(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
Een tak van de familie Van Stolk honderd jaar in de graanhandel
Hertaling.
Bij circulaire van 4 oktober 1847 gaven Adriaan Pieter en Cornelis Eliza van Stolk officieel kennis van het feit, dat zij zich gevestigd hadden als graanhandelaars onder de firma Gebroeders Van Stolk, "welke wij zo vrij zijn in U Ed. vertrouwen aan te bevelen". Hiermee werd door deze twee jonge mensen de grondslag gelegd voor een firma, die reeds na korte tijd een belangrijke plaats in Rotterdam innam en die in 1947 tot de eerste in het land behoort.
Adriaan Pieter en Cornelis Eliza waren de twee jongsten van de zeven zoons van Cornelis van Stolk Azn. en Anna Joanna Havelaar. Cornelis van Stolk Azn. nam in het toenmalige Rotterdam een belangrijke plaats in. Hij was één der firmanten van de houthandel A. van Stolk & Zonen; tevens lid van de Kamer van Koophandel en van de Rotterdamse gemeenteraad. Vermoedelijk is hij de eigenlijke oprichter der firma Gebroeders Van Stolk geweest. In de Kamer van Koophandel had hij zitting voor de handel met het noorden en de Oostzee. Dit vond zijn reden in de houthandel, doch hierdoor kwam hij tevens in aanraking met de streken, die, in mindere mate dan voorheen, nog steeds als een graanschuur voor West-Europa beschouwd werden. Doch ook in ons eigen land had Cornelis van Stolk contact met de graanhandel. Zijn vader, Abraham van Stolk Jansz., had in 1809 behoord tot de oprichters van de Wilhelmina-polder op Zuid-Beveland en sinds 1834 was Cornelis van Stolk lid en later voorzitter van het Hoofdbestuur van de Wilhelmina-polder. Als zodanig correspondeerde hij met de directeur van de Wilhelmina-polder, I.G.J. van den Bosch, en in een aan deze gerichte conceptbrief spreekt Cornelis van Stolk over de "nieuwe firma zijner kinderen". Zeer waarschijnlijk moet men dan ook in de betrekkingen van Cornelis van Stolk Azn. tot de Wilhelmina-polder een der oorzaken van de oprichting van de graanhandel Gebroeders Van Stolk zien.
In deze jaren bood de graanhandel zeker de mogelijkheid zich een goede toekomst te verschaffen. Deze tak van handel had in de Franse tijd een volkomen wijziging ondergaan. Tijdens de Republiek was de Nederlandse graanhandel, met Amsterdam als middelpunt, erop gericht geweest, hier te lande grote voorraden uit de Oostzeelanden aan te voeren, om dan vanuit deze gewesten andere Europese landen van koren te voorzien. De politieke veranderingen na 1795 hadden echter ook een wijziging van de economische structuur van ons land ten gevolge. De handel werd door de voortdurende oorlogstoestand sterk belemmerd en tenslotte maakte het Continentaal Stelsel alle verkeer over zee onmogelijk. Onder die omstandigheden was de Nederlandse bevolking in veel hoger mate dan voorheen aangewezen op de productie van de eigen landbouw, die zich in deze jaren sterk ontwikkelde. Na 1813 kon de graanhandel niet meer de plaats van voorheen innemen en was er in hoofdzaak op gericht graan voor de Nederlandse bevolking in te voeren. Een enkele maal werd graan naar Engeland uitgevoerd, welk land met zijn toenemende industrialisatie zelf niet in de behoefte aan graan kon voorzien. Deze graanhandel op Engeland concentreerde zich in Rotterdam, ook vroeger reeds het punt, waar de Engelse betrekkingen samenkwamen.
In 1835 waren in Nederland, ondanks hevige protesten van de handel, tot "bevordering der belangen van den landbouw" schaalrechten naar Engels model ingevoerd. Daarbij daalden en rezen de invoerrechten, al naar gelang van een klein of een groot aanbod op de binnenlandse markt, zodat de Nederlandse landbouwer van een minimum prijs verzekerd was. Voordelig voor de landbouw, werkte dit systeem echter hoogst nadelig voor de graanhandel. De protesten uit handelskringen vermochten echter niets en pas onder de drang der omstandigheden kwam er in 1845 verandering. In dat jaar was de aardappeloogst totaal mislukt. Leest men de rapporten van de gouverneurs in de provinciën uit die dagen, dan blijkt hieruit voortdurend van de "algemene bekommering", ontstaan door het misgewas der aardappelen en de daarmee verband houdende stijging der prijzen ook voor andere levensmiddelen. Het gevolg was een toestand, die voor een groot deel der bevolking niet ver van hongersnood verwijderd was. Eind 1845 werden toen verschillende bepalingen der wet van 1835 tijdelijk gewijzigd en in 1847 werden de schaalrechten vervangen door vaste in- en doorvoerrechten, die niet ver afweken van de door de graanhandel voorgestelde.
In 1847 was de graanvoorziening in Nederland nog moeilijk. Op een desbetreffende vraag van de gouverneur van Zuid-Holland berichtte de Rotterdamse Kamer van Koophandel op 10 mei 1847, dat "de gezolderde voorraad (graan) niet noemenswaardig is", en stemde tevens in met het voorstel om Zijne Majesteit zijn stoomschepen te gebruiken "ter bevordering der aankomst der met graan beladen schepen in onze havens". Als gevolg hiervan vertrokken de oorlogsschepen "Cerberus", "Suriname" en "Semarang" naar Elseneur om de graanschepen door de Sont en het Kattegat te slepen. In deze zelfde tijd vindt men de jonge Adriaan Pieter van Stolk, die volgens eigen mededeling reeds sinds 1840 in de graanhandel werkzaam was, druk in de weer voor zijn op te richten firma. Op 19 januari 1846 wendt hij zich tot burgemeester en wethouders van Rotterdam met een rekwest, waarin hij mededeelt, "zich ter dezer stede als handelaar in granen" te willen vestigen, waartoe hij een tafel op de graanmarkt nodig heeft en B. en W. verzoekt hem er één te willen aanwijzen. De graanmarkt werd toen gehouden in de Korenbeurs, waar de monsters der aangevoerde granen op de tafels der verschillende graanhandelaars werden uitgestald.
