Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Inleiding van het Gidsje van het Museum voor Land- en Volkenkunde te Rotterdam september 1929

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Inleiding van het Gidsje van het Museum voor Land- en Volkenkunde te Rotterdam september 1929

Hertaling.

Het museum voor volkenkunde heeft het doel het cultuurbezit van volken aanschouwelijk te maken door het tentoonstellen van voorwerpen die betrekking hebben op hun huiselijk leven, hun versiering en kleding, hun landbouw, visserij en jacht, hun handwerk en hun eredienst, in het kort: op het stoffelijk en geestelijk bezit in verschillende streken van de aardbol. Wel begint men doorgaans met hetgeen veraf ligt, en vermoedelijk heeft dat een historische grond; veel is er in vroegere tijd meegebracht door reizigers, zeevarenden vooral, omdat het vervoer ter zee zo gemakkelijk was, die in den vreemde curiositeiten meepakten voor de thuisblijvers; stukken die lange tijd in de familie bleven, mee verhuisden en al de lotswisselingen doormaakten, die voorwerpen ondergaan waarmee men in een ordelijk huishouden eigenlijk geen raad weet. Tezamen gebracht in een leegstaand huis, vormden zij bijeen met allerlei voorwerpen uit het dierenrijk, de kern van het rariteitenkabinet, waaruit de meeste musea zich ontwikkeld hebben. In kleine musea kunnen de sporen van deze oorspronkelijke toestand dikwijls nog zeer goed waargenomen worden. Toch is bij een iets meer dan oppervlakkige beschouwing op te merken, dat niet de verre afstand alleen, het hebben en houden van die mensen van elders belangrijk maakt.

Het landbouwgereedschap en alles wat met de akkerbouw in uitgebreide zin, ook folkloristisch, verband houdt, zoals men dit in 1929 nog vindt in verschillende streken in Nederland, is allicht even belangrijk als de voorwerpen en gewoonten die bij het landbouwbedrijf op Borneo horen. En het merendeel der bezoekers van een museum weet van beide, laat ons zeggen, evenveel. Zij, die het verschil kunnen uitleggen tussen een zeis, een zicht of pik en een sikkel, alsook het gebruik van elk van die gereedschappen, zijn niet zo heel talrijk! Het onderscheid tussen de verschillende typen van onze boerenwoningen en wat daarbij behoort, is niet van minder belang dan de verscheidenheid, die er bestaat in de vormen van woningen op Sumatra. Maar een museum, dat een volledig, historisch beeld zou moeten geven, ware het slechts van alleen het landbouwbedrijf met al zijn lokale verschillen, zou door zijn omvang een ál te dure inrichting worden. Toch gaat men in het buitenland en vooral in Amerika, in omstreeks 1929 steeds verder in die richting.

Er is inderdaad in onze onmiddellijke omgeving op het gebied van volkenkunde allerlei merkwaardigs aanwezig, maar veel meer trekt wat ons bereikt van verre. Bijna niemand ontkomt aan de bekoring daarvan; onwillekeurig tracht men zich te verplaatsen in het leven, de opvattingen, de omgeving van veraf wonende medemensen. Het idee, dat hoofdzakelijk wat van "wilden" en "zwarten" komt, de moeite waard is bekeken te worden, wordt door het bezoek aan een etnologisch museum eerder versterkt dan verzwakt; daar vindt men toch veelal hoofdzakelijk bijeen wat afkomstig is van veraf wonende mensen, die al spoedig zwart of wild heten; allerlei door de natuurmens gemaakte dingen, de rariteiten van weleer, tastbare uitingen van de menselijke geest, aan dezelfde wetten van verspreiding en ontwikkeling gebonden als de voortbrengselen der natuur.

