonden de Duinkerker kapers weer gereed om de Hollandse en Engelse haringschepen buit te maken. In de volgende jaren werd aan de vergunning tot uitzeilen ter visvangst de voorwaarde verbonden, dat elke stuurman een vijfde van zijn bemanning ter beschikking van de Admiraliteit moest stellen om op 's Lands vloot te dienen. Ook verbood Holland het loskopen van door de Duinkerkers genomen buizen om hen althans de grofste winst te onthouden. Met de Vrede van Rijswijk (september 1697) kreeg de diep in de schulden geraakte visserij weer enkele jaren gelegenheid om op adem te komen, tot ze door de Spaanse successieoorlog voor een nieuwe beproeving werd gesteld. Zo boorden, volgens een bericht in de Europeesche Mercurius, Franse oorlogsbodems in 1703 vier konvooyers in de grond en verbrandden ze een aanzienlijk gedeelte van de Hollandse haringvloot.

De Vrede van Utrecht, die op 11 april 1713 tot stand kwam, is een mijlpaal in de geschiedenis: hij belichaamt de ondergang van Frankrijks continentaal imperialisme en het begin van het Engelse overwicht in en buiten Europa. Voor de Verenigde Nederlanden betekende hij het eind van hun positie van aanzien in de wereld.
Toen met de Vrede van Utrecht eindelijk een periode van ontspanning voor de Republiek aanbrak, kwijnde de eens zo bloeiende haringvisserij; jarenlang had ze volkomen stilgelegen, steeds was ze uitgeoefend onder kostbaar konvooi zonder daardoor gevrijwaard te zijn geweest tegen zware verliezen. Gedwongen stilstand in dit bedrijf betekende gedwongen inkrimping, temeer omdat het verboden was schip en tuig aan het buitenland te verkopen; want wanneer er niet gevist werd, verminderden de schepen in waarde, terwijl het vlottende kapitaal, dat doorgaans aan tuig, netten en lonen werd besteed, als het niet voortdurend uit de opbrengst van de vangsten werd aangevuld, gedwongen was een andere belegging te zoeken.

haringvliet1930 (48K)




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

5 Maart 2015