B. en W. haastten zich niet een beslissing te nemen op het verzoek van A.P. van Stolk en op 6 augustus 1847 geeft deze dan ook "met gepasten eerbied" te kennen, dat hij nog steeds "UEdel Achtbrer goedgunstige beschikking wachtende is", doch dat hij zich intussen met de graanhandelaar W.H. van den Bergh M. Wzn. heeft verstaan om voorlopig een deel van diens tafel te mogen gebruiken. Hij verzoekt dan de goedkeuring van B. en W. op deze regeling, welke hem bij besluit van 18 augustus 1847 wordt verleend. De tafel, die hij hierbij voor een gedeelte in gebruik kreeg, was tafel 20. In welke verhouding hij tot Van den Bergh heeft gestaan, is niet duidelijk. Willem Hendrik van den Bergh werd in 1817 geboren en was dus slechts enkele jaren ouder dan A.P. van Stolk, die bij de oprichting van zijn firma 25 jaar was. In de adresboeken van omstreeks 1850 vindt men W.H. van den Bergh als graanhandelaar vermeld; in de volkstelling van 1849 daarentegen staat hij als kantoorbediende aangeduid. Kort na de oprichting der firma, op 20 maart 1848, wendde ook Cornelis Eliza van Stolk zich tot B. en W. met verzoek om toewijzing van een tafel op de Korenbeurs, doch voorlopig zonder resultaat. Gebroeders van Stolk kregen eerst in 1850 een eigen tafel op de graanmarkt, en wel no. 19. In het desbetreffende besluit van B. en W., gedateerd 4 januari 1850, wordt echter tegelijkertijd de vergunning om van een deel van tafel 20 gebruik te maken, ingetrokken. Een week na deze beslissing dienden Gebroeders Van Stolk reeds een rekwest in, waarin zij zich tevreden tonen over het verkrijgen van tafel 19, maar waarin zij tevens verklaren het gedeelte van tafel 20 niet te kunnen missen, "dewijl zij dikwijls verpligt zijn tot het opeenstapelen, onder de tafel plaatsen, alsmede het niet ter markt brengen van monsters, hetgeen reeds onaangenaamheden met de eigenaars ten gevolge heeft gehad".
Bij besluit van B. en W. van 6 februari 1850 wordt hun dan toestemming verleend, om behalve tafel 19 een gedeelte van tafel 20 te gebruiken. In 1855 wendden zij een poging aan om tafel 20 in haar geheel in gebruik te krijgen, daar zij "vernomen hebben, dat de heer W.H. van den Bergh M. Wzn. Het gebruik van zijne tafel zoude opzeggen" en "zij eene tweede tafel voor de monsters hunner aanvoeren volstrekt behoeven". In hoeverre dit streven succes had, blijkt niet duidelijk.
In deze tijd was de firma Gebroeders Van Stolk gevestigd aan de oostzijde van de Gapersteeg, de toenmalige benaming voor het deel van de Vissteeg tussen Zuidblaak en Wijnstraat. Later verhuisde de firma naar de Wijnhaven; in het adresboek van 1858 wordt op Wijnhaven 206 het kantoor van Gebroeders Van Stolk vermeld. Dit pand stond op het terrein, waar later het Assurantiehuis werd gebouwd. Het pand aan de Gapersteeg en dat aan de Wijnhaven 206 (later genummerd 23) waren, voor zover is na te gaan, door Gebroeders Van Stolk gehuurd. Ten aanzien van het pand aan de Wijnhaven, blijkt dit uit een tweetal brieven van 25 april en 12 mei 1882, waarin gesproken wordt over vertrekken, die er op zolder bijgebouwd moesten worden en waarvoor toestemming van de verhuurder nodig was. In 1883 wordt J. van der Crab als eigenaar van het pand Wijnhaven 23 genoemd. Op 2 mei 1889 werd echter ten overstaan van notaris P.C. van Vollenhoven het koopcontract gesloten, waarbij de firma Gebroeders Van Stolk voor f 35.000,- eigenaar werd van het pand Wijnhaven 109.
Deze verhuizing houdt naar alle waarschijnlijkheid verband met de verkoop van het pand Wijnhaven 23, dat in oktober 1889 werd geveild. Gebroeders Van Stolk zijn in 1889 korte tijd gevestigd geweest aan de Wijnstraat; op 23 mei van dat jaar dienden Gebroeders Van Stolk, "kantoor houdende aan de Wijnstraat no. 61", een rekwest bij B. en W. in met het verzoek om goedkeuring voor een verbouwing van "ons pand aan de noordzijde van de Wijnhaven, no. 109". Bij besluit van B. en W. van 14 juni 1889 werd voor deze verbouwing vergunning verleend. Wijnhaven 109 bleef het adres der firma tot aan de noodlottige meidagen van 1940, toen ook dit pand het lot van de gehele oude binnenstad deelde en in vlammen opging. De firma betrok in september 1940 kantoorlokalen in het Minervahuis aan de Meent.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|