Een museum kan doen zien dat de have, in uitgebreide zin, van deze veraf-wonende mensen niet alleen op zichzelf belangstelling verdient, maar ook van nut kan zijn voor de verklaring van hetgeen in onze eigen omgeving gevonden wordt. Alles is betrekkelijk en door vergelijken valt er veel te leren, ook in zulk een etnologisch museum, wel is de vergelijkende volkenkunde in 1929 nog een jonge wetenshap, maar toch leert zij reeds, dat er op alle punten der aarde in denkwijze en gewoonten van zeer verschillende volken tal van overeenkomsten te vinden zijn; immers zelfs in de verst van elkander verwijderde streken van de aardbol doorloopt de mens in hoofdzaak dezelfde ontwikkelingsgang. Tevens leert zij, dat veel van hetgeen bij min of meer primitieve volken nog krachtig en in volle omvang leeft en een verklaring vindt in hun meer primitieve beschouwingen en opvattingen, men dit evenzeer aantreft bij volken die zich hoogst beschaafd noemen; maar hier meestal slechts als een onbegrepen gebruik, waarvoor men vaak in verkeerde richting een verklaring zoekt. Hij, die aan de oppervlakte der dingen blijft, vindt het onderscheid in de verschillende mensenrassen het grootst, wie dieper doordringt - en het etnologisch museum te Rotterdam zet daartoe aan - komt al snel tot de overtuiging, dat er meer gelijkheid, meer overeenkomstigs is dan hij oorspronkelijk meende. Ons eigen persoonlijk kunnen komt er dikwijls slecht af en menigeen zal het museum verlatende, zich afvragen waaruit onze hoog geroemde grotere ontwikkeling eigenlijk bestaat. Zij, die veel gereisd, gezien, gelezen hebben, zijn in de regel dan ook minder vaardig in het oordelen; men wordt al begrijpender, voorzichtiger.

Het is nog niet zo heel lang geleden, ondanks onze beschaving, dat bijvoorbeeld een Chinees in zijn landskleding bij ons nauwelijks over straat kon gaan zonder een voor hem hinderlijke aandacht te trekken. Men weet, dat "een rare Chinees" in het Nederlands betekent: een zeer zonderling persoon, iemand die zich bijster vreemd gedraagt. En terecht, nietwaar? Chinezen spreken van westnoord en van westzuid, hun kompasroos begint bij het zuiden en hun officieren dragen kralen halskettingen, lopen met waaiers en stijgen rechts te paard. Chinezen eten met houten pennen en drukken bij een ontmoeting niet elkaars maar hun eigen handen; een boek lezen zij van achteren naar voren, de regels van rechts naar links; niet aan de voet staan de noten, maar boven aan de bladzijde; de paginering vindt men onderaan en de inhoud van een hoofdstuk aan het eind daarvan. Een gast plaatsen zij aan de linkerhand, hun rouwkleur is wit en bij het trouwen van de dochter des huizes is er geween en geklaag. De mannen dragen jurken, de vrouwen broeken; ginds zit een kerel als een boom kant te naaien op een dameshoed en in de haven hanteren de vrouwen de riemen der roeiboten. Tot voor kort hadden de dames opzettelijk verschrompelde voeten waarop zij niet konden lopen, en de zoon die eens heel lief wilde zijn voor zijn vader, gaf deze een doodskist ten geschenke.

Veel hiervan is in de laatste tijd anders geworden, maar hoe dan ook - met deze voor ons zonderlinge gebruiken stonden de Chinezen aan de spits der beschaving toen Europa in de Middeleeuwen was, hun rijk bezat toen reeds een staatsregeling, waaronder een derde van het menselijk geslacht in vrede en voorspoed leefde en een uitgebreide letterkunde welig bloeide. Niets was er destijds dat de Chinese beschaving stoorde in haar kalme ontwikkelingsgang. Zij is gebleven. Egypte, Griekenland en Rome zijn ten onder gegaan; de oude Hindoese, Chaldeeuwse en Assyrische beschavingen zijn grotendeels verdwenen van de plaats waar zij ontstonden. Dit dient bij de beschouwing van gewoonten en begrippen wél in het oog gehouden te worden. Uit het westen is er tenslotte beroering gebracht in China. Van gelijke, althans gelijkvormige verschijnselen was sprake op uiteen liggende punten van de aardbol. De oorzaak van deze eigenaardige overeenkomsten wordt verschillend verklaard. Volgens sommigen zou hierin te zoeken zijn, dat door de gelijkheid van de menselijke geest, de mens overal op de aarde, onafhankelijk van andere invloed, onder gelijke omstandigheden ook tot ongeveer gelijke uitkomsten is geraakt. Volgens anderen zou men bij eendere verschijnselen veelal aan overbrenging en overneming hebben te denken. Beide factoren kunnen tot die overeenkomst hebben geleid en voortgezette onderzoekingen naar de verplaatsing der volkeren leerden, dat men tot nu toe te weinig de gelijkvormigheid van verschijnselen heeft toegeschreven aan directe aanraking.

