Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De Rotterdamse glasblazerij in de Gouden Eeuw

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Delfshaven en klik op ENTER




De Rotterdamse glasblazerij in de Gouden Eeuw

hoffman (27K)

Ruïne van de afgebrande glasblazerij Hoffmann in Kralingen

In het aanvangstijdperk der Republiek was de glasfabricage zeker niet van grote betekenis voor het Rotterdamse bedrijfsleven. Hoewel het niet aan pogingen ontbroken heeft om haar blijvend aan deze stad te binden.
De eerste van die pogingen ging uit van Claes Jansz. Wijtmans, die van de Staten-Generaal octrooi wist te verkrijgen tot het maken van "huis- ende veynsterglas". Hij ontving daartoe van de Vroedschap in 1614 enige erven aan de nieuw gegraven dwarshaven tussen de Wijnhaven en Scheepmakershaven, die later naar zijn bedrijf de naam van Glashaven kreeg, in bruikleen om daar en nergens anders "in gestadigen arbeyt" met minstens elf helpers gedurende de tijd van zijn octrooi de glasblazerij uit te oefenen. Kwam hij het contract na, dan zou de grond zijn eigendom worden. Zo niet, dan verviel alles weer aan de stad. Wijtmans schijnt zich al spoedig aan de zaak onttrokken te hebben om zich uitsluitend op de plateelbakkerij toe te leggen. In 1629 sloot hij een overeenkomst met de regering van Utrecht om met zijn zoon in die stad "witte banketschotelen, geconterfeyte perceleynen" en dergelijke te bakken. Het glashuis ging over in andere handen en kreeg in 1643 een andere bestemming, doordat Pieter van Rijsoort er een plateelbakkerij in vestigde.

Aan de noordzijde van de Hoogstraat werd in 1615 een glasfabriek opgericht door de plateelbakker Hendrick van den Heuvel en een zekere Cretentius Thomer, die in dat jaar vergunning kregen om "cristalijne en andere gemeene drinkglaesen te mogen maken, ook mede te trekken alderhande manieren van coralen ende beugels ende platen van spiegelen, mitsgaders alderhande cristalijne glaeswerk", welk privilege in 1634 met negen jaar werd verlengd.

Nog tijdens het Bestand werd een derde glasblazerij opgericht door een Rotterdams buskruitmaker als nevenbedrijf bij zijn buskruitmolen en salpeterziederij aan de Hoge Heul, doch dit glashuis zou slechts korte tijd bestaan. Enkele Venetianen, die tegen het midden der eeuw hun geluk beproefden met een bedrijf aan de Boompjes, hadden al even weinig succes en zagen zich een paar jaar later genoodzaakt hun onderneming te liquideren. Ook in de tweede helft van de 17e eeuw werden verschillende pogingen in het werk gesteld om de glasblazerij duurzaam te Rotterdam te vestigen, maar ook toen zonder blijvend resultaat.

Gualtherus Hennekijn, meester van het glashuis op de hoek van Scheepmakershaven en Jufferstraat, wist in 1690 van het glas- en aardewerkverkopersgilde te bedingen, dat de gildebroeders al hun glaswerk, zowel fijn als grof, uitsluitend van zijn glashuis moesten betrekken tegen contante betaling van f 7,30 per 100 stuks en "rariteyten" naar de geschatte waarde. Voor de detailverkoop werd een minimumprijs van 2 st. per stuk vastgesteld. Hennekijn zijnerzijds was gebonden door de belofte bij export naar het buitenland met zijn prijzen steeds 5 st. per 100 stuks te blijven boven die der gildebroeders. Niet lang daarna deed Hennekijn zijn zaken aan de kant.

De Vroedschap, van oordeel, dat de wederoprichting van "important interest" voor de stad was, stond zijn meesterknecht Nicolaes Jacquet toe, het bedrijf weer op gang te brengen. In de resolutiën van 14 februari 1696 lezen we echter, dat de koopman Jacob Norre, "bij onmagt off gebreke van Nicolaes Jacquet, glasblaser in 't glashuys alhier, 't selve glashuys omtrent twee jaeren op eyge kosten met het maken van allerley glasen tot noch toe heeft doen continueren" en dat hij zijn zaken gaarne zou uitbreiden door op het erf naast zijn huis aan de Glashaven achter de Zuiderkerk "Engelsche botteltjes van diverse soorten" te gaan fabriceren, mits de stad het bouwen en inrichten van het fabrieksgebouw voor haar rekening nam. Burgemeesters en rekenmeesters vonden dit laatste voorstel echter zo onbescheiden, dat zij de onderhandelingen afbraken en de Vroedschap keurde hun handelwijze goed. Twee jaar later werd het "getimmerte van het gewesene glashuys" aan de Jufferstraat met de grond door de stad verkocht.

Het blazen van "botteltjes" was inmiddels ter hand genomen door de koopman Cornelis Houtman c.s. op een stadserf bij de Schiedamse poort. Op 16 september 1697 deden de compagnons het bedrijf over aan twee Londense glasblazers, John Collins en Joseph Covey. Dit onder voorwaarde dat deze overeenkomst ongeldig zou zijn, wanneer de overheid er toe mocht besluiten geen glasblazerij op die plaats te dulden. Er hing dus klaarblijkelijk al zo iets in de lucht. En inderdaad, toen in 1698 de vaststelling van de rooilijnen voor de bebouwing van het plein bij de Schiedamsepoort (Vasteland) bij de nieuwe Zalmhaven bekend werd, beklaagden Houtman en zijn compagnons zich er bij burgemeesteren over, dat de glasblazerij, waarvoor zij octrooi hadden gekregen, "aldus soude werden ingetrocken ende mitsdien affgebroken". Burgemeesteren beweerden echter, dat zij de glasblazerij "niet anders dan als genoegsaem geabandonneert hadden aengesien en daerom geen reflexie daerop hadden genomen". De Vroedschap achtte het in verband met de nabijheid van de pas gebouwde Schotse kerk en met de verdere bebouwingsplannen van het plein ongewenst, dat de glasfabricage daar ter plaatse eventueel weer ter hand genomen werd en besloot de huur van het erf niet meer te verlengen. Covey (Collins was intussen gestorven) zocht en vond nu steun tot voortzetting van het bedrijf bij een te Rotterdam wonend landgenoot, de koopman Nicolas Pitt, die het met machtiging van de Delftse regering in 1699 overbracht naar Delfshaven.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

2 April 2015