De etnologie mag een deel der algemene beschavingsgeschiedenis heten en wel een zeer belangrijk deel, omdat zij ons in veel gevallen de oorsprong leert kennen van allerlei gebruiken en maatschappelijke verschijnselen om ons heen. Aannemende, dat de etnologie van hoog belang geacht kan worden, als een wetenschap, die de strekking heeft de geest te verruimen, dan volgt daaruit de betekenis van een etnologisch museum voor een publiek, dat iets wenst te leren, want zulk een museum is als het ware een illustratie van hetgeen men uit de boeken omtrent de volkenkunde kan leren. Het geeft een beeld van het leven der volken, voor zover zulks door voorwerpen, afbeeldingen en kaarten aanschouwelijk kan worden gemaakt. Sommige voorwerpen, die op het leven van die volken betrekking hebben, vallen geheel of bijna geheel buiten het bestek van een museum, andere daarentegen zal men er ruim vertegenwoordigd vinden, bijvoorbeeld alles wat betrekking heeft op versiering, kleding, woning, voeding, bewapening, kunst en eredienst.

Er is in zo'n museum, voor hen, die er bij toeval eens binnenlopen, zoveel zonderlings, dat zij in lange tijd niet terugkomen, afgeschrikt als zij zijn door allerlei onbegrijpelijks. Het is echter niet nodig, zelfs niet wenselijk, te trachten de gehele inhoud van een museum te laten zien; museumbezoek heeft stellig het meeste nut voor de bezoeker die wéét waarvoor hij komt en zich, tot dat veelal beperkte doel bepaalt. Men zal zich vooraf vertrouwd hebben te maken met het denkbeeld, dat ieder voorwerp in zijn juiste betekenis doorgrond en in het juiste verband beschouwd wil zijn. Niet iedereen heeft tijd voor etnologische studiën, en daarom is bij een groot aantal voorwerpen een korte toelichting nodig, die de anders nietszeggende of soms schijnbaar lachwekkende zaken omschrijven. Daar zijn bijvoorbeeld de voorwerpen, die op de primitieve eredienst betrekking hebben en door een toelichtend woord in een geheel ander licht verschijnen; maar eigenlijk is op ieder onderdeel der verzamelingen van toepassing, dat een woordje tot verklarende hulp de meeste bezoekers welkom is; een toelichting door woord en beeld zal hen op korte en bondige manier moeten helpen, zo zij iets aan hun bezoek gehad zullen willen hebben.

Het Rotterdams etnologisch museum tracht zoveel mogelijk de gehele beschaving van een volk te doen kennen en dus vindt men er ook een aantal voorwerpen, die men zou kunnen rangschikken in de rubriek, welke men het beste aanduidt met het woord "volkskunst", waarbij echter valt op te merken, dat voorwerpen, waarin de kunstuiting van de maker gelegd is, in de regel niet de producten van een industrie betreffen, maar voor eigen gebruik vervaardigd zijn. Men zal een overvloed vinden van fors gesmede wapens, fraai vlechtwerk, rijk bewerkte krisscheden en gevesten, koper-, goud- en zilversmidswerk, van inlandse weefsels en houtsnijwerk. Daarbij is ernaar gestreefd datgene te weren in techniek of motieven, dat in de latere tijd door rechtstreekse westerse invloed is ontstaan. Primitieve kunstuitingen zijn dikwijls van fundamenteel belang, vooreerst om de vaak symbolische betekenis, die vorm of versieringsmotief kan hebben; bij volken zonder schrift in de gewone zin, vervangt vorm en versiering der voorwerpen dikwijls schrift; ten tweede omdat menigmaal het nasporen van de oorsprong en van de ontwikkeling van zulk een motief wel tot een belangrijke uitkomst kan leiden, en óók omdat uit de overeenkomst van versieringsmotieven bij verschillende volken soms gevolgtrekkingen gemaakt kunnen worden ten opzichte van de invloed door het ene volk op het andere uitgeoefend, of aangaande gelijkheid van herkomst. Hoe zelfs bij de meest primitieve volken de drang bestaat tot het versieren van allerlei voorwerpen voor dagelijks gebruik, valt allerwegen op te merken; niet om zodoende die voorwerpen kostbaarder of voor anderen aantrekkelijker te maken, teneinde ze voor hogere prijs van de hand te kunnen doen, want van verkopen is in het geheel geen sprake. Het vermooien zit in de aard der mensen; de neiging om zich op te sieren ging vooraf aan de vraag naar kleding. De gelegenheid die het etnografisch museum te Rotterdam biedt om de kunstuitingen van vreemde volken te zien, te vergelijken en te bestuderen mag gerust een der voornaamste bestaansredenen van zulk een instelling genoemd worden.

Onjuist is de mening, dat alles, wat een etnologisch museum te zien geeft, met hoogst primitief gereedschap gemaakt is, de zilversmid die het filigraanwerk van de Padangse Bovenlanden knutselt, en de gongsmeden die te Semarang hun bedrijf uitoefenen, beschikken over een respectabel aantal werktuigen. Daartegenover staat, dat ook nu nog bij enkele stammen der bergbevolking van Nederlands Nieuw-Guinea het gebruik en zelfs het bestaan van metaal in 1929 nog geheel onbekend is en de gehele houtbewerking daar nog geschiedt met stenen bijlen, stenen messen, schelpen en de snijtanden van knaagdieren. Krijgt zulk een bevolking opeens de beschikking over ijzeren gereedschap, dan ziet men meestal dat het harmonische in hun werk verbroken wordt. Van belang is het ook te zien op welke wijze de grondstoffen voor kleding worden verwerkt, en welke versieringsmethoden op de kleding worden toegepast. Op deze wijze bekeken is elk etnografisch museum, al naar de uitgebreidheid en het peil van zijn bezit, een min of meer onmisbaar apparaat voor de studie der vergelijkende volkenkunde of etnologie. Tevens is het een instituut van waaruit het best een zekere controle kan worden uitgeoefend op de betrouwbaarheid van het werkmateriaal, dat door tussenkomst van de lang niet altijd weldoordachte of vrij van tendentie zijnde literatuur, de etnoloog bereikt, tenminste voor zover dit aan stoffelijk cultuurbezit heet te zijn ontleend. Het is daarnaast een arsenaal waar zowel op technisch als op kunst- en kunsthistorisch gebied belangrijke gegevens zijn te vinden. In verband met het voorafgaande wordt in het Rotterdamse museum voortgegaan met het aanbrengen van korte opschriften, ter verklaring van het doel der voorwerpen. Inmiddels is er voor een gidsje, als de bezoeker thans in handen heeft, wel plaats. Allicht vindt hij iets erin, dat voor hem nieuw is of hem ontgaan was, iets dat hem aanleiding geeft tot overdenking en herhaald bezoek.

Een groot deel der tentoongestelde voorwerpen is afkomstig uit de Oost-Indische Archipel of Indonesië, deel uitmakend van het koninkrijk, en uit het omliggend cultuurgebied. Dit spreekt welhaast vanzelf en het heeft ook deze goede zijde, dat het publiek erdoor in de gelegenheid wordt gesteld, in het bijzonder kennis te maken met de beschavingstoestand van die volken, welke ons, Nederlanders, het naast aan het hart moeten liggen. Eenzijdig is daardoor het museum wel, al kan de Oost-Indische Archipel met zijn talloze volkeren en volksstammen een wereld op zichzelf genoemd worden, van welke de inwoners vaak onderling meer verschillen dan bijvoorbeeld Engelsen met Turken, en dat niet alleen in uiterlijk, doch ook in leefwijze, gebruiken en gedragingen. Men hoeft dan ook slechts de tentoongestelde voorwerpen, herkomstig van Java en van Nias, met elkaar te vergelijken, om in te zien, hoe vaag en onbepaald het is te spreken van de inlander van de Indische Archipel. Bij herhaaldelijk bezoek aan het museum begint men weldra het in het oog vallende van elk volk, het typische, voor zover zich dat in zijn cultuurvoortbrengselen openbaart, te onderscheiden, en al snel zal men in staat zijn, zonder nadere inlichtingen, uit de aanwezigheid van sommige voorwerpen, de bijzondere vorm van enig wapen, dan wel het voorkomen van een bepaald versieringsmotief of iets dergelijks, met vrij grote zekerheid te zeggen van welk volk of van welk eiland in de Archipel het betrokken cultuurbezit afkomstig is.

Bij de rangschikking der voorwerpen in de kasten is de geografische volgorde in acht genomen, d.w.z. de voorwerpen van één eiland, één streek zijn bijeen geplaatst. Met de eilanden der Stille Zuidzee is hier begonnen, waarvoor te raadplegen is de grote kaart aan de wand, uit welk gebied men voorwerpen vindt in het oosten van zaal 1 op de eerste verdieping. Van de Stille Zuidzee is men bij het tentoonstellen der voorwerpen westwaarts gegaan, over Australië en Nieuw-Guinea en verder rondgaande, langs de zuidelijke eilandenreeks van de Archipel, dus langs Timor tot Java. Met dit eiland eindigt deze zaal. Niet de inhoud van iedere kast zal men in dit gidsje beschreven vinden, maar omtrent in enigerlei opzicht merkwaardige voorwerpen of groepen zal men een korte opmerking te lezen krijgen; ook wel een opsomming van zulke groepen, waarvan het bezienswaardige misschien niet dadelijk opvalt. Verdere bijzonderheden der voorwerpen vindt de bezoeker op de etiketten aangegeven, terwijl in elke kast op een kaartje van de Archipel wordt aangeduid tot welk gebied de voorwerpen behoren.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

28 Juli 2022